Jan de Keten's berichten (350)

Sorteer op

10897402453?profile=originalZijn er overeenkomsten tussen de “Indische huizen” en de Groningse huizen?

 

Wie gisteren het interview heeft gevolgd van Eric Wiebes moet toch concluderen dat een zeer belezen en wel bespraakt is.

Ik heb wel genoten van deze man, en wel besproken breed georiënteerde verhalen met diepgang allemaal gestoeld op modellen en de wetenschap, dat je in een strategie kan inzetten, maar heeft een hele andere film voor zich als om de economische welvaart van Nederland gaat. Toch tijd voor Eric om langs de voedselbanken te gaan of net als Martin van Rijn die langs de tehuizen gingen die de zorg hadden voor de senioren. Nederland is 1 van rijkste landen, met alle luxe die je maar kunt bedenken, en tegelijk een Eric die naar films als Piepe Langkaus kijkt. Moet wel concluderen dat een zeer belezen man is, heeft veel met zijn broer gelezen, maar toen kwam het pijnlijke dossier eindelijk aan de orde de huizen in Groningen.

Zijn filosofie is dat een onderwerp of een feit dat ter tafel komt nimmer een rekenmodel oplos gelaten mocht worden, maar de inhoudelijke feiten. Gemakshalve noem ik het VVD - rekenmodel het synoniem van het woord 'economie".

Ik laat dat het rekenmodel dan los maar dan op de feiten, waarom dan nog gaswinning tot 2030, en besteed dan alle inkomsten aan de heropbouw van Groningen.  Gaf ruim toe het falend beleid van Den Haag, het  stond wel  10 – 1 voor de Groningers. Het probleem werd door Den Haag nooit herkend of misschien moet ik zeggen erkend!

 Overigens zeer herkenbaar voor de Nederlandse Indische Gemeenschap, die in een drama-film zijn verzeild geraakt, en nog steeds leven na 52 jaar;  Eerst de oorlog, overdracht, dan de bersiap en dan 52 jaar te moeten leven met een drama-film. Het ging ook om de Indische huizen in het voormalige Indie, die door de republiek Indonesie werden onteigend, naast hun andere bezittingen en tegoeden. Nooit heeft Den Haag dit probleem herkend laat staan erkend of maar 1 oplossing geboden voor de NIG, desondanks Soekarno 700 miljoen aan schade betaalde aan het Min. BuZa om dit te compenseren. De Groningers hebben hun huizen nog, misschien een schrale troost, de Nederlandse Indische Gemeenschap kregen hier boven op nog eens rekeningen voor het inrichten van de woning, tijdelijk verblijf en de overtocht. Waar is dit geld gebleven Eric?

Lees verder…

10897222082?profile=originalVragen naar aanleiding van de oproep met betrekking tot ACTW-66.

Om te onderzoeken met betrekking tot de bekendheid van het Traktaat van Wassenaar, heeft de delegatie ACTW-66 een soort onderzoek gehouden op de ICM - en Indische Facebook groepen. Die bekendheid is van een groot belang om te staven of bij Nederlandse Indische Gemeenschap bekend was dat ze een claim konden indienen. Voor het indienen had men ook nog eens drie maanden de tijd. De vooronderzoeken die zijn vastgelegd in het Boek met titel rapport traktaat van Wassenaar constateert keiharde feiten dat slechts in Staatscourant is gepubliceerd, en niet in de gebruikelijke landelijke media. Voorts hoe frequent is dit gepubliceerd, of was het eenmalige publicatie. Hierdoor de gedupeerden hun schadeclaim niet hebben kunnen indienen.

Inmiddels heeft ACTW-66 via ICM, Facebook en Pasars ruim 2 jaren publiciteit gegeven. Op Facebook groepen is op 21 augustus begonnen met dagelijkse publicatie met een reikwijdte van 80.000 leden. Elk lid heeft wederom zijn Facebook vrienden. Immers ruim 15.000 die petitie hebben getekend zijn op de hoogte. Is de gehouden enquête op Facebook een welkome aanvulling. Naar schatting gaat het om ruim 40.000 tot 60.000 gedupeerden.

Tijdens deze enquête voering is al duidelijk het beeld dat niemand die compensatie heeft ontvangen, laat staan bekend is met het Traktaat. Naar aanleiding van de vele vragen is onderstaande informatie gepubliceerd.

