Jan de Keten's berichten (464)

Sorteer op

Albert van Prehn - Indo Rock ons cultureel paradepaardje?

10897290901?profile=originalIndo Rock ons cultureel paradepaardje? (11)  door:  Albert van Prehn

 

I can’t forget you, Pretend your happy when you’re blue, Well Mona Liza, allemaal te maken met nostalgie, verledentijd en met werkelijkheid.

Het was in het jaar 2009 dacht ik toen ik bij de maestro zelf in zijn huis was in Rijswijk.

Zoals je kunt zien heb ik drie toepasselijke titels gekozen voor deze foto.

Allereerst was de artiest er een die je niet zo maar vergeet, ook al ken je de man niet persoonlijk, zijn muziek en inspiratie deed je toch wel wat als muzikant en hoe verguisd hij ook was door sommige andere indo artiesten of in Nederland, mede vaak door zijn uitspraken die soms keihard je tegen de borst stuitten, het was zoals hij dat vond en zelf ben ik ook zo van inborst, ik zeg of liever gezegd schrijf liever, wat ik denk.

 

Of dat nou te maken heeft met de ervaringen die de mensen om jou heen je dat hebben doen bezigen, ik zou het niet weten.

Of, liever gezegd ik weet het wel, en het is zo, dat je door ervaring rijk gaat worden, en in dit geval soms niet leuk meer bent voor jouw medemens in geval van een strijd of woordenwisseling, ook met het profileren van jouw gedachten. Men zegt mij wel eens, je kwetst wel sommige mensen met jouw uitspraken, en dat is gewoon waar, maar de andere kant van het verhaal is, wie de schoen past….weet u nog wel????? Ja, u kent dat denk ik ook.

 

De titels die ik gekozen heb voor de intro, om maar gelijk in muziektermen te spreken, hebben te maken met deze foto die door Carmen was genomen nadat ik Andy een van mijn eigen telecasters heb geschonken. Het was een leuke middag en wij hebben nog heel veel over “vroeger” gepraat en over de indo muziek scene. “I can’t forget you”, ja, wie zou hem kunnen vergeten onze broeder die zowel de indo’s als ook de Molukse gemeenschap muzikaal in kaart bracht in ons land en daarbuiten.

Pretend you’re happy when you’re blue, Andy was ten tijde van mij bezoek al ziek, het was een beetje aan hem te zien, maar wisten wij veel hoe het zou gaan aflopen, zoiets daar denk je, of beter gezegd, daar WIL je op dat moment niet aan denken en dus doe je maar als of alles goed is.
Well Mona Liza, op de foto ziet men op de achtergrond een foto van zijn dochter, Lorraine, knappe meid, kan ook niet anders met zo’n vader en moeder. Het was zijn lieveling en trots, het meisje kon goed leren en wat wil je als vader nog meer?


De dag dat ik er was, was er een van gezelligheid, bescheiden zoals Andy altijd was, was hij tevens een goede gastheer. Soms maakte hij mij verlegen met zijn bescheidenheid omdat ik als muzikant toch wel respect heb voor de prestaties van de man, ongeacht of ik dezelfde muziek stijl bespeel of niet. Ik ben nooit zo ver gekomen in ieder geval, heb wel met een Amerikaanse grootheid door een paar Europese landen getoerd, de heer Nokie Edwards, nota bene de lead gitarist van The Ventures, mijn grote voorbeeld, maar Andy was mijn eerst leermeester.
Toen ik voor het eerst met hem lijfelijk kennismaakte om deel uit te maken van zijn toenmalige begeleidingsgroep in 1995, had ik niet echt de ambitie om echt een vriendschapsband met hem te zoeken.

Waar de andere muzikanten als bijen om hem heen zwierven, hield ik me afzijdig. Ik had een heel andere muziek scene waarin ik speelde en dit was eigenlijk iets van toen ik nog geen gitaar kon spelen.

Op een dag kwam Andy naar me toe, kwam naast me zitten en vroeg hoe het met me ging en of ik het wel naar mijn zin had bij zijn begeleidingsgroepje. Ik antwoordde hem dat het oké was en we raakten in gesprek over diverse muziek stijlen en natuurlijk of het indo gebeuren.
Hij gooide mij voor de leeuwen tijdens de eerste optredens door mij solopartijen te laten doen, blijkbaar beviel het hem, of wou hij mij een kans geven, ik weet het niet.


In het gesprek zei hij het volgende tegen me, iets wat ik later makkelijk kon toepassen toen ik met de Amerikaanse grootheid en country vinger picker Nokie Edwards door Europese landen trok, hij zei: “Albert het is in de muziek altijd een concurrentie van jewelste en de meeste gitaristen willen zo graag concurreren, laten zien wat ze kunnen al is het soms krempeng (gebrekkig) wat ze kunnen. Bij mij is het zo”, vervolgde hij, “dat ik de artiest ben waar men voor komt en waar men voor betaalt en als ik jou inhuur om mij te begeleiden dan verwacht ik een begeleider, en zelfs is het zo, dat als ik jou vraag om vierkant te spelen dan doe je dat gewoon want ik betaal jou en niet andersom”. Het was direct, pats boem, maar zonder enig dreigement, gewoon klink-klaar professioneel. Gelukkig ben ik geen ego man op de bühne; wat ik kan dat doe ik maar ik hou niet van concurreren omdat ik dat een teken van zwakte vind en een teken dat je geen vertrouwen heb in jouw eigen kunnen als solo gitarist. Er zijn tig betere, maar evenzo tig slechtere en wie bepaalt nou of je zo’n jago (virtuoos) bent, niet jijzelf maar het publiek toch? Als je van jezelf denkt een jago te zijn kan het wel eens hard tegen vallen als men geen zelfde gedachte heeft over jouw spel. In die trant heb ik veel met Andy gesproken.

 

Het bezoek bij hem thuis in Rijswijk was er een van een hartelijk weerzien, en de oude maestro had plezier met de telecaster die ik hem schonk, ik vond dat hij het heeft verdiend, gewoon omdat de man willens en wetens, tegen alle jaloezie en ondankbaarheid in onze indo muzikanten en ook de Molukse, in het daglicht heeft gebracht.
Ik weet dat bij dit schrijven er misschien aan aantal andere oudheden zich gepasseerd voelen, maar laten wij allemaal HEEL eerlijk zijn, het was Andy met zijn Brothers die voor het eerst op TV kwam met zijn muziekstijl en show, of niet soms?

Misschien dat anderen ook al bezig waren, maar zonder die TV beelden

lieve mensen had misschien niemand van U nu van de indo muziek gehoord laat staan op zo’n grote schaal vernomen, toch???
Hij was willens en wetens toch ons boegbeeld, verguisd, bespot, naar beneden gehaald uit jaloezie of wedijverzucht, maar hij HAD het.

Als de man optrad was er dynamiek, inspiratie, show en charisma, laten wij eerlijk zijn. Daar profiteren heden ten dage nog steeds diegenen van die hem kopieerden.
I can’t forget You, laten wij maar zeggen, Andy, we hebben een leuke tijd gehad samen al was het kort en heb ik je in een later stadium van mijn muzikale leven pas echt leren kennen.

De foto kreeg ik toegezonden van Ferry Schwab van het ICM als bijvoegsel van mijn indo rock epistel nr. 11. Het bracht gelijk weer herinneringen bij me terug.
Ik voel nog steeds de warme ontvangst en bij het weggaan liep de man beleefd mee totdat ik in mijn auto ook werkelijk wegreed.
In mijn spiegel zag ik hem nog nazwaaien toe ik de bocht nam en hij uiteindelijk uit zicht verdween.
Dat was Andy, een man die de innerlijke oosterse beschaafdheid nog steeds in zich had, hij heeft het nog en dat is niet alleen zijn muzikale begaafdheid.

Andy was een man van de oude stempel; geen man die je in het dagelijkse leven opvallend zou tegenkomen, geen bravoure maar een bescheiden en verlegen Indische sinjo, één zoals wij oorspronkelijk waren, maar door de tijd zijn vergeten. 

Lees verder…

Tempo Doeloe versus Sekarang    (Toen en Nu)

Tempo Doeloe versus Sekarang    (Toen en Nu)

10897304295?profile=original

10897305259?profile=original    


genwoordig (letterlijk) overschaduwd door de enorme moskee ernaast. Deze stond er 100 jaar geleden ook, maar dan in een bescheidener formaat
De protestantse kerk aan de aloon-aloon van Malang. De kerk wordt te

Column                                    door:  Anita Bunt

 

De donkere dagen voor Kerst, we kunnen er niet omheen.

De dagen worden korter, en buiten is het vaak koud en guur. Brrrrrrrrrrrrrr, niks aan! We trekken ons terug in ons huis, doen de kachel aan, de gordijnen dicht en sluiten ons. Er lopen nog maar weinig mensen op straat.

In Indonesië wordt het ook vroeg donker, alleen dan komt het buitenleven juist op gang, wat een verschil! Daar komen de mensen ’s avonds uit hun huizen om elkaar te ontmoeten en lekker te eten, zittend op de rand van de stoep en spelende kinderen om zich heen. Er wordt veel gekletst, gegeten en gelachen. Ik kan daar heel erg van genieten, gewoon iedere dag, iedere avond zonder jas naar buiten en elkaar ontmoeten! In December is het stil op straat in Nederland, zijn spontane ontmoetingen een uitzondering, zijn we met onze aandacht naar binnen gekeerd. Gelukkig heeft December in het koude Nederland ook zijn mooie kanten voor mij!Zoeken vrienden en familie elkaar op, om binnen bij de haard de December tradities te vieren. Zo hebben we eerst Sinterklaas met lekkere pepernoten en de mooie gedichten en dan de Advent, de dagen voor Kerst, Kerst en dan nog Oud en Nieuw.

Waar ik heel erg van kan genieten is de kerstversiering binnen en buiten. De vol verlichte kerstbomen, kerstfiguren en mooie watervallen van lampjes aan de balkonnetjes. En wat dacht je van de verlichte ramen van de huizen? De een heeft nog meer lampjes dan de ander!Het geeft mij een warm gevoel en een gevoel van saamhorigheid. Met ons allen vieren we het feest van het Licht, de geboorte van Jezus. Het lijkt alsof het licht ons met elkaar verbindt.

Verbinding is belangrijk voor ons allemaal, als mens. Wij zijn individuen en zijn (vaak onbewust) verbonden met onze familie, onze voorouders en wij als Indo’s ook met onze talrijke tradities, de prachtige magische krachten van oeroude rituelen bijvoorbeeld. Onlangs heb ik er bewust kennis mee mogen maken, tijdens een workshop en heb gevoeld wat deze “Stille Krachten” met ons en anderen kunnen doen.

De traditionele muziek, kracht-voorwerpen, de zang, rituelen, wierook en kruiden. Fantastisch! Wat een rijkdom om daarmee te werken. De Indonesische cultuur heeft ons echt heel veel te bieden, vaak meer dan dat wij ons bewust zijn. De al oude tradities en rituelen kunnen mensen op een andere manier met elkaar in verbinding brengen. We kunnen ze gebruiken op een negatieve manier, waar ik zelf geen voorstander van ben, maar juist op een positieve manier! Vaak worden de Stille Krachten negatief benaderd, ik herinner het me nog van thuis. Bij sommige gebeurtenissen werd ‘de schuld’ vaak bij de ‘Guna Guna’ neergelegd. Door deze over-tuigingen hebben velen van ons, inclusief mezelf, het positieve van deze krachten weggeschoven, zo jammer! Er zijn nog zoveel mooie dingen te doen en te bereiken door ons te verbinden met oude tradities en oma’s recepten; wat dacht je van een heilzame olie met een kruidenmengsel voor de spieren tijdens een lekkere pitjit behandeling of een beker wedang djahé om je buik te verwarmen, een gesneden bawang Merah, op de fontanel van een pasgeboren baby’tje? Simpele, maar zeer doeltreffende gebruiken die vaak krachtiger zijn dan een pilletje    of poedertje van de Westerse apotheek.

De Stille Kracht van de Gordel van Smaragd; laten we blij zijn met wat ze ons kan bieden. Als wij de wijsheden koesteren en meer open staan voor onze, verborgen, Stille Krachten en deze inzetten waar nodig om anderen te ondersteunen en te helpen, dan weet ik zeker dat we een mooi 2019 tegemoet gaan.

Selamat Tahun Baru!

Lees verder…

Recensie - Het boek "Liefde als ruwe diamant"

10897275454?profile=originalHet boek "Liefde als ruwe diamant" vertelt u onder  andere over de recente ontwikkelingen van de Indische Kwestie. Zoals U bekend dient dit dossier onder staatssecr. Martin van Rijn van VWS. Naar verwachting zal hij binnen een maand met het antwoord komen of met het voorstel.

 
Vertelt U op pagina 133 haar bronnen o.a.:
Gesprekken met Frits Bolkenstein, Herman Bussemaker oud vz - IP, Henk Beekhuis, NIOD instituut Jeroen Kapperman, Hans Vervoort, en ICM Online.

Vanaf pagina 138;
wordt het Indische Platform in beeld gebracht, en de Indische kwestie onder de loep genomen.

Vanaf pagina 140;
doet Slifraire Delhaye nieuwe Vz IP zijn kerndoelstellingen en het IP beleid uit te doeken. Brengt de ontwikkelingen in beeld de dialoog met staatsecr. Martin van Rijn van 24 mei 2013 tot het heden. 
Dan neemt Ton te Meij IP delegatie het woord over de politieke dialogen die begonnen op 12-01-2007 tot het heden.
Tot slot komt staatsecr. Martin van Rijn in beeld met zijn Veegbrief Kerstreces 20 december 2013.

Dit is slechts een topje van Liefde als ruwe diamant !

Bent U nieuwsgerig geworden over de afloop het boek is nu,

te bestellen bij calbona@gmail.com <calbona@gmail.com>
of bestel@icm-online.nl

Weergaven: 12134

Lees verder…

NEXIT, NA BREXIT?

NEXIT, NA BREXIT?

10897405270?profile=original10897405480?profile=original
Goede morgen sobat Rolo, in antwoord op jouw mail.
Het zaadje voor de carrièreplanning van onze bewindvoerders in de Kamer is al door onze sluwe R.I.P. oud premier Lubbers gelegd.

Het Europa zag hij als een unie net als de Verenigde Staten. Heb toen ook een agressief artikel geschreven Ft van Telegraaf), dat een Verenigd Europa voor de landen in Europa een brug te ver is, een Europa met diversiteit aan culturen in zich, die je noord en zuid kan verdelen. Dat Lubbers een economisch blok wilde is een keiharde must gezien China, India en de VS. Ten gevolge hiervan gingen alle bewindsvoeders in het Kabinet en in de Kamer ongemerkt over naar deze transitie, van in Brussel wil ik een zetel.
Zeker bij de topambtenaren van de Ministeries, die daar hun heil ongemerkt achter de schermen zochten. Met de collega's van de andere lidstaten werden ondoorzichtige overlegjes gepleegd, later overging in commissies, dat uiteindelijk uitmondde tot een waterhoofd. Je zag het aan het gevoerde beleid o.a. in Den Haag moest zo snel mogelijk een snelle verbinding komen bij hun nieuwe werkgever Brussel, en ja hoor binnen anderhalf uur ook nog! Op de achtergrond zie je verschillende leden van politieke partijen die daar hun dependance hebben, of een hun ambtelijke appartementen doen reizen. Vrijwillig werd een beheer gevoerd over de rechten waar deze bewindslieden ambtelijke rechten werden toe bedeeld zoals toelagen, en declaraties.
Richting het Volk doen ze net voorkomen of ze tegen Brussel zijn, terwijl het hele korps van politieke partijen en hoge ambtenaren daar definitief hun post hebben.

Velen weten niet dat een Nederlander Ruud Lubbers de basis hieraan legde, en Gerrit Zalm haast maakte om zo snel mogelijk de Euro invoerde. Niet alleen om de voordelen op het gebied logistiek - dus met een munt in alle lidstaten betalen- en economisch, maar juist om de tekorten op de begroting snel onder het tapijt te vegen, door opstellen van de Basda richtlijnen, had Nederland grote vinger in de pap. De Staatseigendommen (ondernemingen) werden verkwanseld aan buitenland. De Euro was juist voor Nederlandse Staat een ongekend marketinginstrument, immers het gulden teken behoefde alleen te worden vervangen door het Euro - teken, en met een winstopslag van 100%.

Af en toe wordt er hard toegebeten of geroepen NEXIT, of een bijsluiter geplaatst bij akkoorden of verdragen, om het Nederlandse Volk wederom het Haagsche bos in te sturen.
Wat Mark betreft de wijze waarop hij figureerde was maar 1 signaal, de nieuwe leider van Brussel te worden. Hoe je keert of draait Onze Ruud had een visionaire visie, een echte leider, die geen akkoordjes nodig had. Denk dat Nederland hem veel dank is verschuldigd, waar een klein land groot in kan zijn.

