Indische kwestie (backpay)
Aan de orde is het VAO Indische kwestie (backpay) (AO d.d. 10/12).
De voorzitter:
De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie, inclusief het indienen van moties.
De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Wij spreken vandaag weer over de Indische kwestie. De afgelopen maanden waren op dit gebied heel enerverend. Dat had natuurlijk te maken met het besluit van het kabinet, gesteund door de Kamer, om de backpaykwestie te regelen. Dat is echt een mijlpaal, maar wij hebben moeten constateren dat de Indische kwestie daarmee niet geheel is opgelost. Een volgende stap is noodzakelijk. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met de backpayregeling de Indische kwestie slechts gedeeltelijk is opgelost;
constaterende dat tienduizenden personen die de oorlog in Indië hebben meegemaakt buiten de backpayregeling vallen;
constaterende dat bij "het Gebaar" de financiële tegemoetkoming aan zigeuners en joden substantieel hoger lag dan bij de Indische oorlogsslachtoffers;
spreekt uit dat om de ereschuld jegens de Indische gemeenschap in te lossen het wenselijk is, een finaal financieel gebaar te maken naar de groep die buiten de backpayregeling valt en materiële schade heeft geleden als gevolg van het volledig verlies van bezittingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 119 (20454).
De voorzitter:
Mijnheer Öztürk, u hebt één minuut spreektijd, inclusief het indienen van de moties.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Kleine partijen hebben inderdaad maar één minuut spreektijd. Vandaar dat ik zonder inleiding heel snel de moties moet voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de zogenoemde Indische kwestie al 70 jaar geen financiële compensatie voor achterstallige salarissen (backpay) en materiële oorlogsschade is gegeven;
constaterende, dat de staatssecretaris nu een kleine subgroep van 1.100 personen €25.000 per persoon geeft ter compensatie voor achterstallige salarissen;
overwegende dat het hier om stokoude mensen gaat;
verzoekt de regering, te blijven kijken naar mogelijkheden om ook de resterende groep van ongeveer 50.000 mensen compensatie aan te bieden ter algehele oplossing van de Indische kwestie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 120 (20454).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de zogenoemde Indische kwestie al 70 jaar geen financiële compensatie voor achterstallige salarissen (backpay) en materiële oorlogsschade is gegeven;
constaterende dat de staatssecretaris nu een kleine subgroep van 1.100 personen €25.000 per persoon geeft ter compensatie voor achterstallige salarissen;
verzoekt de regering, de compensatie van de 1.100 mensen alleen te zien als afsluiting van de kwestie "achterstallige salarissen" en niet te zien als afsluiting van de totale Indische kwestie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 121 (20454).
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Eind 2015 is er wat mijn fractie betreft een heel goede stap gezet in de Indische kwestie. De staatssecretaris heeft in overleg met het Indisch Platform een mooie financiële compensatie weten te realiseren. Deze lang verwachte en gehoopte financiële compensatie is een grote stap in het erkennen van het geleden leed. We hebben de staatssecretaris daarvoor gecomplimenteerd en die complimenten gelden ook het Indisch Platform, dat daaraan een belangrijke bijdrage heeft geleverd.
Wat mijn fractie betreft is het een beetje jammer dat we nu hier staan. De staatssecretaris heeft een prachtig plan gepresenteerd en bovendien heeft hij vele toezeggingen gedaan, onder andere naar aanleiding van mijn vraag om in het onderwijs meer aandacht te besteden aan de Indische geschiedenis. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij daarover in gesprek gaat met zijn collega van OCW.
Maar goed, we staan hier nu en ik heb dan toch nog een vraag over de regeling. Vlak voor dit VAO kreeg ik een e-mail waarin staat dat diverse rechthebbenden inmiddels bereikt zijn met de backpayuitkering, maar dat met name de ambassades in de Verenigde Staten, Indonesië en Brazilië niet op de hoogte zijn. Ik zou graag van de staatssecretaris horen hoe dat kan en hoe hij dat in orde gaat brengen.
De voorzitter:
Mevrouw Dijkstra was de laatste spreker. Ik schors kort, omdat de staatssecretaris nog niet beschikt over de tweede motie.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Ik zal een korte duiding geven van de moties, die zijn ingediend na het debat waarin we met elkaar uitgebreid hebben gesproken over de geschiedenis van de Indische kwestie en het overleg dat daarover is gevoerd. We hebben in het debat geconstateerd dat een integrale oplossing, waarin we naar de totaalproblematiek kijken, voor beide partijen niet tot een bevredigende oplossing zou leiden. Op verzoek van de Kamer heb ik bekeken of we in overleg met het Indisch Platform zouden kunnen komen tot een oplossing van wat de backpaykwestie is gaan heten.