INFORMATIE 

Het traktaat gaat om uw bezittingen en tegoeden die door de Indonesische republiek zijn onteigend waarvoor aan het Min, BuZa een compensatie van 689 miljoen werd betaald. Min. BuZa is belast met de uitdeling hiervan. Het traktaat is van toepassing op U wanneer kan aantonen daar te hebben gewoond over de periode 1947 tot 1962. Voorts de plaats van aankomst in Nederland, de plaats van contract pension, en plaats van woning die u betrok. Uiteraard met de data erbij.

Deze compensatie valt onder het familierecht. Het gaat immers om familiebezit en familie kapitaal. Dit impliceert als uw ouders zijn overleden u erfgenaam bent. Indien u niet meer beschikt over de papieren van uw ouders, zijn deze bij de geeigende Overheid instanties te verkrijgen.

Essentieel om te weten is dat in september 1966 alleen via de Staatscourant bekend is gemaakt, en niet via de gebruikelijke landelijke bladen, media en de omroepen. Binnen drie maanden diende U de claim in te dienen. ACTW -66 zal alles in het werk stellen dat alsnog nu de claims worden uitbetaald, en hierbij hebben wij hard uw steun nodig. Fase I hebben wij gerealiseerd met team, nu is fase II aan de orde om middelen te werven voor vervolg stappen, ruim 400.000 is nodig voor fase II. Fase I is door ACTW-66 voorgefinancierd.

Op 19 mei jl. is de delegatie en deelnemersraad geïnstalleerd;
ACTW-66 delegatie waar zes personen zitting nemen o.a. 2 advocaten , 1 jurist Internationaal recht plus historicus , materiedeskundige en mijn persoon. ACTW -66 deelnemersraad nemen nu 17 personen zitting, er is nog plaats voor zes personen.

Wilt u toch meer weten!
ACTW-66 organiseert iedere zaterdag inloop - en bijeenkomsten, hier kan U o.a. meer weten te komen over de geschiedenis van het traktaat, welke voorbereidingen zijn er gedaan, en wat zijn de volgende stappen. Uiteraard kan U het uitgebrachte boek "Uitbetalen Traktaat van Wassenaar ' inzien of aanschaffen.
Is uw belangstelling gewekt mail naar mij Schwab@icm-online.nl en U ontvangt het uitnodigingsformulier, na invulling hiervan en ontvangst, krijgt u een bevestiging van de datum.
Vaste locatie www.squashalmere.nl

Lees verder…

Persbericht, 20 juli 2018

10897401681?profile=original

 

Trespass.

Trespass (1996 – 2007) was een heel bekende en populaire Country Band. De oprichters van Trespass waren Albert Rumengan en Bert Vreuls. In 1997 werd Henk Galestien (Freelance Productions) benaderd om het management van Trespass op zich te nemen. Het was een succesvolle combinatie.

De muziek die Trespass speelde kreeg een speciaal arrangement; de ‘Trespass Treatment’ voor ingewijden, waardoor het een unieke eigen sound kreeg die overal herkenbaar was. De band maakte een stormachtige ontwikkeling door, won verschillende prijzen en wist de harten van het countrypubliek en de linedancers voor zich te winnen.

Talloze optredens in binnenland volgden. Daarnaast ook België, Duitsland, Frankrijk en Spanje. Hoogtepunten waren de gezamenlijke optredens met Danni Leigh (USA), Sarah Jory (GB), Amy Lee Bennett (B), en twee jaar op rij een succesvolle Tour samen met Riem de Wolff langs geweldige resorts in Turkije. Trespass was een hechte muzikale vriendenband. Het plezier, enthousiasme en de vriendschap spatte van het podium af.

Cd’s konden natuurlijk niet uitblijven. De eerste Cd Trespass Live was binnen een mum van tijd uitverkocht. Daarna volgden Just Passing Through en Ten. Ze verkochten als warme broodjes en werden door verschillende radiostations in Nederland, België, Spanje en Australië afgespeeld.

Ook bij de linedancers was Trespass zeer geliefd. Er kwam zelfs een heuse Fanclub: Fan@tics.

Helaas, na 11 jaar was de koek op en ging ieder zijn eigen weg.

 

 Amy-Lee Bennett

Samen met Amy-Lee Bennett, The Queen of Country Music in Belgium traden ze door heel Nederland en België op. Acht jaar op rij won ze de CAWAB award voor beste country zangeres van België. Onvergetelijk waren de drukbezochte Parkfeesten in België. De Country Gazette noemde Trespass & Amy Lee Bennet een Gouden Combinatie en op veel Country Festivals waren ze The Main Attraction.