Bij de BREXIT wordt een nieuw referendum is mijn voorspelling. Het Britse Volk ziet u, wat de arrogantie binnen het Britse Parlement ten gevolge heeft. Wat May en Brussel hebben laten zien dat er vele gevolgen zijn voor alle lidstaten, in negatieve zin. Dat Britse Volk weer door politiek, parlement in de afgrond is gegooid. De handelsgeest verrijst dan in het Nederlands landschap, nu al worden voorbereidingen getroffen door de 80.000 Nederlandse bedrijven zoals o.a. de warehousing, dus voorraden worden nu daar opgeslagen etc. etc. 80.000 ondernemingen in Nederland alleen al.

Ik zie de BREXIT als een waarschuwing voor de andere lidstaten, vergeet niet al in 1994 (?) Is deze geest in de fles ontstaan, dit ontmantel je niet na 24 jaar, als een virus zal het verder verspreiden.

Bij dezen mijn politieke analyse over Den Haag, en Brussel.
Warme hugs!
Sobat Ferry sr.

Lees verder…

Indië verloren, Hollandsche arrogantie geboren


10897406262?profile=originalIndië verloren, Hollandsche arrogantie geboren

Een officieel excuus aan de Molukkers die in de jaren 50 als KNIL-militairen naar Nederland werden gehaald om direct te worden ontslagen, zou meer dan op zijn plaats zijn

Van de prachtige VPRO-serie Van Dis in Indonesië zal me, naast alle prachtige gesprekken, portretten en uitstekende commentaar van Adriaan Van Dis, vooral het ongemakkelijke (gedeelde) verleden bijblijven. Veel was er al bekend: de uitbuiting, de verdeel en heers-politiek. De Japanners die de orang belanda terug naar Europa stuurden, de Molukse zaak die nooit fatsoenlijk is opgelost (Emile Roemer refereerde er vorige week naar), de politionele acties. Van Dis heeft het op meesterlijke wijze in beeld gebracht en verweven met zijn persoonlijke geschiedenis.

Één uitzending trof me tot nu toe het meest. Het was de aflevering waarin werd gesproken over de financieel-economische afhandeling van de Indonesische onafhankelijkheid. De status van meest bevoorrechte handelspartner werd bedongen en voorts werd vastgehouden aan Nieuw-Guinea, dat nadien tot ‘model-kolonie’ werd verheven – met onder andere het beste ziekenhuis in de regio. Dit viel allemaal onder het zogenaamde FINEC-akkoord. Drees wilde zelfs compensatie voor de politionele acties, maar dat werd terecht gedwarsbomd door VN-ambassadeur Cochran. Het werd een akkoord dat met de beste wil van de wereld geen redelijke overeenkomst genoemd mag worden: Het was alsof Duitsland na de oorlog de Waddeneilanden mocht houden en haar bedrijfsleven de economische wederopbouw mocht uitvoeren. De miljarden, die Indonesië in de jaren 50 betaalde aan haar voormalige kolonisator, leverden zo een belangrijke bijdrage aan de Hollandse wederopbouw.

De te verwachten ontevredenheid aan Indonesische zijde groeide onder Soekarno. De halsstarrige houding van Nederland inzake Nieuw-Guinea resulteerde eind ‘57 in de grootschalige onteigening van Nederlandse bezittingen. De Indonesische betalingen, overeengekomen in het FINEC-akkoord, werden stopgezet en nationalisatie van bedrijven werd een feit. Een schadepost die volgens toenmalig minister van buitenlandse zaken Luns werd geschat op zo’n 4,5 miljard gulden.

Pas veel later, in 1966, werd de kwestie onder Soeharto uitgepraat en geschikt. Er werd afgezien van alle vorderingen die samenhingen met de Indonesische souvereiniteit. In plaats daarvan zou Indonesië een compensatie betalen van 600 miljoen gulden, volgens Luns ‘edelmoedigheid van Nederland.’ Vanaf 1973 betaalde Indonesië dit bedrag in dertig jaarlijkse termijnen af. 

Bovenstaande is algemeen bekend, beschreven en vastgelegd in de canon van de Nederlandse geschiedenis. We nemen het voor kennisgeving aan en gaan over tot de orde van de dag. Toch valt er nog heel wat recht te zetten om zo de gevoelens van achterstelling en vernedering weg te nemen. Het is, ook zoveel jaar na dato, nog steeds van de zotte dat Indonesië heeft moeten boeten voor haar onafhankelijkheid. Zou dit niet andersom moeten zijn? Een land valt een ander land binnen, zet het lokale volk aan het werk onder vaak erbarmelijke omstandigheden, stuurt de winsten, die daaruit voortvloeien, linea recta terug naar het moederland en eist compensatie op het moment dat dat wordt gedwarsboomd: een krankzinnige situatie! Nederland had Indonesië moeten compenseren voor eeuwenlange economische exploïtatie. Het zou een hoop good-will hebben opgeleverd en een welvarender economische partner dan nu het geval is.

Want stelt u zich eens voor, een Mozambiquaanse gasmaatschappij die Slochteren exploïteert en de winsten direct terug laat vloeien naar Afrikaanse bodem. En dat, op het moment dat Nederland dat eindelijk stop weet te zetten Mozambique compensatie eist voor ‘geleden schade.’ Nederland zou te klein zijn, en terecht! De in 2001 opgerichte stichting Het Gebaar, die voormalige geïnterneerden in Japanse kampen tijdens de Tweede Wereldoorlog, keerde per persoon €1.822 uit. Het ging hierbij om mensen die Nederlander waren of waren geworden.

De oproep die Emile Roemer afgelopen zondag deed, om een officieel excuus aan te bieden aan de Molukkers die in de jaren 50 als KNIL-militairen naar Nederland werden gehaald om direct te worden ontslagen, zou meer dan op zijn plaats zijn. Het past in het bovenstaande pleidooi voor een empatischer houding van Nederland tegenover zijn voormalige kolonie en de zo’n 800.000 Nederlanders met Indische, dan wel Molukse wortels.

Dit artikel verscheen eerder op het blog van Dennis L'Ami

Lees verder…

10897300858?profile=originalNederland hield doodstraf in Indië in stand

- Historiek maakt serieus kans op de Geschiedenis Online Prijs. Stem hier op ons! -

Afgelopen zondag werd in Indonesië de Nederlander Ang Kim Soei geëxecuteerd door een vuurpeloton. Hij werd in 2003 aangeklaagd voor betrokkenheid bij de productie van XTC en veroordeeld tot de doodstraf. Een gratieverzoek en diverse diplomatieke pogingen door de Nederlandse overheid haalden niets uit bij de Indonesische president Joko Widodo, die een hard beleid voert op het gebied van drugsmisdrijven.

‘De handhaving van de doodstraf in Ned-lndië’ in Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië 20-01-1919. (Delpher)
In Nederland werd geschokt gereageerd op de executie. Minister van Buitenlands Zaken Bert Koenders heeft inmiddels de Nederlandse ambassadeur in Jakarta tijdelijk teruggeroepen naar Den Haag. Het handelen van de minister is begrijpelijk. Indonesië zelf stelt ook alles in het werk om Indonesische burgers, die in andere landen ter dood veroordeeld zijn, uitgeleverd te krijgen. Toch zou het wellicht verstandig zijn in het diplomatieke verkeer dat momenteel plaatsvindt, enig historisch besef te tonen met betrekking tot de schending van mensenrechten door Nederland zelf. Een wijzend vingertje van Nederland als het gaat om mensenrechten, schiet in Indonesië al snel in het verkeerde keelgat.

Als we een en ander in historisch perspectief plaatsen is dat niet onterecht. Nederland zelf heeft een discutabel verleden als het gaat om mensenrechtenschendingen in koloniaal Indonesië. Nederland hield in Nederlands-Indië de doodstraf zelfs in stand.

Toen in 1870 de doodstraf in Nederland werd afgeschaft, werd in Nederlands-Indië alles bij het oude gelaten. Een veel gehoord argument was dat de inheemse bevolking minder beschaafd en ontwikkeld was en daarom nog niet klaar voor deze hervorming. Het besluit is exemplarisch voor de manier waarop werd omgegaan met strafrechtspleging in Nederlands-Indië. Het Nederlands-Indische strafrechtsysteem was vergeleken met dat in Nederland repressiever en werd meer geleid door de directe belangen van het bestuur. Er bestond bovendien ongelijkheid in het systeem door de invoering van aparte rechtbanken voor verschillende bevolkingsgroepen. In de praktijk hield dit in dat de rechtbanken waar Europeanen werden berecht, werden voorgezeten door meer ervaren juristen met betere mogelijkheden tot verdediging door een advocaat.

“Een wijzend vingertje van Nederland als het gaat om mensenrechten, schiet in Indonesië al snel in het verkeerde keelgat.”

De inheemse bevolking daarentegen werd veelal berecht door de Landraad. Deze lagere rechtbank werd tot 1869 voorgezeten door een bestuurlijke ambtenaar zonder juridische opleiding en met bestuurlijke belangen in de regio. In de praktijk legde ook een lagere rechtbank als de Landraad regelmatig de doodstraf op. Revisie door het Hooggerechtshof was de enige controle die plaatsvond op het proces, maar getuigen werden niet opnieuw gehoord en feiten konden vaak niet meer worden nagegaan. De veroordeling van onschuldigen (en het vrijuit gaan van schuldigen met een zekere invloed) kwam dan ook regelmatig voor.

In principe konden zowel Europeanen als ‘inlanders’ op het schavot belanden. Het opleggen van de doodstraf aan Europese burgers kwam echter nauwelijks voor. De ongelijkheid in het koloniale strafrechtssysteem was dan ook niet alleen te vinden in het procedureverloop van een strafzaak. Ook het type straf dat werd opgelegd verschilde per bevolkingsgroep.

Terwijl Europeanen over het algemeen in de gevangenis belandden, werd de inheemse bevolking meestal veroordeeld tot dwangarbeid. Het zou de uitstraling van het koloniale bestuur geen goed doen als ook Europeanen zichtbaar als dwangarbeiders te werk werden gesteld, zo was de gedachte. Voor de inheemse bevolking daarentegen waren dwangarbeid ‘in de ketting’ en lijfstraffen lange tijd geen uitzondering. Slagen met de rotting (rotanstok) werden al gegeven voor lichte overtredingen, zoals rondslenteren of brutaal gedrag. Ook werden jaarlijks tientallen personen veroordeeld tot de dood. In het geval van gratieverlening door de Gouverneur-Generaal – de laatste uitweg om aan de galg te ontsnappen – was de vervangende straf over het algemeen langdurige dwangarbeid.

“Ik geloof dat er weinig inlanders zijn die twintig jaren kettingarbeid of zelfs de helft overleven,” meende een van de leden van de Raad van Indië al in 1841 in een notitie bij een gratieverzoek. Zeventig jaar later, in 1912, was er nog niet veel verbetering zichtbaar op dit gebied. In dat jaar kreeg de Javaan Pa Katjoeng de doodstraf opgelegd wegens het ombrengen van de plaatselijke “Don Juan van de dessa [dorp]” die het had aangelegd met zijn vrouw. De Gouverneur-Generaal toonde clementie met de wraakzucht van de man en verleende gratie. De vervangende straf was twintig jaar kettingarbeid.

Goed voorbeeld

Pas in 1918 werd een geünificeerd Wetboek van Strafrecht ingevoerd dat van toepassing was op alle bevolkingsgroepen van Nederlands-Indië. Het Wetboek kwam deels overeen met het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Met als belangrijk en meest opvallende verschil: het behoud van de doodstraf. Ook Europeanen konden nu dus nog steeds de doodstraf krijgen in Indië, maar in de praktijk werd de doodstraf vooral aan de inheemse bevolking opgelegd. Sinds 1907 vond de uitvoering van de doodstraf – door middel van ophanging aan de galg – niet meer in het openbaar plaats. Er ging overigens wel discussie vooraf aan het opnemen van de doodstraf in het nieuwe Wetboek van Strafrecht. In 1916 werd door een comité, met de wat lange naam ‘Centraal Comité tot voorkoming van de handhaving der doodstraf in het nieuwe wetboek van Strafrecht voor Nederland-Indië en tot verbetering van het Indische Strafstelsel´, een verzoekschrift ingediend bij de koningin, waarin verzocht werd tot afschaffing van de doodstraf. Als argument werd vooral de onomkeerbaarheid van de straf gegeven. In Nederlands-Indië zou de kans groter zijn dat een onschuldige ter dood veroordeeld werd, vanwege het taalprobleem en de “onbetrouwbaarheid van inheemse getuigen”. Het argument dat de inheemse bevolking minder beschaafd en ontwikkeld was, werd nu juist een argument tegen de doodstraf, omdat hen het goede voorbeeld gegeven moest worden van hoe hogere beschaving eruit zag.

Na discussie onder de hoogste organen, waarbij de Adviseur voor Indische en Arabische Zaken C. Snouck Hurgronje als argument tegen de doodstraf aandroeg dat de inheemse bevolking weinig vrees voor de dood had door hun islamitische geloof, werd besloten tot het behoud van de mogelijkheid tot het opleggen van de doodstraf. Onder anderen minister van koloniën Th. B. Pleijte was gevoelig voor het argument dat de doodstraf nodig zou kunnen zijn in het geval van een opstand. Dit bleek het geval in 1927, toen na de communistische opstand 27 mensen ter dood werden veroordeeld, waarvan er 16 ook daadwerkelijk ter dood gebracht werden. De overige 11 kregen gratie. Dit keer lieten communisten, leden van de SDAP en vrijzinnig democraten van zich horen. Zij gaven een scherp geluid af tegen de doodstraf. In de Volksraad werd door de heer W. Middendorp van de Indische Sociaal Democratische Partij (ISDP) fel van leer getrokken tegen het strafrechtsysteem in Nederlands-Indië, waarbij hij taalmoeilijkheden tijdens verhoren, onbetrouwbare politiegetuigenissen, rassenhaat en klassenjustitie noemde als oorzaken voor vele rechterlijke dwalingen. Toch werd een verzoek van het Comité Nieuw-Indië, tot afschaffing van de doodstraf, vrij snel afgewezen. De angst voor opstanden zat er diep in; vanaf de jaren twintig werd in Nederlands-Indië een nog repressiever bewind gevoerd.

Opgeheven vinger

De doodstraf werd niet afgeschaft en tot het einde van de koloniale tijd regelmatig uitgesproken. Als een Gouverneur-Generaal tegenstander was van de doodstraf sprak hij consequent gratie uit, zoals Gouverneur-Generaal D. Fock (1921-1926), maar in de latere jaren 1929 – 1936 werd toch maar liefst 27 keer de doodstraf opgelegd aan niet-Europeanen verdacht van moord, waarvan dertien personen gratie kregen.

Vanuit de historisch ontwikkelde opvatting dat de doodstraf niet past bij een beschaafde natie, kijkt Nederland nu afkeurend naar landen, zoals Indonesië, waar de doodstraf onderdeel is van het strafrechtsysteem. Lange tijd werd echter onder het mom van diezelfde beschavingsgedachte de doodstraf wel opgelegd door het Nederlandse rechtssysteem. Dit betekent niet dat de misstanden uit een koloniaal verleden een excuus mogen zijn voor de Indonesische overheid tot het schenden van mensenrechten. Het aan de kaak stellen hiervan is het goed recht van Nederland, zeker als het een Nederlands staatsburger betreft. Wel zou het de Nederlandse minister en diplomaten sieren als zij zich tonen bewust te zijn van het koloniaal verleden en met niet al te hoog opgeheven vinger de diplomatieke arena betreden.

Sanne Ravensbergen

Sanne Ravensbergen MA is als promovendus verbonden aan het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Zij doet promotieonderzoek naar strafrechtspleging op Java (1816-1918). Daarbij maakt zij gebruik van archiefmateriaal uit de koloniale archieven in Jakarta en Den Haag. Voor dit artikel is uit dit materiaal geput. Verder is dankbaar gebruik gemaakt van de volgende werken:

Lees verder…

10897404680?profile=original

video door: de videoranger van Burgers Zoo

 

Locatie
Het overdekte tropische regenwoud “The Bush” van Burgers’ Zoo


Adres

Antoon van Hooffplein 1, 6816 SH Arnhem


Datum

22 december t/m 6 januari
(m.u.v. 24, 25, 31 dec & 1 jan)


Openingstijden
zaterdag 22 dec:      12:00 – 20:00
zondag 23 dec:        12:00 – 20:00
maandag 24 dec:     gesloten (kerstavond)
dinsdag 25 dec:       gesloten (eerste kerstdag)
woensdag 26 dec:   12:00 – 17:00 (tweede kerstdag)
donderdag 27 dec:  12:00 – 20:00
vrijdag 28 dec:         12:00 – 20:00
zaterdag 29 dec:      12:00 – 20:00
zondag 30 dec:        12:00 – 20:00
maandag 31 dec:     gesloten (oudjaarsdag)
dinsdag 1 januari:     gesloten (nieuwjaarsdag)
woensdag 2 jan:       12:00 – 20:00
donderdag 3 jan:      12:00 – 20:00
vrijdag 4 jan:             12:00 – 20:00
zaterdag 5 jan:          12:00 – 20:00
zondag 6 jan:            12:00 – 20:00


Toegangsprijs

De Pasar Malam is gratis toegankelijk met uw entreekaart voor het dierenpark.

Van 15:00 tot 20:00 betaald u slechts €10,00 entree voor Burgers’ Zoo inclusief de Pasar Malam met verschillende bekende Pasar Malam bands, zangers en zangeressen, dansgroepen, pentjak silat, kookdemo’s en een kinderprogramma!