Ik ben blij dat ik met het Indisch Platform tot die overeenkomst ben gekomen. Ik meen dat we in het debat ook hebben geconstateerd dat het goed is om de bladzijde nu om te slaan, met respect voor en erkenning van de gevoelens die ongetwijfeld nog niet zullen eindigen met deze regeling. Juist met respect voor de gevoelens in de toekomst lijkt het mij goed om nu een bladzijde in de geschiedenis om te slaan.
Om die reden zou ik de moties willen ontraden. Wij zijn nu gekomen waar we zijn. We hebben geconstateerd dat het verstandig is om de blik nu naar voren te richten. We moeten inderdaad proberen om onze historie met Nederlands-Indië in het onderwijs verder te verankeren, en de specifieke Indische herdenkingen, reünies en pleisterplaatsen voor de Indische gemeenschap zo goed mogelijk in de samenleving te verankeren. We moeten echter niet opnieuw gaan praten en de verwachting gaan wekken dat we verder zullen komen dan het punt dat we nu bereikt hebben. Om die reden zou ik de moties, zowel die op stuk nr. 119 van de heer Van Gerven als die op de stukken nrs. 120 en 121 van de heer Öztürk, willen ontraden.
De heer Van Gerven (SP):
De staatssecretaris heeft in zijn brief aan het Indisch Platform geschreven dat -- dit zijn mijn woorden -- er weer een stap is gezet, maar dat het boek niet volledig dicht is. Er is wel een heel belangrijk hoofdstuk afgesloten en een belangrijke pagina omgeslagen, maar het boek kan niet definitief worden gesloten. De kwestie van de backpay is weliswaar opgelost, maar niet de discussie over de materiële schade. Daar leven nog zeker …
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Gerven (SP):
De vraag is of de staatssecretaris mogelijkheden ziet om op dat vlak toch weer de discussie aan te gaan met het Indisch Platform.
Staatssecretaris Van Rijn:
Na het omslaan van de bladzijde en het richten van de blik naar voren, zou ik me samen met de Nederlands-Indische gemeenschap vooral willen richten op de vraag hoe we de verankering in het onderwijs gaan vormgeven. Hoe waarborgen we dat naarmate mensen ouder zijn en niet meer aan nieuwe generaties de geschiedenis kunnen doorvertellen, er een permanente pleisterplaats is voor degenen die het verleden willen herdenken? Er zijn nog tal van mogelijkheden om de erkenning van wat er is gebeurd in de oorlog een plek te geven, wat mij betreft een veel stevigere plek. Laten we dit hoofdstuk echter afsluiten, ook rekening houdend met de gevoelens die al langere tijd in de Nederlands-Indische gemeenschap leven en die we niet onnodig verder moeten belasten. Met respect en erkenning voor datgene wat hun is overkomen, denk ik dat het goed is om nu deze stap te zetten, en ondertussen met hen samen te werken aan de verankering van de geschiedenis in de Nederlandse samenleving. Dat is de volgende bladzijde. Laten we ervoor zorgen dat we daar heel hard aan gaan werken.
De heer Van Gerven (SP):
Ik sprak van het "finale financiële gebaar" richting de tienduizenden mensen die geen tegemoetkoming hebben gekregen in het voorstel van de staatssecretaris. Is het niet onrechtvaardig dat het gebaar van 2001 richting Joodse slachtoffers en zigeuners ruimhartiger was? Is dat niet een van de redenen dat er bij de Indische gemeenschap nog steeds frustratie is? Is dat punt niet terecht?
Staatssecretaris Van Rijn:
Het verleden kun je nooit helemaal goedmaken. De gevoelens die er leven in de Nederlands-Indische gemeenschap hebben natuurlijk ook te maken met de erkenning van het vele leed dat zij hebben geleden. Ik richt me erop dat er nu een regeling voor de backpaykwestie is getroffen. Juist de erkenning van wat er gebeurd is en het verankeren daarvan in de geschiedenis, is het allerbelangrijkst.
(vervolg) Staatssecretaris Van Rijn:
Er zijn in het verleden discussies geweest over financiële compensatie. Ik begrijp ook dat die voor sommigen niet voldoende is en dat er steeds gevoelens blijven leven. Daarom is het zo belangrijk om na deze discussie die bladzijde om te slaan en gezamenlijk te werken aan die verankering in de Nederlandse samenleving in de toekomst. Ik denk dat het echt verstandig is om dat te doen. Ik zou dus bij mijn duiding van de motie willen blijven.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Als de staatssecretaris zegt dat hij voor 1.100 mensen een oplossing heeft en als hij daarmee de bladzijde omslaat, kan ik zeggen: oké, hij heeft zijn best gedaan. Daarmee laat hij echter wel ongeveer 48.900 mensen in de kou staan. Er is onrecht gepleegd en u denkt dat u met die 27 miljoen euro …
De voorzitter:
Via de voorzitter.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Ja, via de voorzitter, de nieuwe voorzitter, de kersverse voorzitter.