 

Riem de Wolff

Met zijn broer Ruud vormde hij destijds het legendarische duo The Blue Diamonds. Hun song Ramona werd een wereldhit. Hiermee hebben zij Nederland op de kaart gezet. Op nagenoeg alle grote internationale podia hebben zij opgetreden.Talloze televisieoptredens over de hele wereld volgden. Ruud en Riem raakten bevriend met veel grote wereldartiesten, waaronder The Everly Brothers. Voor hun verdiensten werden zij in Nederland Koninklijk onderscheiden. Ruud is in het jaar 2000 gestorven. Enkele jaren later vormde Riem samen met zijn zoon Steffen The New Diamonds. Vervolgens ging Riem solo verder. Trespass was de eerste band waarmee Riem de draad weer heeft opgepakt. Samen met Trespass heeft hij een reeks concerten gegeven met als titel ‘Back On Track’, in lijn met zijn nieuwe CD na de periode met The Blue Diamonds. In juni van 2017 was Riem de Wolff nog voor een paar concerten in hotel Indalo Park. Op 12 september 2017 is hij overleden.

 

Riny Heesters

We richten de spotlight nog eenmaal op onze Riny. Samen met Albert en Alex vormde hij de frontline van Trespass. Zij stonden garant voor een perfecte performance en de unieke Trespass sound. Een drie-eenheid met hetzelfde gevoel voor humor en altijd in voor spontane grappen en grollen op het podium. Hun act om met z’n drieën op een gitaar te spelen was in een woord hilarisch. Als een echte Elvis fan bracht hij in de set van Trespass een onnavolgbare ode aan The King. Op 22 juli 2017, een paar dagen na zijn 55ste verjaardag is hij helaas veel te vroeg van ons heengegaan. Dank voor de mooie tijd Riny.

 

Sarah Jory.

Ze was pas vijf jaar toen ze de pedalsteel guitar bespeelde. In 1978 was ze al te horen op de BBC. Ze was pas negen jaar jong. Vier jaar speelde ze in de Band Sarah And The Colorado.

Haar eerste album maakte ze op 11 jarige leeftijd. Toen ze 13 was speelde ze in Amerika op The Steel Convention in St Louis, samen met Buddy Emmons. Van 1984 tot 1992 trad ze op in  Steel Conventions, samen met de legenden Buddy Emmons, Lloyd Green en Paul Franklin. Verder werkte ze samen met Ricky Skaggs, Porter Wagoner en Gene Watson. Ze deelde het podium met o.a. Eric Clapton en Glenn Campbell. Als sessiemuzikant is ze op verschillende albums te horen. Samen met Riem de Wolff heeft ze ook een album gemaakt.

Van 2006 – 2009 maakte ze een wereldtour met Van Morrison.

 

Trespass & Friends: A Tribute To Riny Heesters & Riem de Wolff.

Riny en Riem zijn er helaas niet meer. Omdat veel mensen Trespass nog graag een keer willen horen en zien is besloten om nog een keer bij elkaar te komen om een ode te brengen aan Riny en Riem. Dat gebeurt in de herfstvakantie van 16 tot 27 oktober 2018 in Hotel Indalo Park, Avenida del Mar 19, Santa Susanna (Barcelona).

Voor meer informatie:

Trespass Tribute Show – Albert Rumengan (rumengan@kpnplanet.nl)

Trespass Tribute Reis – Henk Galestien (henkgalestien@gmail.com)

Lees verder…

Op vele verzoek is de Sfeer Dvd pasar Malam weer te bestellen bij ICM stands op de pasar malam.

10897403276?profile=original

De eerste Pasar Malam dvd die ooit sinds het bestaan van de Pasar Malam is gemaakt in 50 jaren. Ruim 30 artiesten, bands en groepen hebben meegewerkt aan deze productie. Speciaal zijn door R.I.P Marshal Manengkei (song/writer) liedjes en songs geschreven gecomponeerd met in de hoofdrollen gefigureerd door Ed Brodie en Inge.
Presentatie door Sylvia Elders, doe de inleiding over de geschiedenis van de pasar malam. Ook wil redactie ICM een correctie aanbrengen op deze geschiedenis dat de moeder van Geraldlne, Mary Bruckel-Beiten  de grondlegger is van de pasar malam, niet Tjali Robinson, verwijs dan ook naar het artikel op ICM