(tot 15:00 uur: €22,00 voor volwassenen en €19,00 voor kinderen van 4 t/m 9 jaar)

Burgers’ Zoo abonnementhouders hebben gratis toegang.


Toegangskaarten

Kaarten zijn te koop via de site van Burgers Zoo:
Koop hier uw kaarten voor de Winter Pasar Malam in de Bush


Programma

Elke dag is er van 12:00 tot 15:00 uur een programma voor de kinderen met leuke workshops en knutselen.

Zo kunnen de kinderen verkleden als Bali prins of prinses en vervolgens in de traditionele kleding op het podium dansen. Ook zijn er theater voorstellingen voor kinderen, kunnen de kinderen (op z’n Indisch) zingen, dansen en muziek maken. En kunnen ze in het restaurant lekker knutselen (bijvoorbeeld wajang poppen maken), kleuren en op speelse wijze Indische woordjes leren.

Zaterdag 22 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Angklung workshop met Joop Neijndorff
Knutselen

15:00-20:00
Challenge XL
Grace Reece
Dansgroep Wahana Budaya
Kookdemo (onder voorbehoud)

Zondag 23 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Angklung workshop met Joop Neijndorff
Knutselen

15:00-20:00
Challenge XL
Hans Milane
Dansgroep Aniadi Art
Kookdemo (onder voorbehoud)

Maandag 24 & dinsdag 25 december

GEEN PROGRAMMA

Woensdag 26 december (2e Kerstdag)

12:00-17:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en muziek maken met Tante Dé (Deborah Jacobs)
Knutselen
Challenge XL
Ester Latama
Dansgroep Bali Ayu

Donderdag 27 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en muziek maken met Tante Dé (Deborah Jacobs)
Knutselen

15:00-20:00
The StreetRollers
Diana Monoarfa
Dansgroep Sekar Ayu

Vrijdag 28 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en muziek maken met Tante Dé (Deborah Jacobs)
Knutselen

15:00-20:00
The StreetRollers
Harold Verwoert
Dansgroep Sekar Ayu

Zaterdag 29 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Pentjak Silat / Gendang Workshop
Knutselen

15:00-20:00
Hot News
Ray Smith
Pentjak Silat Manyang

Zondag 30 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Pentjak Silat / Gendang Workshop
Knutselen

15:00-20:00
Hot News
Danny Everett
Pentjak Silat Manyang
Kookdemo (onder voorbehoud)

Maandag 31 december & dinsdag 1 januari

GEEN PROGRAMMA

Woensdag 2 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en dansen met Benny en Jeannette
Knutselen

15:00-20:00
Free Line
Ben Heart
Dansgroep Peduli Seni Indonesia
Kookdemo (onder voorbehoud)

Donderdag 3 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en dansen met Benny en Jeannette
Knutselen

15:00-20:00
Free Line
Harold Verwoert
Dansgroep Srikandi
Kookdemo (onder voorbehoud)

Vrijdag 4 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Djago & Mina (The Brothers Timisela)
Knutselen

15:00-20:00
Affinity
Diana Monoarfa
Batik Dance Theatre
Kookdemo (onder voorbehoud)

Zaterdag 5 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Djago & Mina (The Brothers Timisela)
Knutselen

15:00-20:00
Simply Friends
Shanelle de Lannoy
Warna Semesta Dance Collaboration

Zondag 6 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Djago & Mina (The Brothers Timisela)
Knutselen

15:00-20:00
Simply Friends
Ester Latama
Dansgroep Orchidee
Kookdemo

programma pasar malam in de bush 2018-2019 met tijden

Ontdek Indonesië in de Kerstvakantie i.c.m. Burgers’ Zoo in Arnhem

In Burgers’ Bush betreedt u de kleurrijke wereld van het tropisch regenwoud. De vochtige hitte, dichte plantengroei, geuren en geluiden laten u even met de ogen knipperen. Al snel merkt u dat er overal om u heen dieren in alle vrijheid leven!

In deze werkelijk prachtige omgeving organiseert Istimewa Events een Pasar Malam van maar liefst 12 dagen!
Met uw entreekaart van de dierentuin heeft u gratis toegang tot de Pasar Malam!

Op 24 en 25 december is er geen podium programma maar zullen er wel enkele kraampjes open zijn.
Op 2e Kerstdag is de Pasar Malam van 12:00 tot 17:00 uur geopend met een passend programma en kinderen kunnen de hele dag knutselen en oud-Indonesische spelletjes doen!
De andere dagen is er dagelijks van 12:00 – 15:00 uur een programma speciaal voor kinderen! Denk hierbij bijvoorbeeld aan liedjes zingen, muziek maken en dansen op het podium. Of knutselen, poppenkast en spelletjes spelen, maar kinderen kunnen zich ook verkleden als Bali prins of prinses en daarna een klein optreden doen voor papa en mama. Alle kraampjes van de Pasar Malam zijn ook vanaf 12:00 uur open.
Op 31 december en 1 januari is er geen podium programma maar zullen er wel enkele kraampjes open zijn.

Vanaf 15.00 uur kunt u tijdens de Pasar Malam dagen voor €10,00 euro naar binnen, terwijl het park op deze avonden pas om 20.00 uur sluit. (muv 2e Kerstdag).
Tussen deze tijden is er een zeer gevarieerd, wervelend en uitgebreid programma op 2 podia. Met de beste bands, zangers en zangeressen, kookdemonstraties en dansdemonstraties!

Lees verder…

Iedereen migrant #5: Indische Nederlanders

Iedereen migrant #5: Indische Nederlander

Gemangeld tussen twee culturen

De ouders van Nina Anthonijsz.
De ouders van Nina Anthonijsz.  Er schuilt veel tragiek in de geschiedenis van Indische Nederlanders: gedwongen Indonesië te verlaten na de onafhankelijkheid maar nooit echt welkom in Nederland. “Ik hoorde eigenlijk nergens bij.”

Het boek van de Nederlandse koloniale aanwezigheid in Indonesië kan nog lang niet dicht. Eind november was er nog ophef over gepland wetenschappelijk onderzoek naar het Nederlandse militaire optreden tussen 1945 en 1950 als reactie op het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid. En een maand eerder kreeg het boek Tempo Doeloe, een omhelzingvan Kester Freriks veel kritiek. Met Tempo Doeloe wil hij ‘eerherstel voor het Nederlands-Indië zoals het eens was’. Want door alle nadruk op het koloniale geweld is de in Jakarta geboren schrijver de herinnering aan ‘die mooie tijd’ afgenomen, vindt Freriks.

Identiteit is complex

“Kester Freriks moet eens over het hek van zijn Indische tuin heen kijken. Het Indonesische volk heeft ‘die mooie tijd’ heel anders beleefd”, zegt historica Lara Nuberg (28), die afgelopen maand regelmatig de degens kruiste met totok (in Indonesië geboren witte) Freriks. Ze deed dat op de radio, op debatpodia en op haar eigen blogGewoonEenIndischMeisje.

Nuberg: “Anderhalf jaar geleden maakte ik met mijn familie ter gelegenheid van mijn moeders zestigste verjaardag een reis door Indonesië. Het was voor mij de tweede keer dat ik de geboortegrond van mijn oma bezocht. Net als tijdens die eerste reis voelde ik direct een verbondenheid met het land. Ik herkende zoveel van mijn oma en haar zus. Na thuiskomst was ik ervan overtuigd dat ik hier meer mee moest gaan doen. Toen ben ik begonnen met het schrijven van een boek en ben ik ook met de blog gestart.”

De ouders van Nina Anthonijsz.
De ouders van Nina Anthonijsz.


Indische Nederlanders zijn het product van kolonialisme

Tweet dit

De identiteit van de Indische Nederlanders is volgens Nuberg een complexe zaak. Dat wordt beaamd door tweedegeneratie Indische Nina Anthonijsz (53), wier beide ouders Indisch waren. “Indische Nederlanders zijn het product van kolonialisme, omdat ze van oudsher geboren zijn uit – meestal – een Nederlandse vader en een Indonesische moeder. Ze zijn niet Nederlands maar ook niet Indonesisch. Mijn ouders hadden geen besef van koloniale onderdrukking, ze waren tieners in het koloniale tijdperk. Ze koesterden de herinnering aan een paradijselijke periode.” Hetzelfde geldt voor de oma van Nuberg. “Zij vond dat de Indonesiërs ‘haar land’ hadden afgepakt.”

Denken in rassenscheiding

Nuberg neemt dat haar oma niet kwalijk. “Dat was haar wereld. Ze vond het normaal dat het personeel voor de deur op een matje moest slapen in plaats van in een bed. En ze begreep er niets van dat Indonesiërs gewelddadig werden in de Bersiap-periode. Ik vraag me wel eens af of ze zich ooit echt realiseerde wat het betekent om Indisch te zijn.”

Lara_Oma_klein
Lara (links) en Lara’s oma.

“Mijn ouders keken op tegen witte Nederlanders”, zegt Nina Anthonijsz, “Vanuit hun kindertijd waren witte Nederlanders degenen die het voor het zeggen hadden. In Indonesië waren de echte rijke mensen altijd wit. Er bestonden daar geen arme witte mensen. Dat associeerden ze dus met ‘beter dan wij’ zijn.”

De Indische identiteit wrong al in de koloniale tijd, stelt Lara Nuberg, want de ‘Indo’s’ kwamen voort uit verre van gelijkwaardige relaties. “Dat werd me nooit verteld. Ik ontdekte het pas toen ik onderzoek ging doen.” In haar eigen familiegeschiedenis stuitte ze rond 1900 op het schrijnende verhaal van haar betovergrootmoeder. “Zij was een njai, een concubine – veel Nederlandse mannen leefden samen met een Indonesische, maar trouwden niet. Mijn betovergrootvader erkende de kinderen die ze samen kregen, maar stuurde haar vervolgens weg. Ze heeft haar kinderen nooit meer gezien. Hij nam toen een nieuwe vrouw tot njai. De kinderen kregen ingepeperd dat ze niet met ‘het volk’ om mochten gaan, en zeker niet met moslims. Het denken in rassenscheiding is Indische Nederlanders met de paplepel ingegoten.”

Niet opvallen

Dat verleden wordt nog wel eens weggemoffeld door Indische mensen, vertelt Nuberg. “‘In mijn familie kwam geen njai voor’, zeggen ze. ‘Weet je dat zeker? Ook verder terug in de familiegeschiedenis niet?’ reageer ik dan. Dit zet je eigen afkomst toch wel in een ander daglicht. Ik hoor Indische mensen nogal eens beweren: ‘ik heb niks met het slavernijverleden, Surinamers kruipen te makkelijk in een slachtofferrol’. Dan denk ik: duik eens dieper in je eigen familiegeschiedenis.”

Na 1945 werd gaandeweg duidelijk dat er voor de meeste Indische Nederlanders geen toekomst meer was in Indonesië. Op het uitroepen van de onafhankelijkheid door de latere president Soekarno volgde de gewelddadige Bersiap-periode. In 1949 werd Indonesië formeel onafhankelijk. Zo’n 350.000 Indische Nederlanders vertrokken naar Nederland, een land dat ze niet kenden. “In Nederland kregen mijn ouders het pas echt zwaar”, zegt Nina Anthonijsz. “Mijn vaders diploma’s werden hier niet erkend, hoewel ze op Nederlandse scholen waren behaald. Hij moest dus onderaan beginnen, en belandde op de salarisadministratie van de GVB. Hij was heel serieus en had een keihard arbeidsethos. Dat werd door Hollanders gezien als slijmen. Toen hij werd gepromoveerd tot hoofd van de salarisadministratie kwamen de scheldpartijen: ‘die bruine moet eruit’. Op z’n 52e werd hij afgekeurd vanwege hoge bloeddruk en hartproblemen.”

Lees verder…

Het boek "Rapport traktaat van Wassenaar" druk I is nu te bestellen,

10897346269?profile=original

kost € 50 exclusief verzendkosten, donaties boven € 50 ontvangen het boek kosteloos. Met de aanschaf van het boek (rapport) neemt U deel aan ACTW66. Dit houdt in dat collectief deelneemt aan de claimorganisatie ACT66 (actie comite traktaat Wassenaar 1966) .

ACTW66 die als claimorganistatie namens de deelnemers dwingt zo nodig via procedures om Nederlandse staat over te laten gaan tot uitbetaling dit conform het gesloten verdrag. De inzet (eisen) is het boek met titel "Uitbetalen op basis van traktaat van Wassenaar" 


Inschrijvingen via info@icm-online.nl.  Boek bestellen via bestel@ICM-online.nl

Lees verder…

Klus om een eiland bij Jakarta maken

onderdeel van Jakarta Baru Master Plan.

10897294494?profile=original10897281292?profile=originalKlus: eiland bij Jakarta maken

(bron Telegraaf)

De Nederlandse baggeraars Boskalis en Van Oord gaan samen een kunstmatig eiland aanleggen voor de kust van de Indonesische hoofdstad Jakarta. Daarmee is een bedrag gemoeid van €350 miljoen, dat gelijk over de twee partijen wordt verdeeld. Op het nieuw op te spuiten eiland van circa 160 hectare worden woningen en bedrijfspanden gebouwd. De aanleg vergt 20 miljoen kubieke meter zand, dat uit lokale wingebieden zal worden gehaald. In de dichtbevolkte regio rondom Jakarta is grote behoefte aan nieuw land om de bevolkingsgroei op te vangen. In Jakarta zelf wonen ruim tien miljoen mensen. In 2018 moet de klus gereed zijn.

ICM Redactie.

Dit is een onderdeel van het al omvattende Jakarta Baru Master Plan  van toenmalige burgemeester Jokowi van Jakarta dat al begon met de voorbereidingen in 2009. Ingenieursbureaus en investeerders uit Rotterdam ontwikkelde verder het totale plan dat in 2014 moest aanvangen en loopt tot 2023. Hiermee worden ruim 640.000 Fte' s (banen) geschapen alleen al in Indonesie. Het Jakarta Baru Master Pan omvat ruim 18 deelgebieden; 7 nieuwe elektrische centrales, metro, duurzame vuilverwerkingen, watermanagement, nieuwe haven, nieuw vliegveld, perphique, lange brug etc. etc,

Niet alleen de ontwikkelingen van het plan met die oplossingen, maar ook grote buitenlandse investeerders moesten voor de realisatie worden gevonden.

 

In dit traject hebben de Nederlandse ondernemingen veel hinder gehad door het neokoloniaal gedrag naar van politiek Den Haag tegen de republiek Indonesie. In tegenstelling tot de andere landen zoals Duitsland, Japan en China werden die partijen fors gesteund om de gunfactor allen verstevigen om die orders binnen te slepen. Angela Merkel was frequent in Jakarta, waar Nederlandse regering in alle rijstvelden ontbraken. Ook nadat de deze onderneming wanhopig een beroep deden op Mark Rutte. Een grote gemiste kans voor de Nederlandse economie, de krenten worden door de andere partijen als Japan, China en Duitsland uit de pap gehaald.

 

Die burgemeester van Jakarta met een populatie van 14 miljoen is nu president van de republiek Indonesië.

 

Zie presentatie Jakarta Baru Master Plan van Jokowi; http://youtu.be/hGtol65OeUg

Lees verder…

10897291880?profile=original10897256074?profile=originalRIE HOLTKAMP VOCHT TIEN JAAR GELEDEN SAMEN MET ECHTGENOOT VOOR LEVEN 

Ferry Holtkamp van het boek "Ik beken" van Elise Lengkeek die alle leden van de Eerste - en Tweede Kamer hebben  gehad, nu vandaag, 8 december volop in de belangstelling in de Telegraaf.

’Tsunami werd Ferry fataal’ 

Een mooie dag, die 26e december 2004 op tropisch Phuket, Thailand. Volop zon, amper wind. Overwinteraars Rie en Ferry Holtkamp besluiten het strand bij hun hotel te verruilen voor een ochtendje shoppen in naburig Patong.

„Even later stonden we daar op de bus te wachten om naar het winkelcentrum te gaan”, vertelt Rie (83). „Maar er gebeurde iets vreemds. De zee was verdwenen, plotseling wel een kilometer ver weg, het strand was ineens zo ontzettend groot!”

Haar man Ferry, gepensioneerd marechaussee en onderscheiden voor zijn verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Japanse bezetter, herinnert zich opeens filmbeelden van vroeger. Op Nieuw-Guinea.

Rie: „Toen was het water ook plotsklaps spoorloos’, vertelde hij me. ‘Een tsunami’, brulde Ferry vervolgens. ‘Wegwezen!’ Andere toeristen kwamen vanaf dat grote, lege strand aanrennen. In blinde paniek, schreeuwend. En de zee kwam even snel terug als ze kort daarvoor was weggetrokken.”

Ferry, destijds 77, weet de net gearriveerde bus binnen te komen, Rie klampt zich vast aan een van de deuren. Zij heeft niet de kracht om aan de snelle golven en het zuigende water te ontkomen. Maar Ferry weet haar uiteindelijk naar binnen te trekken. Overal smeken toeristen en Thai om hulp. Het echtpaar kijkt machteloos toe hoe de tweede vloedgolf de zware bus als een luciferstokje omverwerpt.