De voorzitter:
En nu de vraag.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
En nu de vraag. Hoe kan de staatssecretaris nou denken dat hij een bladzijde kan omslaan van het gehele Indische verdriet door voor 1.100 mensen de problemen op te lossen?
Staatssecretaris Van Rijn:
Letterlijk en figuurlijk kan geen enkele oplossing die wij met elkaar verzinnen, het leed en de herinneringen van deze mensen compenseren. Daarom is het zo belangrijk dat wij met elkaar bekeken hebben wat wij wel en wat wij niet in financiële zin kunnen oplossen. En laten we dan bekijken op welke andere wijze wij vorm kunnen geven aan de erkenning, de gedachtenis en de herdenking van het leed van deze mensen. Ik ben mij zeer bewust van het feit dat alles wat wij verzinnen, nooit kan compenseren wat deze mensen hebben meegemaakt. Wij kunnen wel iets doen aan de backpay. Samen met de gemeenschap wil ik bekijken hoe we die erkenning en die verankering kunnen laten plaatsvinden. Dat lijkt mij een veel betere weg dan elke keer weer terug te kijken en te beseffen dat we nooit verder komen en dat we nooit tegemoet kunnen komen aan de terechte gevoelens van leed en erkenning, die er zullen blijven. We zullen moeten proberen om zo goed mogelijk naar de toekomst te werken en om dit als samenleving te verwerken.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Het probleem is dat de staatssecretaris nu al de deur sluit voor toekomstige kabinetten en toekomstige collega's van hem. De PvdA, die vandaag niet het woord voert en geen motie indient, laat daarmee heel veel mensen de komende jaren ingaan met pijn. Dat kan toch niet zo zijn? De staatssecretaris kan zeggen dat hij zijn best heeft gedaan, maar in de toekomst vindt een ander kabinet of een andere bewindspersoon die financiële middelen misschien wel. Waarom sluit de staatssecretaris die weg uit voor die mensen? Dat is het pijnlijke.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dat sluit ik helemaal niet uit. Dat kan ik ook helemaal niet uitsluiten, want daar gaat u allemaal zelf over. U moet mij beoordelen op het beleid dat ik nu heb gevoerd en de oplossing die we hebben geboden. Ik heb daarvan gezegd dat dit een in overleg met het Indisch Platform bereikte goede oplossing is voor de problematiek van de backpay en dat ik graag met het Indisch Platform wil werken aan verdere erkenning en verankering in de samenleving. Wat de toekomst brengt, weten wij allemaal niet, maar dit lijkt mij een heel goede stap om de bladzijde naar de toekomst nu om te slaan en om ervoor te zorgen dat we die geschiedenis nu op een goede manier achter ons kunnen laten. Nogmaals: daarbij besef ik dat bij al die mensen die dit leed hebben ondergaan, die geschiedenis nooit en nooit en nooit zal kunnen verdwijnen. Dat mogen wij ook niet vragen en dat kunnen wij ook niet vragen. Ik blijf bij mijn oordeel.
Mevrouw Dijkstra vroeg of de ambassades op de hoogte zijn. Er zijn al enkele uitkeringen naar het buitenland gegaan. Ambassades zijn in algemene zin geïnformeerd, maar het is duidelijk dat dat nog in specifiekere zin moet gebeuren. Dat zal de komende periode ook gebeuren. De eerste uitbetalingen vinden deze week plaats, zoals de Kamer volgens mij heeft kunnen zien. Ik zal dit signaal meenemen om bij de ambassades expliciet aandacht te geven aan deze regeling.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
ICM Redactie 18.1.2015 12:00
Op die dag staan 63 ingediende moties gepland de moties met de nummers; 119 (20454), 120 (20454)en121 (20454) staan er nog niet bij tussen deze moties waar de stemming binnen een uur plaatsvindt. De hoop uitsprekende dat de nieuwe voorzitters net als haar voorganger een hoofdelijk stemming laat plaatsvinden, zodat de Indische Gemeenschap met naam en toenaam wordt geinformeerd welke Kamerlid voor en tegen hebben gestemd.
Zie ook
http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/plenaire_vergaderingen/details?date=19-01-2016#2016A00167
Zie ook reportage