10897268901?profile=original

Pasar Malam Selamat 

Datang in Holland - boek verkrijgbaar bij Amazon.met  vertaalde  Nederlandse artikelen - Engels Doorgaan  

U ziet o.a.
- Blue Diamond Riem de Wolff, bijna 30 minuten
- Oscar Harris met o.a. The Song for the Children
- De mega artiest Tantowi Yahya
- De enige opnamen van The Valiants ooit gemaakt met Peter Layton
- Bunga Melati
- Adventure (Rember The Ventures) met Albert van Prenh
- Double Impact
- Ginger
- JF Selection
- Manna
- Mambesak
- Next Level met Albert Rumungan
- Paatje
- Nilam Sari
- Free Line
- Ocassion
- Dave Gerritsen
- Ginger
- The Valiants
- Edang Setyawati
- Indonesian Paradise
Productie
ICMOnline en ICM NetwerkGroup
Tot standgekomen  met medewerking van :
MM & Music, WN Productions, TLP Productions, Sylvia Elders, Ferry Schwab, Ed & Inge Brodie, Hedy, Broenink, John van Hese, Geoge Kwekel en vele andere niet genoemden
Met dank aan
Chris Uitenbogaard, Dick ter Hark, Fred Lammers, Garuda TV, en vele niet andere genoemden
De DVD heeft een speelduur van 3 uren,
en bestaat uit twee dvd's.

Neem de pasarsfeer mee naar huis voor warme koude winterdagen van 29,95 voor 14,95
Te bestellen bij ICM stand op de pasar malam bestel@icm-online.nl 
Lees verder…

Bijdrage aan wederopbouw Nederland

Bijdrage aan wederopbouw Nederland

De Indonesische injectie


Van de ene op de andere dag veranderde Nederland op 27 december 1949 van een koloniale mogendheid in een bescheiden Europese staat. Vrijwel onbekend is dat
Indonesië aan de naoorlogse wederopbouw van Nederland een cruciale bijdrage leverde.

OP 27 DECEMBER 1949 ondertekende koningin Juliana in het paleis op de Dam de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië en hield Nederland op te bestaan als koloniale grootmacht. Voortaan was Nederland te vergelijken met een staat als Denemarken. Over de condities was de voorafgaande maanden onderhandeld op de Ronde Tafel Conferentie, de RTC, in Den Haag. Daar hadden vier partijen rond de tafel gezeten: een Nederlandse delegatie, geleid door Van Maarseveen, de toenmalige minister van Overzeese Gebiedsdelen; een delegatie van de Republiek die op 17 augustus 1945 door Soekarno was uitgeroepen, waarvan minister-president Hatta de leider was; een delegatie van federalisten uit de Indonesische deelstaten, die werd geleid door Anak Agung, minister-president van de grootste deelstaat De Grote Oost. De vierde partij was de United Nations Committee for Indonesia (Unci), die door de Verenigde Naties in het leven was geroepen om Nederland en de Republiek tot elkaar te brengen. Deze delegatie stond onder leiding van Merle
Cochran, de Amerikaanse voorzitter van de Unci.

Voorafgaande aan de RTC hadden Republiek en federalisten de klokken gelijk gezet. Ze hadden een grondwet opgesteld voor een soeverein Indonesië: de Verenigde Staten van de Republiek Indonesië, Republik Indonesia Serikat: de RIS. De inzet van beide Indonesische delegaties op de RTC was het veilig stellen van de soevereiniteit van de federale republiek. Ze waren bereid daarvoor concessies te doen. Ze aanvaardden dat Indonesië en Nederland verbonden bleven in een Unie onder de Oranjekroon. Wat de Unie precies inhield bleef onduidelijk, maar de Indonesiërs wisten in ieder geval te voorkomen dat deze iets zou afdoen aan de soevereiniteit van hun nieuwe staat.



EEN ONDERWERP waarover op de RTC langdurig werd onderhandeld, was de schuldenkwestie. Nederland liet Indonesië een hoge prijs betalen voor zijn soevereiniteit. Kreeg Suriname dertig jaar later een bruidsschat mee van twee miljard gulden, Indonesië werd opgezadeld met de totale schuldenlast van het voormalige Nederlands-Indië. Deze schuld werd door Nederland berekend op 6,5 miljard gulden. Het betekende dat Indonesi
ë zelfs moest opdraaien voor de kosten van de politionele acties. Dit werd Cochran te gortig. Tot woede van Drees wist de Amerikaan de Nederlandse financiële onderhandelaars ertoe te bewegen twee miljard gulden te laten vallen - zijnde de ruw geschatte kosten van de politionele acties. Er bleef een schuld over van 4,5 miljard, in guldens van toen.