„De armen van de dood strekten zich uit naar Ferry en mij, maar het was nog niet onze tijd”, vertelt Rie Holtkamp, bijna tien jaar later. „Toen de bus daar lag, tegen een lichtmast gekwakt, stroomde het water terug en sleurde alles mee. We klommen uit het wrak en strompelden voetje voor voetje naar een heuvel.”

Zonder schoenen, zonder tas, zonder bril. Alles was weg. De Nederlanders trapten in glas, stenen en stukken hout sloegen tegen hun benen. Even dreigde zelfs het einde voor Ferry Holtkamp, toen zijn enkels door plastic afval werden omwikkeld.

Rie: „Hij moest duiken om zich te bevrijden en kreeg smerig rioolwater binnen. Tot ons heupen stonden we in de prut. We bloedden als runderen, maar voelden helemaal niets.”

Pinautomaat

Het echtpaar waadt moeizaam naar hotel Le Meridien, de lobby is compleet verdwenen, net als de eerste paar verdiepingen. Rugzakken drijven rond, een pinautomaat dobbert voorbij. Op de vierde etage komen Rie en Ferry bij. Even later wordt Le Meridien ontruimd, na geruchten over een ‘derde vloedgolf’.

Uiteindelijk weten de twee landgenoten terug te keren naar hun Ocean Resort in naburig Karon. Daar realiseren Rie en Ferry zich dat ze alleen nog leven omdat ze die ochtend niet naar het strand bij hun hotel zijn gegaan.

„Want tussen de zee en het Ocean Resort ligt een soort binnenmeer”, aldus Rie. „Op de vlucht voor de tsunami hadden Ferry en ik die nooit kunnen oversteken. Dan hadden we op de slachtofferlijst van de uiteindelijk 230.000 doden gestaan.”

Na terugkeer in Nederland blijkt vooral Ferry Holtkamp de beelden van de tusnami niet te kunnen verwerken. De oud-marechaussee kampt toch al met de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Toen werd hij als kindsoldaat op Java door de wrede Japanse militaire politie Kempeitai gemarteld.

Daar komt Phuket 2004 nog eens bij. Nacht na nacht krijgt Ferry Holtkamp bezoek van spoken uit de oorlog én die gruwelijke natuurramp.

Rioolwater

„We zijn samen wel achttien keer in Thailand op vakantie geweest, maar na de tsunami is het er niet meer van gekomen”, vertelt Rie Holtkamp. „Zijn longen zaten vol rioolwater, hij heeft daar een enorme knauw gekregen.” In 2008 overlijdt Ferry Holtkamp aan de gevolgen van longemfyseem.

Kerstmis, tien jaar later. Rie is straks bij haar dochter, bij haar kleinkinderen, bij vrienden. Ze denkt, ze hóópt het dan te druk te hebben om terug te kijken.

De weduwe: „Ik weet gewoon dat die natuurramp Ferry zowel fysiek als mentaal over het randje heeft geduwd. Hij overleefde Japanse martelingen, maar capituleerde uiteindelijk voor de tsunami.”

Lees verder…

Door:  Hans Vervoort "Weg uit Indië "

10897293272?profile=originalWeg uit Indië     Door:  Hans Vervoort

Normaal  worden boeken alleen besproken in de daarvoor bestemde rubriek, dus ook in Just4kids. Toch meent de redactie er goed aan te doen om het boek van Hans Vervoort een apart plekje te geven. Het is namelijk het enige boek dat speciaal voor de jeugd een deel van de geschiedenis van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog vertelt. Daarmee neemt het een unieke plaats in in de geschied-schrijving over deze zwarte periode. Daarom het artikel hieronder.

Juniorredacteur Chinook de Deugd.

Elk jaar stuur ik een brief naar ca. 100 basisscholen en biedt ze een gratis exemplaar aan van mijn jeugdboek “Weg uit Indië”, mits ze bereid zijn het verhaal voor te lezen aan kinderen in de groepen 7 en 8. Ieder jaar opnieuw reageert 40 % daar positief op. Hun motivatie is dat er totaal geen lesmateriaal voorhanden is over de oorlog in de Oost. Bij navraag achteraf hoe het bevallen is, krijg ik steevast te horen dat de kinderen het heel spannend vonden en bijna ademloos luisterden. Temeer omdat de meesten nog niet eens gehoord hadden van Nederlands-Indië en dat het vroeger Nederlands gebied is geweest.

Opnieuw ben ik nu dus bezig met het schrijven van zo’n 100 adressen van scholen op enveloppen, verspreid over heel Nederland. Lastige klus, omdat ik niet meer gewend ben met de hand te schrijven. Hiermee lever ik dus een kleine bijdrage aan de strijd tegen de vergetelheid over onze koloniale geschiedenis.

Hoezeer dat nodig is, merkte ik weer toen ik enkele weken geleden keek naar het programma “Verborgen Verleden”, waarin Aaf Brandt Corstius op zoek ging naar haar voorouders. Een groot deel van haar familie had lange tijd in Nederlands-Indië doorgebracht, meende ze vagelijk te weten. Maar toen ze vernam dat haar overgrootmoeder in een Japans kamp had gezeten, moest ze toch even de hand voor de mond slaan. Nee toch? Waren er ooit concentratie-kampen in Indië? Net als hier in Europa? En hoe was het mogelijk dat zij daar niets van af wist? En hoe heette dat kamp dan? Banju Biru! De programma-leiding van de TV programma besloot dat er daar dan maar eens naar toe gegaan moest worden. Vervolgens zien we Aaf staan bij de ruïnes van wat ooit het interneringskamp Banjoebiroe was geweest. Dus hier had haar over-oma gevangen gezeten? Afijn, terug naar Holland dan maar weer.

Aaf Brandt Corstius is een goed opgeleide bijna 40-jarige vrouw en dochter van Hugo Brandt Corstius, die veel kennis met zich meedroeg en daar hopelijk toch ook wat van aan zijn kinderen meegaf. Toch? Bijvoorbeeld het oorlogslot van zijn oma. Bovendien had Aaf bij het horen van de naam Banju Biru ook even Wikipedia kunnen opzoeken om te weten te komen waar ze het over zou hebben. Toch? Ze had dan kunnen lezen dat “Veel vrouwen en kinderen die eerst in Kamp Malang of in vrouwenkampen bij Bandung en Soerabaja waren ondergebracht, per trein ca. 40 uur reizen verder naar Ambarawa werden overge-bracht en vandaar nog vijf kilometer in de hitte moesten lopen naar Banju Biru”. Velen verloren tijdens deze reis het leven door uitputting, dorst en ziektes.

Men zegt dat Kamp 10 (Banju Biru) een van de ergste Jappen- kampen is geweest, waar enkele duizenden vrouwen en kinderen zijn omgekomen. Over die vreselijke tocht van 40 uur en het leven in Banju Biru gaat mijn boek “Weg uit Indië”. Ik heb het geschreven omdat ik ontdekte dat er geen enkel Nederlands kinder- of jeugdboek bestaat dat gaat over de oorlog in Nederlands-Indië en de al even verschrikkelijke periode, de Bersiap, daarna.

Mijn boek is bedoeld voor alle leeftijden vanaf 10 jaar. Het verhaal gaat over Hans en Sonja, die wonen in het mooie zonnige Nederlands-Indië, als de oorlog uitbreekt. Holland is bezet door de Duitsers, horen ze van hun ouders, maar Indië zal zeker vrij blijven. Dat lag zo ver weg van Holland. Natuurlijk, het Japanse leger wil graag gebieden in Zuid-Oost Azië en dus ook Indië veroveren, maar iedereen wist  dat de Japanners niet konden schieten. Hun tanks waren van blik. Wat een schrik als de Jappen in 1941 Pearle Harbour aanvallen en in 1942 toch Indië binnenvallen.

Hans en Sonja komen met hun moeders in een concentratiekamp terecht, waar klappen vallen en elke dag een strijd is tegen honger en ziekte. Als na drie jaar Japan verslagen is, komen ze vrij en horen hoe moeilijk ook de mensen die niet in de kampen zaten, de zogenaamde “Buitenkampers” het hebben gehad. En dan begint een nieuw avontuur. De Hollanders zijn 300 jaar de baas geweest in Indië en de bevolking van Indië wil dat niet meer. Ze komen in opstand en er vallen opnieuw vele duizenden doden. Over loert het gevaar. Iedereen vlucht en ook Hans en Sonja moeten “Weg uit Indië”. Een gevaarlijke tocht begint. Zal het ze lukken om veilig naar Nederland te komen?

Het boek is in elke boekhandel te verkrijgen. Scholen kunnen het boek bestellen bij de uitgever:info@conserve.nl  U krijgt het boek dan binnen enkele dagen portvrij toegestuurd met een factuur. Wil je een gesigneerd exemplaar? Mail dan even naar de schrijver via het e-mailadres:brievenbus@hansvervoort.nl  U ontvangt dan een exemplaar gesigneerd met een opdracht en bijgesloten factuur. Het boek is ook als e-book verkrijgbaar en ook zowel geschreven en als e-book  in de Engelse taal.

In onze volgende editie hopen we een artikel te plaatsen over dit onderwerp, geschreven door iemand van de Stichting Gastdocenten WO II – Zuid-Oost Azië. De aanvraag hiervoor gaat deze week de deur uit.   Redactie.

Lees verder…

Door: Han Dehne : Nederlands-Indië

Door: Han Dehne : Nederlands-Indië 

 10897295075?profile=originalVrijmetselarij  in  Nederlands-Indië        Door:  Han  Dehne 

Vrijmetselarij is de oudste en grootste broederschapsorganisatie ter wereld. Er zijn wereldwijd ongeveer 6 miljoen leden. Vrijmetselaren omvatten elk volk, ras, sociaal en economisch niveau. Zij hebben allemaal gelijksoortige idealen en overtuigingen. Het overkoepelende voor al deze mensen is dat zij geloven in iets dat groter is dan henzelf. Ze houden vast aan bepaalde principes in dit leven, die helpen de grote vragen in het leven te beantwoorden en die uiteindelijk leiden naar een betere mensheid. De auteur dezes is nu ruim 26 jaar

aangesloten bij deze broederschap. Moderne vrijmetselarij vindt haar wortels in de vroege 18e eeuw en bewaard de tradities die het uit deze tijd geërfd heeft. Het zijn deze tradities die de vrijmetselarij een uniek gezelschap maken binnen de maatschappij. De vrijmetselarij biedt mannen van deze tijd een methode om te komen tot zingeving en ethische plaatsbepaling. De principes zijn die van tolerantie, gelijkheid, mededogen en eer. Vrijmetselaarstonen dit door tolerant te zijn voor andere opvattingen, zich te gedragen met vriendelijkheid en begrip en bijstand te verlenen binnen de gemeenschap. Vrijmetselarij erkent de geweldige rijkheid van alle culturele overtuigingen en sluit op voorhand geen enkel individu uit op basis van geloof of politieke overtuiging. Hoewel het van een vrijmetselaar gevraagd wordt om te geloven in een overkoepelend ordenend principe, is het geloof van de vrijmetselaar een persoonlijke zaak.

De eerste vrijmetselaarsloge werd in 1762 in Batavia opgericht onder de naam "La Choicie"door Jacobus Cornelis Mattheus Radermacher. Maar na zijn vertrek in 1767 uit Indië hield deze loge weer op te bestaan. Een paar jaar later werd deze loge echter weer opnieuw opgericht en door de sterke groei van Batavia ontstond al snel een tweede loge aldaar in 1770, onder de naam "La Vertueuse”. Een derde loge volgende al snel en deze loge "La Fidèle Sincérité" werd al snel bezocht door lager  en middenkader van de VOC en landeigenaren. Deze loge kwam bijeen in de Heerenlogement aan de Moorsegracht van Batavia. De andere loges kwamen bijeen ten huize van één der leden.

Aan het eind van de 18e eeuw verdween de noodzaak tot geheimhouding, aangezien ook de hoogste ambtenaren van de VOC leden zijn. Op 18 januari 1786 werd openbaar de hoeksteen gelegd voor een logegebouw in Batavia door de loge "La Vertueuse" die hiervoor 12.000 gulden had verzameld door het uitgeven van aandelen.

De inwijding van de Javaanse kunstschilder Raden Sarief Bastman Saleh en de inwijding van Abdul Rachman een achterkleinkind van de Sultan van Pontianak op Borneo in de loge "De Vriendschap" in Soerabaja in 1836 en 1844 gelden als beginpunten van de acceptatie van Indische autochtonen in de loges. De eerste Chinees die toegelaten werd was de suikerproducent The Boen Keh. Zijn aanvraag tot het lidmaatschap werd eerst in 1857 aangenomen.

In 1859 werd opgemerkt dat      de Javaanse bevolking de logegebouwen "Gedung Setan" noemden, oftewel "Het huis van Satan", De vrijmetselaars in die tijd legden deze titel uit als een verbastering van "Sint Jan" of "Rumah pengsitan (huis van meditatie). Vanaf 1870 was de vrijmetselarij in Indië wijd verspreidt over het land. Diverse loges werden opgericht en in kleinere dorpen en steden ontstaan vrijmetselaarskringen met fluctuerende lidmaatschappen

De loges opereerden vrijwel autonoom en hadden weinig contact met elkaar. In de loop der jaren werd werden onder het gezag van het Grootoosten der Nederlanden zo'n 35 loges gesticht, met name op Java en Sumatra.

10897294689?profile=originalTijdens de Tweede Wereldoorlog maakte ook de vrijmetselarij in Indië een zware periode door. Zij slaagden er soms in om in het geheim bijeen te komen, zelfs in de Japanse interneringskampen. Het herstel echter na de oorlog was van korte duur. Eigenlijk wordt op 3 maart 1950 bij een bezoek van Soekarno aan een loge duidelijk dat hij allemaal negatieve  berichten had gekregen en sprak weer over Rumah Setan. Hierna werden tot aan 1954 nog  vier loges opgericht maar de vrijmetselarij werd  al snel gezien als een subversieve organisatie. Dat werd nog sterker nadat in 1957 als gevolg van het Nederlands-Indonesisch conflict over Nederlands Nieuw Guinea er de oorzaak van werd dat alle Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht werden gesteld en genationaliseerd. Er vond toen een ware exodus plaats van de Nederlanders uit Indonesië. De loges liepen leeg. Ook de Indonesische leden van de loges hielden het voor gezien toen bleek dat zij door hun lidmaatschap werden gezien als pro-Nederlands.  Op 23 juni 1960 staakte de laatste loge haar werkzaamheden, Op 27 februari 1961 vaardigt een bevel van de Generale Staf uit waarin staat dat vrijmetselarij haar basis heeft buiten Indonesië en niet overeenstemt met de nationale identiteit. Daarmee kwam na 2 eeuwen de maçonnieke arbeid  van de vrijmetselarij in Indonesië aan het eind. Hoewel er sinds 2000 een versoepeling van het verbod op een aantal levens-overtuigingen in Indonesië  geldt, is het tot op heden onduidelijk of ook de vrijmetselarij hiertoe behoort. 

10897294873?profile=originalToen ik ruim 26 jaar geleden tot de Orde der Vrijmetselaren toetrad wist ik alleen een aantal basale zaken die ik had gelezen in een aantal boeken die over deze Orde gingen. Ook heb ik toen een voorlichtingsavond bijgewoond waar iemand toen van alles vertelde. En hoe summier ik ook op de hoogte hiervan was, heb ik toch het besluit genomen om te vragen lid te mogen worden. Ik bedacht mij toen dat je soms in je leven wel meer een stap maakt die, min of meer, in het duister    is gehuld en ondanks die vele onduidelijkheden en onzekerheden heb ik toch die stap gemaakt. Eigenlijk meer op intuïtieve gronden of andere niet rationele gronden.

De vrijmetselarij is, en dat moet ik als eerste kwijt is geen religie. In absolute zin bestaat de vrijmetselarij niet. Er is geen collectieve leeropvatting zoals   die bij de religie bestaat. Vrijmetselarij is een zinnebeeldige methode die kan leiden tot een individuele levenshouding. Wat is het dan verder wel of niet? Het is een inwijdingsgenootschap, een broederschap van vrij denkende mensen die niet gehinderd worden door welke vorm van dogmatiek dan ook. Voor mij persoonlijk betekent het een confrontatie met jezelf, met je diepste zelf; niet zwevend, maar gewoon met je beide benen op de grond.

10897296065?profile=originalVrijmetselarij betekent voor mij een terugkeer naar het wezenlijke van het menselijk bestaan, de eenheid tussen je verstand en je gevoel, tussen je medemens en jezelf. Maar dat betekent niet dat wij daardoor een stelletje wereldvreemde kerels zijn. Neen, wij zijn gewoon mensen die een totaler of completer mens willen worden. Wij zijn ook geen club van er jezelf bij aansluiten om er enig maatschappelijk gewin te vinden. Wij zijn ook geen elitaire club van wereldverbeteraars. Neen, wij zijn gewoon een club van mannen die dankzij de grote vertrouwelijkheid en vriendschap een broederschap vormen die uit eerbied en respect voor de persoonlijkheid van de ander zekere omgangsvormen in acht nemen.

Voor ons is ieder individu van evenveel waarde. Je kan eigenlijk zeggen dat de vrijmetselarij een levensstijl is waarbij een ieder naar eigen inzichten de waarheid zoekt en zijn best doet een beter mens te worden om daarmee voor zijn omgeving een beter mens te zijn. Om het in een redelijk korte zin samen te vatten is de vrijmetselarij een eigentijdse stroming, geworteld in een eeuwenlange traditie, waarin vrijmetselaren permanent bouwen aan zichzelf om daardoor bewuster keuzes in het leven te kunnen maken, onafhankelijk, vrij van dogma's en los van politieke of religieuze overwegingen. Vrijmetselarij is een bewust kiezen voor een leven onder een soort vergrootglas. Tegelijk aanvaard je daarmee de plicht om met alle mogelijke mensen schouder aan schouder in een broederketen te staan.

10897295880?profile=originalLoge “Ster in het Oosten”, Batavia

Vrijmetselarij is voor mij een accentuering van het niet beïnvloedbare verschil waardoor de ene mens nu eenmaal anders voorkomt dan de andere. De verscheidenheid maakt eenheid mogelijk. En die inspirerende verscheidenheid van verschillen is het palet van het leven op aarde, zonder weet te hebben van schakering kun je geen vrijwilliger van deze aarde omspannende eenheid zijn. Wij noemen dat palet "broederschap". Vrijmetselarij is op deze manier een soort leerschool, mede omdat het een voortdurend appèl doet op zelfwerkzaamheid om een beter mens te worden met een eigen verantwoordelijkheid voor relaties en de eigen positie.

  10897295898?profile=original   Het symbool van de vrijmetselarij verwerkt in tuinaanleg bij een loge Boven: luchtfoto; onder: tekening

Maar alleen al dit gegeven maakt het boeiend om met elkaar regelmatig van gedachten te wisselen. We kennen een manier van omgaan met elkaar waarbij een ieder tot zijn recht kan komen. zo hij dat wil. Niemand zal hem in de rede vallen als hij iets wil zeggen of meedelen. Een ieder blijft in zijn waarde omdat wij gewend zijn om hooguit onze mening naast die van de ander te zetten zonder te proberen de ander te overtuigen of een mening op te dringen. Immers respect voor de ander staat boven aan ons lijstje. 

U begrijpt dat wij naast het regelmatig met elkaar van gedachten wisselen over allerlei onderwerpen, wij ook nog op een andere manier arbeiden. Dat doen wij op bepaalde avonden met behulp van een soort mythisch spel, een rituaal noemen wij dat. Op zo'n avond zijn wij wat 10897296095?profile=originaldeftiger gekleed en voeren met elkaar een rite op. Deze ritualen hebben wij met elkaar afgesproken en voeren wij uit zoals alle broeders in Nederland dat eenvormig doen. Wij gebruiken daarbij allerlei symbolen tegen een mythische achtergrond met bepaalde voorwerpen.

Hoe dat gaat vertel ik niet, want dat is nou juist de clou. Bij een inwijding als lid of zo moet dat nou juist worden ervaren als een soort verjaardagsgeschenk. Men moet blindelings vertrouwen op  de medebroeders die deze symbolische handelingen samen mee uitvoeren. En als er al iets geheim is in die vrijmetselarij dan is het dat. Voor het overige zijn er geen echte geheimen, niets engs, niets controversieel. Wij zijn een normale vereniging met een normale bestuurlijke samenstelling die geheel binnen de wet van het land functioneert. We hebben statuten en een huishoudelijk reglement.

U heeft kunnen lezen dat wij streven naar een geestelijke groei, maar wij spreken niet over de richting waarin die groei zich zou moeten ontwikkelen. Die keuze ligt geheel bij de vrijmetselaar zelf. Er zijn immers even zoveel meningen als er vrijmetselaren zijn, maar de kracht ligt - volgens mij - juist in de vrijheid van waarheidsvinding en de daaruit voortvloeiende verdraagzaamheid. Een gangbare uitdrukking bij ons is "op u komt het aan" en dat betekent dus primair een eigen werkzaamheid om datgene te bereiken dat u wilt. Voor mij betekent dat een beter mens worden in deze maatschappij. Niets meer en niets minder. Als ik dit allemaal samenvat dan kan ik zeggen dat vrijmetselarij een ethisch systeem is die zich bedient van symbolen en ritualen. Nou is dat ook al niet bijzonder want in het dagelijks leven zijn wij allang gewend aan het werken met symbolen. Denk maar aan de trouwring als uiterlijke vorm van de diepe verbondenheid met een ander. Je kan ook denken aan een anker of het kruis. Ook degenen onder u die een kerk bezoeken ondergaan allerlei ritualen.

10897296476?profile=originalHet doel van ons systeem is dat je met behulp daarvan jezelf tot een beter mens kan vormen en dan beter in de zin van completer mens, harmonieuzer en even-wichtiger ontwikkeld. Zoals al eerder aangegeven: door onze manier van denken en werken zijn wij wars van dogma's. Immers dogma’s belemmeren altijd je geestelijke groei. Als iemand zegt "dat is zo" dan zeggen wij; "nou dat kan wel zo zijn maar ik onderzoek dat liever zelf" en soms betekent dat, dat je ergens grote vraagtekens bij stelt. In dictatoriale staten en onder streng religieuze regimes is vrijmetselarij altijd bestreden omdat het haar leden aanspoort zelfstandig naar waarheid te zoeken en dat is dus in dit soort staten niet welgevallig. Het streven van vrijmetselaren naar vrijheid heeft in gesloten maatschappijen vaak een krachtige impuls gegeven aan democratisering.

______________________

Lees verder…

Door: Humphrey de la Croix - Nederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog 

10897297688?profile=originalNederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog Door:  Humphrey de la Croix

Precies 100 jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog, die ook z’n invloed had op Nederland en haar kolonie Nederlands-Indië. De redactie is daarom gaan zoeken op het internet naar een artikel dat de situatie destijds goed weergaf en daarmee aantoonde dat ook Nederlands-Indië op tal van manieren getroffen werd door wat toen nog werd genoemd “De Grote Oorlog”. Het hierna volgende artikel van de hand van historicus Humphrey de la Croix paste goed in dit kader en werd uitgekozen om in NICC Magazine te plaatsen.  (De redactie)

De Grote Oorlog was een wereldomvattende gebeurtenis die aan neutrale landen als Nederland niet kon voorbijgaan. Door de strategische ligging aan de Noordzee en de rol in de wereldhandel (overslag naar Duitsland, België) raakte ons land de belangen van de belangrijkste oorlogvoerende landen. In die internationale handel speelde de kolonie Nederlands-Indië een zeer belangrijke rol vanwege het bezit van olie, kolen, metalen, agrarische producten en andere grondstoffen. Het Europese conflict was door de betrokkenheid van de grote koloniale mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland onvermijdelijk een wereldoorlog geworden. Deze landen grensden zowel in als buiten Europa aan het koninkrijk.

Was de keuze voor neutraliteit passend in een Nederlandse pacifistische gedachte? Vast wel en niet geheel symbolisch kan het in 1913 voltooide Vredespaleis in Den Haag daar een bevestiging van zijn. Real-politiek gezien was het vooral een verstandig standpunt van een klein Europees land dat geen militaire middelen had om buitenlandse machts-politiek te voeren. Het bezit van de grote kolonie Indië deed daar niets aan af. Misschien waren het bezit en onderhoud van de geografisch grote kolonie eerder een dusdanig grote last om te onderhouden dat Nederland ook niet tegelijk een sterke koloniale mogendheid kon zijn. Spoedig zou blijken dat Indië ook niet te verdedigen kon zijn tegen buitenlandse agressors.

Mobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht

Ook als neutrale mogendheid zag Nederland zich met de dreigende oorlog in zicht genoodzaakt op 30 juli 1914 de algehele mobilisatie af te kondigen. Die neutraliteit moest verdedigd kunnen worden. 
De sterkte van het Nederlandse landleger bedroeg in 1914 ruim 200.000 man, wat vergeleken met Duitsland (2.147.000 man) en de Britten en Fransen samen (2.282.000 man) amper militair kon afschrikken. Ter zee was de Koninklijke Marine vergeleken met de Duitse, Britse en Franse in omvang en vuurkracht een kleine zeemacht en niet berekend op het aangaan van een gewapend treffen met die sterke vloten.

De gevolgen voor de economie

Economisch was de mobilisatie een zware last voor ons land. Een deel van het productieproces verminderde of lag stil omdat mannen waren opgeroepen. In augustus 1914 hadden de Britten een handelsblokkade ingesteld en controleerden het scheepsverkeer naar Nederland op verboden verklaarde goederen, zogenoemde “contrabande”. Hieronder vielen onder andere graan, suiker, diverse voedingsmiddelen, leer, schoenen en katoen. Dit soort zaken kon bedoeld zijn voor de vijandige legers. De Britse marine hield schepen aan en dwong ze naar Engelse havens te varen voor controle. De lading kon bestemd zijn voor Duitsland en Oostenrijk of er vandaan komen.

De oorlog dreigde voor Nederland desastreuze gevolgen te hebben zoals grote schaarste, massale werkloosheid en verzwakking van de militaire kracht. De jaren 1917 en 1918 zouden de zwaarste periode worden. Voedselschaarste zorgde voor een strikt rantsoeneringsbeleid en ook de kwaliteit van voedsel verminderde ook. Uit die tijd dateren termen als eenheidsworst en standaard-schoenen, die uitdrukking gaven aan de ontstane noodzaak tot soberheid. Hoewel er geen hongersnood dreigde gingen er geruchten rond over het bestaan van katten- en hondenslagers.

Kwetsbare neutraliteit

Zich bewust van de beperkte militaire kracht om die neutraliteit af te dwingen wanneer die bedreigd zou worden, was de Nederlandse regering er helemaal niet zo gerust op dat Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk, en in Azië Japan de Nederlandse positie zouden respecteren. Het verloop van de oorlog zou zo maar vanwege strategische redenen Nederland actief en ongevraagd  in de oorlogs-handelingen zélf kunnen betrekken. Onzekerheid heerste gedurende de hele oorlogsperiode. Was het echt ondenkbaar dat Duitsland van ons land, zoals in hun opmars in augustus 1914, ook een kortste weg en dit geval naar  de Noordzeehavens zou maken? En was van de Britten echt niet te verwachten dat ze de doorvoer-havens naar Duitsland, Vlissingen en Rotterdam, ongemoeid zouden laten? Nederland was en bleef de zwakke schakel in de Britse zeeblokkade en daarmee een potentieel doelwit. De Nederlandse neutraliteit werd zwaar op de proef gesteld tijdens de oorlog. Schendingen van het grondgebied waren niet bepaald zeldzaam.  De Britse vliegtuigen bombardeerden in de nacht van 29 op 30 april 1917 Duitse stellingen aan de Belgische kust in en rond Zeebrugge. en Oostende.                       

 

Rotterdam, 1917. De voedsel-schaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eerste centrale keuken (gaarkeuken) in Nederland, De kok en het personeel bij de kookketels en pannen. Foto: Nationaal Archief / Spaarnestad.

Om aan het vijandelijk afweer-geschut te ontkomen vlogen ze over Zeeuws-Vlaanderen en ook  boven Zierikzee waar om niet duidelijke reden een bom werd afgeworpen. Een Duitse schending van het Nederlandse luchtruim boven Schouwen-Duiveland en Goeree-Overvlakkee vond plaats op 18 augustus 1917. Er was toen een luchtgevecht met Engelsen en vervolgens vielen er twee Duitse bommen op Nederlandse bodem.
In beide gevallen was  er geen echte “spierballenreactie” van Nederlandse zijde. De regering wilde Engelsen noch Duitsers voor het hoofd stoten. De Nederlandse zwakte op het politieke en        het militaire wereldtoneel werd daarmee alleen maar benadrukt.

Nederlands-Indië in 1914 een opkomende inheemse nationalistische beweging

De oprichting van de Sarekat Islam in 1912 als eerste Indonesische politieke partij zou het begin betekenen van de laatste fase van de koloniale relatie tussen het moederland en de volken van de archipel. Het ontstaan van een nieuwe zelfbewuste, intellectuele elite was het resultaat van de toegang tot Westers onderwijs en de daarin gepropageerde waarden als vrijheid, zelfbeschikking en gelijkheid van alle volken, en van ideeën als democratie en socialisme. Een Ethische Politiek gericht op ontwikkeling van de inheemse onderdanen van de kolonie, had dus als effect dat kritiek op de koloniale band wortel had geschoten. Het Nederlands-Indische Gouvernement onder leiding van de gouverneur-generaal bekeek de ontwikkelingen met het nodige wantrouwen.  Heel Indië was op dat moment na de lange Atjeh-oorlog nog maar drie decennia onder Nederlandse controle gebracht. Recenter, in 1908 had Bali na een opstand zich onderworpen. En nu werd de interne stabiliteit alweer danig uitgedaagd door het ontwakend inheems nationalisme. De in 1912 opgerichte eerste Indonesische politieke beweging Sarekat Islam verlangde voor de bevolking van Indië dezelfde rechten als de Nederlanders in Europa en in de kolonie. Gaandeweg de volgende jaren werd de Sarekat Islam alleen maar radicaler en linkser in haar eisen. De in 1913 actief geworden Indische Partij van Ernest Douwes Dekker (‘DD’) kende al van meet af aan geen terughoudendheid om te verklaren dat Indië uiteindelijk los moest komen van Nederland. DD’s streven was dat het toekomstige land van de ‘Indiërs’ door dezen zélf moest worden bestuurd. De Indo-Europeanen  zouden daarin als groep voortkomend uit twee werelden maar met de intellectuele, bestuurlijke en organisatorische bagage van de moderne Westerling, een voor-trekkersrol moeten spelen. Wat het koloniaal bestuur extra zorgen baarde was dat de Indische Partij marxistische elementen omarmde.
Naast de Sarekat Islam kwamen in de periode 1910-1920 andere politieke, politiek getinte (vakbonden) en politiek-religieuze organisaties opzetten. Toen de oorlog uitbrak was deze ingezette binnenlandse ontwikkeling de grootste zorg van het Indische bestuur. Vanaf augustus 1914 zou echter de wereldoorlog de agenda van het Indische Gouvernement gaan beheersen. Begrijpelijk gezien de grotere en fundamentele vragen die inmiddels waren gerezen: waren Nederland en zijn kolonie in gevaar en hoe zou het Koninkrijk door die oorlog komen? De grote onzekere, nabije factor was het toen nog verre Japan. Het eerste Aziatische land dat in de moderne tijd de grote Europese mogendheid Rusland in 1905 had verslagen.

Japan als nieuwe machtsfactor

Het effect van de door Japan gewonnen oorlog tegen Rusland was het besef dat een in de regel als minder ontwikkeld beschouwd Aziatisch volk een Westers land kon verslaan. In Nederlands-Indië speculeerden allerlei politici, journalisten, ondernemers en intellectuelen over wat de Japanners zouden willen doen met het toegenomen politieke prestige en hun militaire kracht. Het was duidelijk dat het land van de rijzende zon tot aanzienlijk meer in staat was dan zelfverdediging. Gezien de vrij recentelijke ontwikkeling als een feitelijk Westers gemodelleerde moderne industriestaat, leek het land nog maar aan het begin te staan van een verdere vergroting van zijn macht.
In Indië was er een enorme scepsis ontstaan over alles wat Japans was. Immigranten uit Japan werden met argusogen bekeken en vaak verdacht van spionage. De komst van steeds meer Japanners werd gezien als een voorbereiding op overname van de kolonie. En deze bespiegelingen vonden niet alleen plaats in de kranten. Ook in het landsbestuur speculeerden politici en ambtenaren over de werkelijke Japanse intenties. 

10897298081?profile=original1915 KNIL. Troepen op mars, links een Japanse veldkeuken getrokkendoor kleine inlandse paarden.

Foto: Spaarnestad Photo.

De wens om een grote marine te hebben

Hoe sterk dat vooroorlogse wantrouwen tegenover Japan leefde, bleek al uit de discussies in Den Haag en Batavia over de wenselijkheid de vloot te versterken. Een Vlootcommissie was van mening dat de zeestrijdmacht niet minder dan negen slagschepen (de grootste oorlogsschepen in die tijd) nodig had om het Koninkrijk te verdedigen én om een serieuze offensieve afschrikkingsmacht te zijn. Door de open ligging van de archipel was Indië in zijn geheel moeilijk te verdedigen door het handvol (ongeschikte) schepen van de Gouvernementsmarine en het eskader van de Koninklijke Marine. Daarbij beschikten de potentiële aanvallers over zwaar materieel als dat slagschepen, slagkruisers en onderzeeboten. Schepen die Nederland niet eens had. 
In de discussies over de te volgen strategie passeerden verschillende scenario’s. Vaak kwam daarin de vraag naar voren of de nadruk moest liggen op “alleen” de verdediging van het hoofdeiland Java. Of waren de Buitengewesten ook net zo belangrijk? Een antwoord op deze laatste vraag kwam vanzelf gezien de groter wordende rol van olie, kolen en metalen in de moderne economie en oorlogvoering. Juist deze grondstoffen waren overvloedig te vinden in Sumatra en Celebes (Sulawesi).
Gouverneur-generaal Idenburg (van 1911 tot 1916) vond dat Indië over een grote vloot van vijf slagschepen moest beschikken om een vijand te kunnen afschrikken door de zekerheid dat een aanval op Nederlands territorium tot aanzienlijke schade aan de eigen vloot en strategische sterkte zou leiden.
Naar goed Nederlandse traditie werd de discussie uiteindelijk gedomineerd door het kosten-aspect. De ambitie van een sterke vloot die een aanval van de grote mogendheden kon voorkomen en afslaan, plus ook nog aanvallend kon opereren, was echter niet betaalbaar. Praktisch was er een ander probleem om op te lossen: het gebrek aan (geschoold) personeel en met name in de lagere rangen. Waar moest dat vandaan komen? Door de gestegen welvaart was een baan in de krijgsmacht (als een soort laatste heenkomen) niet meer zo nodig. Mannen konden genoeg aantrekkelijker en beter betaalde banen vinden.

De besluitvorming over de te bouwen slagschepen is niet tot stand gekomen in de oorlogsperiode. Door de oorlog zou de bouw van de schepen toch niet hebben kunnen doorgaan omdat die in een van de oorlogvoerende landen zou moeten gebeuren. De beslissing over de vlootversterking is pas in 1923 genomen: het voorstel werd met een krappe meerderheid in de Tweede Kamer weggestemd, 51 stemmen tegen en 49 vóór.

 
Het  Nederlands-Indisch Leger

De nadruk op versterking van de vloot zorgde bij het leger voor een tegengeluid. Uit vrees voor uitblijven van de gewenste versterkingen wees de legerleiding op de noodzaak om te kunnen optreden tegen eventuele binnenlandse massaopstanden om de Nederlandse hegemonie niet te verliezen. Een sterk argument gezien het besef bij het landsbestuur dat de Nederlanders numeriek verre de mindere waren van de Indonesiërs. En recentelijk  bleek uit de opkomende nationale bewegingen een  roep om zelfstandigheid en inspraak. Het Gouvernement was extra beducht voor het ontstaan van geweld-dadige opstanden als gevolg van radicale oproepen zoals de Indische Partij.

Door de internationale politiek was het Gouvernement gedwongen na te denken over de toekomst van het koloniale leger. Totdat de internationale spanningen zo hoog waren opgelopen, hoefde  het koloniaal bestuur zich helemaal niet bezig te houden met de strategische rol van de Indische strijdmacht. De koloniale krijgsmacht  was na de onder-werping van de laatste verzets-haarden Atjeh en Bali een politioneel leger geworden, gericht op het handhaven van orde en rust. Tactische en strategisch was het niet toegerust op een treffen met een modern aanvalsleger dat geavanceerde wapens bezat en getraind op nieuwe strijdwijzen. De opbouw van een dergelijk leger zou  meerdere jaren kosten. Materieel moest opnieuw worden ontworpen en gefabriceerd en de vraag was of Nederland de technologie al in huis had. Om zelf slagschepen te bouwen in ieder geval niet. De Britten, Engelsen en Duitsers hadden die wél. Daar kwam nog bij dat het in Nederland zélf ontbrak aan expertise in moderne oorlogsvoering.

Het leger in Nederland was bovendien in het algemeen niet goed genoeg getraind vanwege allerlei procedurele en praktische belemmeringen zoals niet meewerkende bezitters van land en onwelwillende gemeente-besturen. Het moet gezegd dat het Nederlandse leger niet eens ouderwets was of niet echt geïnteresseerd in innovaties, maar er was gewoonweg te weinig van alles: manschappen, materieel en actuele strategieën en tactieken.

10897298471?profile=originalEerste Wereldoorlog. Mobilisatie vrijwilligers Nederlands Indië. Na erkenning door de regering worden de blanke en inlandse vrijwilligers van kleding en wapens voorzien door het gouvernement  en gaan ze daarmee oefenen. Groepsfoto tijdens een velddienst-oefening op Buitenzorg (bij Batavia), Java, Ned. Indië (het huidige Indonesië), 1915.  Foto: Spaarnestad Photo

Bij het uitbreken van de oorlog had van de Nederlandse strijd-macht alleen het KNIL recente gevechtservaring. Echter, de kracht van het KNIL was gelegen in de eenheden die in Atjeh hadden gevochten. In vaak moeilijke fysische omstandigheden had het koloniale leger als een van de eerste Westerse krijgsmachten een contra-guerillaoorlog gevoerd met kleine gevechtseenheden, vergelijkbaar met hedendaagse special forces (toen: het Korps Marechaussee te voet). Deze ervaring was echter niet zinvol voor een treffen met een geregeld modernen  deels gemechaniseerd invasieleger.
Toch was de top van defensie hard aan het nadenken over een moderne krijgsmacht. Ten eerste over de vorming van een groter leger en vervolgens over nieuw aan te schaffen wapens. In de discussies kwam ook de oprichting van het toen nieuwe luchtwapen (zeppelins en vliegtuigen) aan de orde. Vanaf 1916 was die ook realiteit.

Leger en marine bij het uitbreken van de oorlog

De bevelhebbers schout-bij-nacht F. Pinke en luitenant-generaal Michielsen hielden rekening met betrokken raken in oorlogs-handelingen. Engeland  en Frankrijk  waren potentiële bedreigingen voor Indië, Duitsland in mindere mate (ook al zou de handel last krijgen van zogeheten Duitse raiders in de Indische Oceaan en zeeën rond het Maleisisch schiereiland). Maar geen van de oorlogvoerende landen bezat een grote strijdmacht ter plekke voor een invasie van de archipel. Japan zou het grootste en meest reële gevaar vormen, maar daarvan gingen beide militairen niet uit. Uit voorzorg besloot schout-bij-nacht Pinke het marine-eskader niet in Soerabaja (Tandjoeng Perak) te houden maar naar Tandjong Priok, de haven van Batavia te sturen. Hij was van mening dat in het westen van de archipel issues rond de neutraliteit zich het meest zouden kunnen voordoen omdat daar de invloedssferen van Engeland, Frankrijk en Duitsland lagen. Het beschermen van de neutraliteit zou het best geëffectueerd kunnen worden vanuit  Batavia als uitvalsbasis. Toen de oorlog echt een feit was geworden besloot Pinke zijn schepen naar de veiliger haven van Banten in West-Java te sturen. Het is de vraag of met deze beslissing uit voorzorg het pal staan voor bescherming van de neutraliteit was gediend. Het wekt toch de indruk van weglopen. Tegelijkertijd was het reëel omdat het kwetsbare Nederland geen partij was voor de Geallieerden of Centralen, mochten deze staten al hun oog hebben laten vallen op ons Nederlands-Indië.

Het Gouvernement is bij het uitbreken van de oorlog in Europa niet overgegaan tot mobilisatie van het koloniale leger. Reden was om Japan niet voor het hoofd te stoten door de indruk te wekken dat land als een potentiële agressor te zien. Wél heeft het opperbevel verordend dat voor-bereidingen werden getroffen voorafgaand aan een daad-werkelijke mobilisatie. Het betrof onder andere magazijnen aanvullen, scenario’s uitwerken voor het overnemen van civiele taken door militairen en ook de voorbereiding van terughalen en plaatsen van troepen die nog in de Buitengewesten waren gelegerd. Ten slotte werden draaiboeken geoefend voor verplaatsing van het centrale bestuursapparaat van Batavia naar andere plaatsen meer in het binnenland van Java.
Bevelhebber Michielsen kampte intussen met een onderbezetting van zijn leger met ruim 3000 Europese mannen en meer dan 1700 inheems personeel. Daarbij kwam dat er geen financiële middelen waren om te werven en extra personeel te betalen. Eerder al werden KNIL-militairen met verlof in Nederland aangespoord zich daar aan te sluiten bij het leger.
Het tekort aan manschappen leidde tot suggesties vanuit de Indonesische groeperingen en van nationalistische voorlieden, om dienstplicht te overwegen of een inheemse militie in het leven te roepen. Op het volkenrijke Java (destijds meer dan 30 miljoen inwoners) kon genoeg personeel worden gerekruteerd. Echter het Gouvernement verwierp het idee van gewapende Indonesiërs met het oog op de numerieke minderheid van de Europese machthebbers.

De oorlog en het leven van alledag in Indië
De onrust kende een bijna hysterisch moment in de eerste oorlogsdagen.  Door geruchten verspreid in de kranten Java Bode, Preanger Bode en De Locomotief dachten velen dat er 15 Japanse schepen lagen in de Wijnkoops-baai in het zuiden van West-Java. Uit onderzoek op last van de resident van Soekaboemi bleek er totaal geen sprake van zo’n Japanse aanwezigheid.

 

Bataviaasch Nieuwsblad 10 maart 1917

Dat er een gevoel van oorlog heerste uitte zich in de eerste dagen door het massaal hamsteren van eten en andere eerste levensbehoeften. Ingeblikt voedsel was snel uitverkocht of slechts tegen hoge prijzen te koop. Toen het besef was doorgedrongen dat de kolonie niet direct in gevaar was, ebde de paniek snel weg. De mensen stelden in ieder geval wel niet-direct noodzakelijke aankopen uit; een normale reactie in tijden van onzekerheid.
De aankoop door het leger van grote voorraden rijst, bloem, suiker, koffie en ingeblikt voedsel had echter gevolgen voor de burgerbevolking. Het zorgde voor schaarste en prijsstijgingen. Vooral de armere sociale groepen als de lagere Europese klassen en de inheemse bevolking werden getroffen.
Geruchten en aperte onwaarheden veroorzaakten ook nog eens een sfeer van onrust en soms paniek. Verhalen over niet meer kunnen beschikken over banktegoeden en over het niet meer op krediet te kunnen kopen in winkels en bij leveranciers, verergerden de onrust onder velen. Echter, ook dit ebde weg toen bleek dat kopen op de pof gewoon weer aan de orde van de dag was. Dat de prijzen voor voedsel hoog bleven leidde tot zorg bij ondernemers en bestuurders. Het onbetaalbaar geworden basisvoedsel zoals rijst raakte het dagelijks leven van de Indonesiërs direct. Kwalitatief zou hun voedingssituatie in de loop van de oorlog er op achteruit gaan. De vrees voor sociale onrust was reëel en inmiddels was er een opkomend nationaal bewustzijn dat latente ontevredenheid onder de bevolking zou kunnen mobiliseren.

Een emotioneel effect had het nieuws dat koningin Wilhelmina de oprichting van het Nederlands Koninklijk Nationaal Hulp Comité had uitgeroepen. Hiermee konden hulpgoederen en geld worden verzameld voor landgenoten die door de gevolgen van de oorlog inkomen dreigden te verliezen. De vrees was dat het stilvallen van de wereldhandel voor grote werk-loosheid zou zorgen. Ook werden door de zeeoorlog families van elkaar gescheiden waardoor de kostwinners uit Indië geen geld meer konden betalen aan hun gezinnen als gevolg van het stoppen van internationaal betalingsverkeer. De verbonden-heid met de mensen in Nederland uitte zich in de oprichting van comité’s die geld inzamelden voor arme Nederlanders, voor mensen met verlof die niet naar Indië terug konden en voor Belgische vluchtelingen in Nederland. De oorlog was voor de mensen direct voelbaar door de gevolgen van de Engelse handelsblokkade met inbegrip van het censureren en blokkeren van het overzeese post-telegraaf en betalings-verkeer.   De Britten controleerden en  censureerden brieven en telegrammen. Betalingen werden gecontroleerd of ze niet ten gunste waren van de vijand. 
Het meest voelbaar voor de mensen in de kolonie was dat contacten wegvielen en er onzekerheid ontstond over het welbevinden van familie en vrienden. De angst dat Duitsland Nederland zou aanvallen en bezetten was groot. Dat zou de kolonie direct raken omdat de strijdende mogendheden dan de strategische positie van Indië anders konden gaan zien. Een inval van Indië was dan niet meer zo heel fictief. De stemming onder de Nederlandse bevolking van Indië raakte dan ook bedrukt en de mensen pasten zich aan door een stemmigheid te creëren. Zo vond men het niet meer gepast te gaan feesten. De mensen bepleitten een ingetogen viering van Koninginnedag op 31 augustus, dus zonder uitbundige activiteiten als dans en muziek.

De economische gevolgen van de oorlog

De jaren 1914 en 1915 kwam de kolonie nog redelijk goed door ook al was de handel met West-Europa ongeveer komen stil te vallen en  had dat voor werkloosheid en meer armoede gezorgd onder de bevolking. De handel met de oorlogvoerende landen kelderde enorm. Indië kom zijn suiker, copra, olie, katoen en andere producten niet meer kwijt in Europa. De Engelse en Franse vloot hadden de wateren in het Verre Oosten net zo goed onder controle als in Europa. Door de zeeblokkade kreeg Indië ook te maken met schaarste aan machines, medische apparatuur, hoogwaardige technische producten en aan metalen. De zeeoorlog en blokkades, de contrabande op veel goederen, het tekort aan vracht capaciteit omdat wereldwijd schepen voor de oorlogsvoering waren ingezet, zorgden voor een stagnatie in de import en export. Nederlands-Indië kon de genoemde goederen niet meer uit Europa halen en andersom konden de producten van de archipel het land niet meer verlaten. Voor handelsnatie Nederland was dit een enorme klap.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010367235%3Ampe...

Een omslag begon zich te aan te dienen omdat de kolonie moest zoeken naar alternatieve handels-contacten. Voorheen bestaande argwaan ten opzichte van Japanse producten maakte plaats voor interesse en openstelling. De Verenigde Staten kwamen in beeld als afzetmarkt voor tabak en als leverancier    van metalen en hoog waardige technische producten. Naarmate de oorlog voortduurde wijzigde de economische oriëntatie van Indië van Europa richting Japan, de Pacific en Amerika. Toch compenseerde deze trend niet geheel het wegvallen van de Nederlandse en andere Westerse markten als gevolg van de zeeblokkade. De vrije val van de export zorgde naast het verlies van markten grote werkloosheid.

De effecten van de voort durende oorlog werden het meest voelbaar in de jaren 1917 en 1918. De deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog had positie van Nederland verzwakt. De nieuwkomer op het strijdtoneel streefde naar een zo hard mogelijk treffen van Duitsland zodat de strijd niet langer dan nodig zou duren. Als gevolg van het blokkeren van handel aan landen die aan Duitsland grensden, viel er nog een handelsactiviteit weg. Handel met de Geallieerden was nog wel toegestaan. De situatie was gewoonweg dat Nederland op het wereldtoneel politiek machteloos was gemaakt omdat de Geallieerden alles dicteerden.  De Duitsers op hun beurt gingen daardoor steeds meer twijfelen aan de Nederlandse neutraliteit.  

Ons land hield zijn hart vast voor een lot dat België al in 1914 was beschoren.
De gevolgen van de oorlog waren in Nederland zélf groter dan in de kolonie. Voedsel werd erg duur en samen met andere eerste levensbehoeften kwamen ze op de bon. De kolonie kon door de oorlog producten als suiker, rijst, copra, tapioca, thee, kapok en peper niet meer kwijt. Hierdoor werden bedrijven én de inheemse arbeidskrachten en hun gezinnen flink getroffen.  Ook hier schoten de prijzen van voedsel de hoogte in.
Het einde van de oorlog in 1918 zou niet zondermeer een herstel betekenen van de vooroorlogse economische groei en stabiliteit. De jaren twintig zouden sociale onrust kennen als gevolg van bezuinigingen op lonen en een groei van de socialistische en communistische beweging. Nadat het Gouvernement deze hadden onderdrukt volgde de Grote Depressie van 1929 die pas tegen 1938 zou eindigen, gevolgd door het begin van het einde van Indië in 1942.

De oorlog: Indië op eigen benen?

Door zeeblokkades, de inzakkende handel en verminderd post- en telegraafverkeer verminderde het contact tussen moederland en kolonie dusdanig dat deze laatste gedwongen zag zelfstandig ingrijpende beslissingen te nemen. Wachten op toestemming van ‘Den Haag’ kon te lang duren waardoor op te lossen problemen alleen maar groter konden worden. Banken, bedrijven en Gouvernement konden geen maandenlange of jaren durende wetgevingsprocedures afwachten wanneer er meteen iets moest gebeuren. De Javaasche Bank moest bijvoorbeeld de nodige extra kredieten verschaffen aan suikerproducenten om door de stil gevallen export, voorraadvorming te kunnen financieren. Probleem was dat van bedrijven  hoofd-kantoren in Nederland zaten en vaak als enige majeure beslissingen mochten nemen. Daarbij kwam ook nog het argument dat de verschaffers van kapitaal óók in Nederland of andere Westerse landen zaten. Dus “wie betaalt, bepaalt”.

Maar dit beginsel was niet      meer werkbaar wanneer de communicatielijnen niet meer functioneerden, waardoor de “filiaalhouder”  in Indië zijn maatregelen niet kon voorleggen noch daarop antwoord kon krijgen.

De verwijdering tussen het moederland en de kolonie zorgde voor een heroriëntatie van de beide economieën. Beide onderdelen van het koninkrijk werden minder van hun onderlinge handel afhankelijk. Nederland richtte zich op nieuwe markten in Europa en Nederlands-Indië intensiveerde de betrekkingen met Japan, andere Aziatische landen en de Verenigde Staten. Naast een ontwakend inheems nationaal bewustzijn begonnen ook de bedrijven en de bestuurders autonomie, maar dan economisch gezien, aan de orde te stellen.   De onverdedigbaarheid van de kolonie door het moederland had het besef dat meer autonomie en daardoor slagkracht gewenst was, alleen maar versterkt.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010555244%3Ampe...

De Grote Oorlog had niet alleen de dominante positie van de twee grote koloniale mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk aangetast, maar zeker ook het aanzien van Nederland als een koloniale macht.

Indo-Europeanen en de Grote Oorlog

Detailstudies over de Indo-Europeanen in de oorlogsperiode zijn nog niet verricht. Het is in meer algemene lijnen dat over hen informatie te vinden is. Tóch is er op basis van verricht onderzoek een beeld weer te geven van de geschiedenis van Indo’s  in relatie tot de oorlogs-situatie.
In de jaren van 1910 tot 1920 zien we in de kolonie de veranderingen voorkomen die het lot van de Nederlandse over-heersing zouden gaan bepalen. En vanzelf daarmee ook van de Indo’s als onderdeel van de Europese bovenklasse. De belangrijkste ontwikkeling was het ontstaan van een Indonesisch bewustzijn over de ongelijke machts- en welvaartsverdeling in en als gevolg van de koloniale overheersing. Toegang tot het Europees onderwijs en banen die voorheen waren voorbehouden aan Europeanen, werden meer en meer bezet door geschoolde Indonesiërs. Deze trend was deels het gevolg van de Ethische Politiek waarmee het Gouvernement erkende dat slechte woon- en werkomstandigheden, uitbuiting en onderbetaling hadden geleid tot een verarming van de inheemse bevolking. Zeker ook ter voorkoming van sociale onrust heeft het koloniaal bestuur maatregelen getroffen om de zogeheten ‘mindere welvaart’ van de bevolking te bestrijden. Daarnaast was er ook de missie om de bevolking ‘op te heffen’, in het Nederlands van toen betekende dat ontwikkelen van de Indonesiërs tot goede onderdanen, goed Europees opgeleid personeel en opgevoed naar Westerse waarden en normen.

Dat sociale beleid ging echter voorbij aan de Indo-Europeanen die door het bestuur niet tot de doelgroep van de welvaartspolitiek behoorden. Hoewel  zij gemiddeld een hogere welvaart hadden dan Indonesiërs, was er onder hen een aanzienlijk deel dat tot de lagere welvaartsgroepen behoorde. Een groot effect van de Ethische Politiek was dat Westers geschoolde Indonesiërs de Indo-Europeanen gingen beconcurreren en ook wel verdringen op de arbeidsmarkt. Ze waren niet alleen even goed gekwalificeerd maar ook veel goedkoper.
Onder de Indo’s begon een gevoel van achterstelling toe te nemen. Hoewel nooit openlijk massaal geuit vanuit de groep, voelden veel van hen dat veel blanke, “echte”, Nederlanders hen niet als gelijkwaardig zagen. De Indo werd in media en in besloten kringen vaak indirect en direct bespot en smalend bekeken. Dat kwam vaak juist doordat Indo’s als vanzelf zich de Westerse manieren en leefwijze maakten om zichzelf te bewijzen. Tegelijkertijd zorgde deze oriëntatie op de Europese leefwereld voor een verwijdering van hun Indonesische wortels.

Deze ongemakkelijke en tragische positie werkte door in sociaal-economisch opzicht. Voor de meeste ontwikkelde Indo’s was er uiteindelijk een ‘glazen plafond’ dat hen buiten de Nederlandse elite hield. Ze waren uiteindelijk niet gelijkwaardig aan de totoks. Voor topfuncties werden meestal geschikte kandidaten uit Nederland gehaald. Een ander effect hiervan was een scherper etnisch bewustzijn. Omdat de kolonie voor langere vestiging aantrekkelijker was geworden (meer voorzieningen, meer comfort) kwamen de nieuwkomers uit Europa met hun vrouwen en kinderen. Dit zorgde voor een groter aandeel van blanken die zich onderscheidender opstelden tegenover niet-blanken inclusief Indo’s. Het blanke superioriteits-gevoel als gevolg van de successen van wetenschap, industrialisatie  en gerealiseerde hogere welvaart, versterkte alleen maar een raciaal bewustzijn, waarmee Indo’s anders dan voorheen ook te maken konden krijgen.
Indo’s onderaan de sociale ladder  zagen zich constant bedreigd met terugvallen naar hun Indonesische wortels. Concreet te belanden in de ‘kampong’ of Indonesische woonwijk, metafoor voor de verpaupering in zowel materieel als cultureel opzicht. Onder de blanke Europeanen of totoks was er geen algemeen idee dat Indo’s systematisch werden achter-gesteld of dat er officieel racisme was. In de Sumatra Post van 26 oktober 1917 werd dat nog eens onderstreept.

Er waren ook tegengeluiden, zo blijkt uit De Tijd van 4 september 1917. Passages uit het artikel geven ook wel weer aan dat in Europese kringen (naar de geest van die tijd) de Indo’s werden gezien als een bevolkingsgroep die aan de onderkant van de samenleving was gesitueerd.

10897298491?profile=originalEen eerbetoon door Australische  veteranen aan de vele miljoenen gesneuvelde paarden en ezels (9-11-2014).

Pleidooi voor een sociaal-economische geschiedenis van de Indo’s

Is na te gaan welke gevolgen de oorlog heeft gehad op de sociaal-economische situatie van Indo-Europeanen? Het antwoord op deze vraag houdt in een onderzoek over een langere periode. Bijvoorbeeld lopend van 1900 tot 1930 en dan is de periode 1914-1918 een kort-durende fase in een langer lopend onderzoek naar trends en patronen in de welvaarts-ontwikkeling van de Indo’s als sociale groep. Sociaal-economisch historisch onderzoek gaat minder over incidentele feiten dan over trends en patronen in loon-ontwikkeling, werkgelegenheid, economische sectoren, de sociale mobiliteit, onderwijskansen en deelname aan cultuur, sport en verenigingsleven. Belangrijke bronnen zijn daarbij de officiële welvaartsonderzoeken, lonen en prijzen, sterfte- en, geboorte-cijfers, gegevens over verhuis- en migratiebewegingen.
Dat de Grote Oorlog van invloed is geweest op de algehele welvaart van alle bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië staat vast. Echter, in welke mate de Indo’s binnen de Europese bevolking in meer of mindere mate  zijn getroffen, is niet bekend.

Indonesisch politiek bewustzijn en loyaliteit aan Nederland

De Grote Oorlog versterkte in Indië de aanhankelijkheid aan het moederland en koningshuis. Ook de nieuwe sociaal en politiek zelfbewuste Indonesiërs betoonden hun loyaliteit. De periode laat een opkomend Indo-bewustzijn zien, zich uitend in het ontstaan van een politieke beweging de Indische Partij en een belangen-vereniging Indo-Europees Verbond

De Indo-emancipatiebeweging was een feit, vaak ook aangemerkt als een einde van indolentie.
De Indische Partij trok veel Indo’s aan in 1913 maar de beweging was door haar radicale ideeën te vroeg verschenen.  Doorslag-gevend waren het verbod op de partij en verbanning van de politieke leiders Ernest Douwes Dekker, Soewardi Soerjaningrat en Tjipto Mangoenkoesoemo, waardoor ze op een dood spoor terechtkwam. Bij nader inzien hadden de Indo’s behoefte aan concrete  en directe  belangen-behartiging nodig. Het ging hun om grotere toegang tot Europees onderwijs op alle niveaus, goede en betaalbare gezondheidszorg en natuurlijk banen waardoor ze welvaart konden bereiken die bij hen als Europeanen hoorde. De doelstellingen van het Indo-Europees Verbond speelden hier wél op in én politiek was ze meer gericht op de consensus en samenwerking met het bestuur.  
Gaandeweg richting 1920 uitten de Indonesische bewegingen zich meer expliciet voor een toekomstige zelfstandigheid. Het moederland zou daarin nog wel voorkomen maar hoe? In de jaren tot 1927 werd duidelijk dat door leiders als Soekarno, niets minder dan een onafhankelijk Indonesië het streven was.

Het Gouvernement zou de Indonesische nationalistische bewegingen effectief elimineren totdat de Japanners de kolonie zouden bezetten.

Samenvattend

De Grote Oorlog viel in een periode waarin Nederlands-Indië zich midden in sociale en politieke veranderingsprocessen bevond. Door grotere toegang tot het onderwijs kregen Indo’s en Indonesiërs kansen op beter werk en sociale stijging. Educatie vormde ook een nieuwe sociaal en politiek bewuste klasse van Indonesiërs die voor het eerst hardop begonnen te spreken over zelfstandigheid en onafhankelijk-heid. De eerste politieke bewegingen als Sarekat Islam, Indische Partij en vakbonden deden hun intrede. Het Indische Gouvernement was als altijd alert op sociale onrust en onderdrukte waar nodig al te radicale geluiden. De Indische Partij ondervond dat aan den lijve in 1913 en leidde tot haar beëindiging. De oorlog zorgde voor het verminderen van directe invloed van ‘Den Haag’   op de kolonie. De Engelse zee-   en handelsblokkade, de agressie van de Duitse oorlogsschepen   (de zogeheten Raiders en het onderzeebootwapen) en ook de algehele Geallieerde controle op zee tot in het Verre Oosten, maakten dat Nederland de belangen van Nederlands-Indië niet effectief en direct kon verdedigen. Hoewel in 1914 en 1915 de Indische economie nog redelijk goed presteerde, dreigden exportproducten hun markten in het Westen te verliezen. Zo verloor het belangrijke koloniale product suiker de Britse markt omdat Cuba een nieuwe leverancier was geworden.

10897298684?profile=originalDrs. Humphrey de la Croix

De oorlog noodzaakte Indië om economisch zelfstandiger te worden. Nieuwe markten en wederzijdse handelsvoordelen werden gevonden in de grote Amerikaanse markt en (in mindere mate) in Japan. Voor Nederlands-Indië was de Pacific het nieuwe oriëntatiepunt aan het worden. De Grote Oorlog, en eerder de Japans-Russische oorlog, vormen het bredere kader waarin de Nederlands-Indië past. Japan maakte Aziaten duidelijk dat de Westerlingen niet onoverwinnelijk waren. De jaren ’1914-1918′ lieten de kwetsbaarheden van het Westen zien, mede door het extra beroep op onderdanen en de grondstoffen uit de koloniën.     De Indonesiërs merkten dat Nederland hen niet had kunnen beschermen tegen een aanval van Britten, Engelsen en meer tot de verbeelding sprekend: Japanners. Tot aan het begin van  de volgende wereldoorlog in Indië en het eind van de Nederlandse overheersing volgden slechts nog 23 jaren.

Drs Humphrey de la Croix

Geboren in 1957 in Modjokerto, studeerde hij geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn specialisme is de sociaal-economische geschiedenis van het Nederlands kolonialisme. Hij heeft meegewerkt aan publicaties als: “Indië herinnerd en beschouwd, sociale geschiedenis van een kolonie 1930-1957” en “Gelders Blauw, het Indische leven in de provincie (2007).Daarnaast is hij recensent voor het “Tijdschrift voor Geschiedenis” en geeft hij tal van lezingen op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse koloniën. Tevens is hij hoofd-redacteur van de website www.indischhistorisch.nl, over de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Verder is hij mede-oprichter en bestuurslid van de Stichting Arisan Indonesia.

Literatuur:
Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 1914-1918. Leiden KITLV 2008.
Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. De Arbeiderspers. Amsterdam 2011.
Paul van der Veur, The lion and the gadfly. KITLV, Leiden.

 

Song of Remembrance to those who perished in The Great War 1914-1918, zie: pagina 23.

Lees verder…

Door:  Rita Kopetzky - Bersiap periode

10897288689?profile=original

Bersiap periode   Door:  Rita Kopetzky

Voor alle lezers die nog niet helemaal op de hoogte zijn van alle geschiedkundige feiten en verhalen, in dit artikel even een opfrissertje.

De Japanners, noch de Britten waagden zich aan enige vorm van gezagshandhaving, tenzij ze van hogerhand daartoe de opdracht kregen. De Pemuda’s, jonge Indonesiërs, waren op straat de baas. De Japanse kampcomman-danten moesten wel de kampen bewaken tegen de explosie van geweld van de Pemuda’s. Deze jongelui waren tijdens de oorlogsjaren door de Japanners opgehitst tegen de Nederlanders.

10897289260?profile=originalDe Pemuda’s waren jonge rebellen, die niet behoorden tot het Indonesische leger. Zij waren bijzonder fanatiek en gingen aggressief en vaak zeer wreed te werk. De ergste uitbarsting van geweld vond plaats in het najaar van 1945. De Japanse eenheden in Soerabaja hebben er na de capitulatie alles aan gedaan om het de geallieerden zo moeilijk mkogelijk te maken. Japanse wapenarsenalen werden open-gesteld voor Indonesische strijd-groepen, terwijl de Indonesische jongeren die door hen eerder waren opgehitst tegen de Nederlanders, nu aangespoord werden om wraakacties te beginnen. Echter ook de ca 400 Chinezen in Soerabaja werden het slachtoffer van deze acties. En tenminste 600 Nederlanders vonden op vaak afschuwlijke wijze de dood.

In totaal zouden ook ca. 12.000 Indonesiërs worden gedood in de strijd om Soerabaja, die nog zou volgen. In die strijd kwamen ook zeker 429 Brits-Indische militairen de dood. Het 16e leger van Japan stelde zijn wapendepots open voor de Indonesiërs en  selecteerde een duizendtal officieren en onder-officieren om een regulier leger in Indonesië op te zetten.

Nationalistische Pemuda’s vormden tot de tanden gewapende groepen met samoeraizwaarden (van de Jappen gepikt of gekregen), klewangs, indrukwekkend lange politiesabels (waar ze meestal als eerste naar grepen) en Hun uitrusting werd gecompleteerd door één of twee pistolen in holsters, een bajonet en een zonnebril. Vaak ook hadden ze vlijmscherp geslepen bamboe-speren bij zich. Enkelen hadden zelfs patroonbanden weten te bemachtigen, die ze kruislings over de borst droegen. Ze reden rond in vrachtwagens die ze van de Jappen hadden geconfisceerd. Trots en vol vuur schreeuwden zij uit alle macht om vrijheid en revolutie: “Merdeka – merdeka”.

10897288898?profile=originalBuiten de kampen werd het erg gevaarlijk; als ze je te pakken kregen, werd je onherroepelijk “getjingtjangt” (in mootjes gehakt) Een zekere Soetomo, die de drijvende kracht was achter deze haarcampagnes tegen alles wat Nederlands was, trok zich niets aan van Soekarno en Hatta, die lieger op een constructieve manier en met steun van de Verenigde Naties de vrijheid van hun land wilden bevechten. Het optreden van de extremistische groepen leidde ertoe dat Soekarno en Hatta zich genoodzaakt voelden om totaal onvoorbereid de onafhankelijkheid uit te roepen op 17 augustis 1945.

Hiermee brak de Bersiap periode aan. Commandant Whitmarsh-Knight, die op dat moment aan het hoofd stond van de 5e Indian Division, getuigde over ene Jack Boer, reserve kapitein bij het KNIL over zijn daadkracht en zijn strategisch inzicht. Er zaten 2348 Nederlanders opgesloten in de Werfstraatgevangenis in Soerabaja en die stonden op het punt om door de extremisten te worden vermoord. Er stonden voor de uitgehongerde gevangenen tonnen met vergiftigde rijst klaar. Als ze die gegeten zouden hebben had niemand het overleefd en daarna zou de gevangenis met vaten benzine in brand worden gestoken, waarbij ieder die er zich bevond, dood of nog levend, verbrand zou worden.

10897288689?profile=originalOp 10 november 1945 vond een spectaculaire bevrijding plaats, waarbij Jack Boer en 10  Gurkha’s de Nederlanders hebbemn bevrijd. Na het uitschakelen van de wachten, werd met een tank de muur doorboord, waardoor de gevangenen konden vluchten. Degenen die nog in hun cellen zaten, werden bevrijd door de celdeursloten kapot te schieten. Buiten stond een vrachtwagen klaar om de in veiligheid te brengen. Bij deze actie verloor slechts één Gurkha het leven.    De bloedbaden van de Simpang-club en het Goebeng-transport vormden een blinde vlek in de Indonesische onafhankelijkheids-geschiedenis, zo beschrijft Inez Hollander. Zij geeft een aanval weer    op    een    transport    van vrouwen en kinderen. De bronnen in Indonesië over de revolutie in Soerabaja noemen het bloedige lot van het Goebeng-transport niet eens. Na de agressie van een zwaar beproefd volk, kwam men tot bezinning. Men sprak er liever niet meer over. Inez Hollander is zo’n beetje de enige die het in haar boek “Verstilde stemmen en verzwegen levens” beschrijft. Er is een massagraf van dit transport in Soerabaja. De juiste aantallen van Indonesiërs die in de slag om Soerabaja het leven lieten, zijn niet bekend, maar het zullen er duizenden zijn geweest.

Soekarno

In 1927 Richtte Soekarno de Partai Nasional \indonesia (RNI) op. Deze partij streefde naar de onafhankelijkheid van Indinesië. In 1929 werd hij door de Nederlanders gearresteerd en in de Soekamiskin gevangenis gezet. Hij kreeg strafverkorting en werd op 31 december 1931 vrijgelaten. Zijn reis naar huis werd een ware triomftocht. In augustus 1933 werd Soekarno weer gearresteerd en verbannen naar Flores. Vanwege zijn gezondheid werd hij in februari 1938 overgeplaatst naar Benkoelen in Zuid-Sumatra. Die tocht bracht weer massa’s mensen op de been. Toen de oorlog met Japan uitbrak, in 1942, kwam hij weer vrij. Men dacht dat Soekarno en Hatta gemanipuleerd waren door de Japanners, maar eigenlijk was het juist Soekarno die een heel sluw spel speelde met de Japanners. Hij heeft de Japanse autoriteiten geholpen, soms ten koste van zijn eigen volk, door zijn mensen als dwangarbeiders uit te leveren; deze werden door de misleidemde campagnes geronseld Hij gebruikte de Japanners om zijn doelen te verwezenlijken. Door de onvoorwaardelijke capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 was er een gezagsvacuum ontstaan, wat de Britten weigerden om op te vullen. Hierdoor werd Soekarno door zijn eigen achterban gedwongen om op 17 augustus de Republik Indonesia uit te roepen. Na de oorlog werd Soekarno (niet democratisch) gekozen om te regeren over alle eilanden die door onder andere de Nederlanders bij elkaar gebracht waren, maar die daarvoor nooit één rijk vormden. De Molukkers, Timorezen, Papua’s en Medanezen, aan wie door Koningin Wilhelmina onafhanke-lijkheid was beloofd, vonden het verschrikkelijk dat Soekarno met geweld over hen ging regeren. Veel Molukkers kregen via de rechter een verblijfsvergunning in Nederland.

10897289497?profile=originalBritse hulp

Door de verwarring rond de Japanse capitulatie was een snelle overname van de macht dpoor geallieerden van het nog door Japan bezette Nederlands-Indië onmogelijk. Het inschepen van Maharata-, Gurkha- en Sikh-troepen vanuit Brits Indië (India) geschiedde pas in o0ktober 1945. In deze twee verloren maanden had de terugkeer van de krijgs-gevangenen naar hun familie en vooroorlogse standplaatsen moeten plaatsvinden. De leiding van het Britse leger bewapende de Japanse soldaten opnieuw met bajonetten en geweren (zonder kogels) voor de verdediging van de kampen. Hierdoor werden de Japanners gedwongen de bajonetten, die zij voorheen op ons hadden gericht, nu op de Pemuda’s te richten.

De duistere rol die de Japanners in de naoorlogse politiek gespeeld hebben is nooit helemaal duidelijk geworden. Zij hadden immers de tijd gekregen al het belastende materiaal over hun wandaden te vernietigen. Dit heeft dan ook de berechting van van veel Japanners wegens oorlogsmisdaden ernstig bemoeilijkt. De Britten hebben zich aanvankelijk geconcentreerd op de bevrijding van de krijgs-gevangenen en de ontwapening van de Japanners. Het herstel van het gezag zoals dat voor de oorlog was, behoorde niet tot hun taak. Ook met de Indonesische onaf-hankelijkheidsstrijd bemoeiden ze zich niet. Daardoor werden de eerste vijf bataljons van de Nederlandse oorlogsvrijwilligers maandenlang in Malakka in quarantaine gehouden, terwijl de Pemuda’s de Nederlandse burgers aan het afslachten waren.

Twee politionele acties waren nodig om Nederland militair tot overwinnaar te maken, maar de Nederlanders verspeelden op politiek terrein alle sympathie van de internationale gemeenschap en was hierdoor feitelijk de grote verliezer. De Nederlandse politiek was en bleef de enige schuldige aan het zinloos geweld en niet de Indische Nederlanders of de vanuit Nederland gezonden soldaten, die thans veteraan zijn.

Lees verder…

Internationale Top 50 Allertijden

Indoweb Internationale Top 50 Allertijden

10897301658?profile=original

Tussen Kerst en Oud en Nieuw is Nederland in de ban van lijstjes. De 10 beste en slechtste dingen van 2014 en natuurlijk op Radio 2 de Top 2000 Allertijden. Maar wat zijn nu de grootste Indische hits allertijden. Indoweb zette 50 Indo-evergreens voor je op een rij. Wat is jou Indo-hit allertijden?

1. Tielman Brothers – Little Bird
2. Blue Diamonds – Ramona
3. Anneke Grönloh – Brandend zand
4. Ernst Jansz – Een eerste klein verraad
5. Andy Tielman & Tjendol Sunrise – Rock little baby of mine
6. The Crazy Rockers – Mamma-Pappa Twist
7. Anneke Grönloh – Nina bobo
8. Yopie Latul – Poco poco
9. Rudi van Dalm – Begawan solo
10. Dinand Woesthoff – Dreamer (Gussie’s song)

11. The Young Sisters & The Black Dynamites – Let’s have a party
12. Boudewijn de Groot – Verdronken vlinder
13. Van Halen – Jump
14. Liesbeth List – Pastorale
15. Blaudzun – Promises of no man’s land
16. Wieteke van Dort – Arm Den Haag
17. Eddy Chatelin – Down by the riverside
18. Royal Hawaiian Minstrels – Mooi Hawaii
19. The Hot Jumpers – I’ll never let you cross my mind
20. Kane – No surrender

21. Ricky Risolles – Poco poco style
22. Michelle Branch – Everywhere
23. Massada – Sajang é
24. Armand van Helden – You don’t know me
25. Lois Lane – It’s the first time
26. Jiggy Djé – Ik heb je
27. The Eastern Aces – The Way I Treat You
28. Jamai – Step right up
29. Blue Diamonds – That’ll be the day
30. Tielman Brothers – Rock little baby of mine

31. Jack Jersey – Papa was a poor man
32. Tjendol Sunrise – Rays of morning sun
33. Wieteke van Dort – Klappermelk met suiker
34. Blaudzun – Flame on my head
35. The Partysquad – Rampeneren
36. Ernst Jansz – De ballade van Nina Bobo
37. Tielman Brothers – Java guitars
38. Kane – Rain down on me
39. Liesbeth List – Te veel te vaak
40. The Desmounts – Midnight blue

41. George Baker – Little green bag
42. Sandra Reemer – The party’s over
43. Lois Lane – Tonight
44. Justine Pelmelay – Blijf zoals je bent
45. Sjors van der Panne – In het zicht van de haven
46. Jack Jersey – In the still of the night
47. Justine & Marlon – Waarom huil je toch Nona Manis
48. Original Talkatives – Squeeze Louise
49. Boudewijn de Groot – Testament
50. Dewi Pechler & Jamai – When you walk in the room

Lees verder…

ICM Project & Events, organiseert seminar  naar het boek "Overleven door het denken in projectstrategieen.  Het boek is ook afzonderlijk te bestellen kosten  49,95 Euro via schwab@icm-online.nl 

10897402857?profile=original

Seminars "Overleven door te denken in projectstrategieën".

Ferry Schwab, emeritus, werkzaam geweest als Senior Management Consultant ( DGA van Fastware & Advisering) met als opdrachtgevers het Bankwezen, en Overheid.  Voor de periode 1993 - 1999 uitsluitend Multinationals in de Benelux, wil graag zijn belevenissen en ervaringen met U delen, en zette deze om in het boek met de titel "Overleven door denken te denken in projectstrategieën". Met het projectdenkend geeft Ferry Schwab vele projecten overleeft en succesvol afgesloten. Het boek is een herdruk die in 1997 is uitgebracht, toen uitsluitend voor bedrijven.  Druk II is juist bedoeld voor iedereen van hoog tot laag in de organisatie, en deze begint juist in de thuis situatie voor evenwichtige balans tussen werk en privé.

U kunt zich nu inschrijven voor  de seminardagen februari aanstaande. U ontvangt een bevestiging op uw inschrijving, mocht de inschrijvingen vol zijn dan wordt automatisch naar het volgende seminar gepland.

De seminars worden gehouden bij Van der Valk te Harderwijk zie  voor parkeren en  routebeschrijving www.harderwijkvandervalk.nl

10897403054?profile=original

Inschrijving bedraagt € 69 (Excl. BTW) en is inclusief het boek "overleven door te denken in projectstrategieën" met ISBN 978-94-92954-36-7 ter waarde van € 62,75. Het boek bevat methodieken die U in vele situaties (praktijkgevallen)  als naslagwerk kan gebruiken op in uw werksituatie  of bij U thuis.


Voor uw inschrijving schwab@icm-online.nl  voor gedetailleerd informatie info@icm-online.nl


Het boek is ook afzonderlijk te bestellen kosten  49,95 Euro via schwab@icm-online.nl 

Wordt georganiseerd door ICM Project & Events

Lees verder…

PERSBERICHT  15 december, muzikale opening in kerstsfeer van het Openluchtpodium Doorn

10897403471?profile=original10897403301?profile=original10897403079?profile=original

  

Op zaterdag 15 december wordt het Openluchtpodium Doorn op het terrein van het Revius Lyceum Doorn officieel geopend met een muzikaal evenement in kerstsfeer: het Santa-Kerstevent.

 

Het programma van dit Santa-Kerstevent duurt van 16.00 uur tot ongeveer 21.00 uur en bestaat uit een kleine intieme Kerstmarkt met glühwein, hapjes, leuke kerstartikelen èn een aantrekkelijk sfeervol muzikaal programma.


Om 18.00 uur wordt het openlucht podium officieel geopend door de wethouder en oud-directeur van het Revius Lyceum.

 

. Het bekende combo Wout Nijland & Friends ( met saxofonist Harry Jekel) zal een prachtig Kerstrepertoire verzorgen.

. Daarnaast treedt ook het 45 koppige zangkoor Forevergreens uit Amersfoort belangeloos op. ‘Forevergreens’ is een initiatief van de Amersfoortse toetsenist, arrangeur en dirigent Paul Brandsma en bestaat uit mensen, jong en oud, die 2-wekelijks op woensdagavond met plezier ‘songs van alle tijden’ zingen, echte evergreens. Op 15 december is het repertoire toegespitst op Kerst.

. Een compacte delegatie van zes blazers van Harmonie Manderen uit Maarn/Maarsbergen zal dit evenement aan blazen. Ook zij treden belangeloos op.

 

Ook kinderen zullen zich op dit evenement kunnen vermaken.

 

Standhouders die mee willen doen kunnen zich nog melden. 

 

Dit evenement is een spontaan initiatief van de op te richten ‘Stichting Openluchtpodium Doorn’. Recent is door de ‘Stichting Muziekkoepel Doorn’ het openluchtpodium speciaal voor de Doornse bevolking gebouwd op het terrein van het Revius Lyceum, dat alle medewerking aan dit evenement heeft toegezegd.

 

Facebook: Openluchtpodium Doorn

 

Meer info: 06-50663884 (Richard Limpens), 06-51472977 (Wout Nijland)

 

Lees verder…

10897406689?profile=originalBuitenkampers vormen een grote, maar vergeten groep die tijdens de oorlog en Bersiapperiode in Nederlands-Indië zwaar heeft geleden. Over ’het erge’ praten ze alleen in eigen kring.

Bronvermelding : TROUW.

Indo’s, de gemengd Indonesisch-Europese burgers van Nederlands-Indië, waren tot op het bot loyaal aan Nederland. De Japanse bezetters verwachtten dat de mensen van gemengd bloed wel voor hun Aziatische kant zouden kiezen, maar dat pakte totaal anders uit.

Voor Lucy Bussemaker-de Neve was het al Nederland wat de klok sloeg in Indië. Zoals de meeste Indo-Europese vrouwen bleef ze zich tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië westers kleden. „Dat was de tragiek van haar eigen opvoeding. Mijn moeder was zo pro-Nederland dat ze weigerde om zich te ’verlagen’ door Indonesische kleding te dragen”, vertelt Herman Bussemaker (74). Hij maakte als ’buitenkamp-kind’ de Japanse bezetting en daarna de gewelddadige Bersiapperiode (1945-1946) mee. Zo’n 200.000 Indische Nederlanders hebben de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië buiten de jappenkampen doorgebracht, onder vaak moeilijke omstandigheden.

De groep is groter dan de 120.000 Nederlanders die in de kampen geïnterneerd waren, maar nog steeds relatief onbekend. Dat is volgens historicus Bussemaker te wijten aan het ontbreken van een Indo-schrijfcultuur en aan het moeten ’overleven’ in het naoorlogse Nederland. Welbeschouwd is het cynisch dat uitgerekend de meest loyale dienaren zo’n hoge prijs hebben moeten betalen voor hun trouw aan Nederland. Bussemaker: „Eén op de zes Indische Nederlanders heeft de bezetting en de Bersiaptijd niet overleefd. Dat realiseert men zich in Nederland niet.”

Vanaf het begin van de Japanse bezetting in maart 1942 verzetten Indo’s zich tegen maatregelen om de Nederlandse invloed op met name Java uit te bannen. Op het bezit van de Nederlandse vlag of een portret van koningin Wilhelmina stonden op zijn minst stokslagen en in het uiterste geval onthoofding; maar dat weerhield veel Indische Nederlanders er niet van om zo’n vlag of portret te koesteren. Door geen salaris en pensioenen meer uit te betalen en KNIL-militairen krijgsgevangen te maken, raakten de buitenkampers geïsoleerd en vogelvrij. „Indische families kropen bij elkaar. Voor hun bescherming waren ze aangewezen op ouderen en jongeren. Jongens werden de straat op gestuurd om aan geld te komen. Ze verwilderden, sommigen werden zelfs crimineel”, schetst Bussemaker de ’steeds vijandiger leefomgeving’.

Herman Bussemakers vader keerde niet terug uit krijgsgevangenschap. Hij kwam in september 1944 om toen het troepenschip Junyo Maru werd getorpedeerd. Met zijn moeder, oma en twee broers leefde Bussemaker in de citroen- en sinaasappelplantage van de familie op Oost-Java. Door te kiezen voor het behoud van de plantage had zijn pro-Nederlandse moeder haar Indische afkomst zwaarder laten wegen. Alleen Indo’s mochten immers buiten de kampen leven. „Dat moet voor mijn moeder een verschrikkelijke stap zijn geweest. Pas later heb ik me gerealiseerd dat die keuze haar innerlijk verscheurd moet hebben.”

Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 brak zeker voor Indische Nederlanders een nog moeilijker tijd aan, die van de Bersiap. Jonge Indonesische vrijheidsstrijders, opgeleid door Japanse militairen, verklaarden de oorlog aan het kolonialisme. Indische Nederlanders moesten het ontgelden, omdat ze te boek stonden als pro-Nederlands en in eerste instantie zonder bescherming tussen de inlandse bevolking woonden. De meeste slachtoffers onder Indo’s zijn tijdens de Bersiap-periode gevallen. Bussemaker: „Mijn vijandbeeld en dat van vele anderen bestond niet uit Japanners, maar uit Indonesiërs. Voor hen zijn we uiteindelijk naar Nederland gevlucht.”

Zo’n 50.000 Indo’s werden na de Japanse capitulatie deels voor hun eigen veiligheid alsnog gearresteerd en in kampen geïnterneerd. Het eten was er karig en slecht. „Rijst met een waterige soep. Met een katapult schoten we op mussen en als er een kat of hond door het kamp liep, verdween die meestal in de pan. Mijn moeder maakte sambal van slakken. We vonden het nog lekker ook.”

De familie Bussemaker verbleef in vier verschillende kampen tot ze pas anderhalf jaar later, in maart 1947, vrij kwam. Twee jaar later besloot moeder Bussemaker dat haar drie zoons in het op onafhankelijkheid afstevenende Indonesië geen toekomst hadden. Ze keerden niet van verlof in Nederland terug.

Voor veel Indische Nederlanders is het ’de meest bittere frustratie dat ze in Nederland als tweederangs burgers zijn behandeld’ in het land dat ze tegen zo’n hoge prijs altijd trouw waren gebleven, zegt Herman Bussemaker, die ook voorzitter is van het Indisch Platform, het overlegorgaan van Indische organisaties in Nederland. Ambtenaren en militairen kregen geen salaris of pensioen over de jaren die ze gevangen hebben gezeten; Indische Nederlanders zijn uitgezonderd van de afspraken tussen Nederland en Indonesië over vergoeding voor de geleden oorlogsschade. „Maar mijn moeder is nooit bitter of gefrustreerd geweest”, vertelt Bussemaker. „Ze zei altijd: ’Jongens, we hebben het hier toch goed’. En ze heeft geweigerd om ooit nog een voet op Indonesische bodem te zetten.”

581?appId=e9b4e2a1869038ffcaf318a6d1463b0b&quality=0.8

Na de Japanse capitulatie patrouilleren militairen door de straten van Batavia (1945). (FOTO COLLECTIE NEDERLANDS INSTITUUT VOOR MILITAIRE HISTORIE)

581?appId=e9b4e2a1869038ffcaf318a6d1463b0b&quality=0.8
Historicus Bussemaker maakte in Nederlands-Indië de bezetting en de na-oorlogse -periode mee: ¿Mijn vijandbeeld bestond niet uit Japanners, maar uit Indonesiërs.¿ (FOTO MAARTJE GEELS)

DEEL DIT ARTIKEL


Lees verder…