Het koopmanschap van de Nederlandse delegatie leverde nog een niet te verwaarlozen voordeel op. Op de RTC werd voor Nederland de status van meest bevoorrechte handelspartner van Indonesië bedongen. Dit hield in dat de revenuen uit de circa drie miljard gulden particuliere Nederlandse beleggingen behouden bleven en dat ze tegen een aantrekkelijke koers naar Nederland getransfereerd konden worden. Deze afspraken werden neergelegd in een financieel-economische regeling: de Finec.

Had Nederland het hierbij gelaten, dan had het tot in lengte van dagen profijt kunnen trekken van zijn oude kolonie. Nederland overspeelde echter zijn hand. Het wilde geen afstand doen van West-Nieuw-Guinea. Hiervoor werden uiteenlopende argumenten aangevoerd: Nieuw-Guinea moest een kolonisatiegebied worden voor Indische Nederlanders en Nederlandse boeren; de belangen van missie en zending werden in het geding gebracht; binnenskamers werd voorts gespeculeerd over de rijke bodemschatten van Nieuw-Guinea, bauxiet, koper, goud en vooral olie; en dan waren er nog mensen die in Nieuw-Guinea een blijvend steunpunt voor onze marine in de Pacific zagen.

Op de RTC was het hoofdargument dat zonder behoud van Nieuw-Guinea geen tweederde Kamermeerderheid voor ratificatie van de RTC-akkoorden te vinden was. De Indonesische delegatie zat tussen twee vuren: aan de ene kant de Nederlandse onderhandelaars die van Nieuw-Guinea geen afstand wilden doen, aan de andere kant president Soekarno die de vrijheid van Indonesië had geproclameerd van Sabang tot Merauke. De Unci-voorzitter wist de impasse te doorbreken met het voorstel Nieuw-Guinea uit de RTC te lichten. Onder zware tijdsdruk werd op de laatste dag van de RTC besloten dat Nederland en de RIS binnen een jaar na de soevereiniteitsoverdracht over de status van Nieuw-Guinea nader overleg zouden plegen. Daarmee werd onder de RTC-akkoorden een tijdbom gelegd die een kettingreactie van ontploffingen teweeg zou brengen.



Al GAUW NA de soevereiniteitsoverdracht groeide het wantrouwen tussen de twee Unie-partners. Aan Nederlandse kant was de meest wantrouwige de minister-president Drees. Het begon er al mee dat in Jakarta de Van Heutszboulevard de naam kreeg van de Atjehse guerrilla-leider, teuku Umar, en dat de Oranjeboulevard werd omgedoopt in djalan Diponegoro. Evenmin beviel het Drees dat de Indonesische regering niet 27 december maar 17 augustus tot nationale onafhankelijkheidsdag verhief. Het ultieme bewijs van de onbetrouwbaarheid van de Unie-partner was voor Drees dat binnen acht maanden de federale staat werd opgedoekt en Soekarno op 17 augustus 1950 de eenheidsstaat uitriep.
In Nederland doorzag men niet dat de deelstaten door de Indonesiërs werden gezien als een poging van Nederland om met een verdeel-en-heers-politiek over het graf te regeren. De RIS stortte niet ineen doordat Soekarno haar liet exploderen, maar doordat ze onder de Indonesiërs nauwelijks supporters had. Indonesië had van zijn kant reden Nederland te wantrouwen toen in januari 1950 kapitein Westerling met instemming van het Knil het Nederlandse gezag op West-Java leek te willen herstellen en later dat jaar met steun van het Knil op Ambon de RMS werd uitgeroepen.

Wat Indonesië en Nederland definitief uiteendreef was de kwestie Nieuw-Guinea. Het torpederen van de RIS had Nederlandse politici ervan overtuigd dat Nieuw-Guinea niet aan het Indonesië van Soekarno mocht worden uitgeleverd. De besprekingen over de status van het gebied die in de loop van 1950 plaatsvonden, liepen dan ook op niets uit. Er werd thans met een geheel nieuw argument geschermd waarom Nieuw-Guinea bij Nederland moest blijven: Nederland had de plicht de Papoea’s uit het stenen tijdperk te tillen. De socialist Drees vond in 1952 voor dit ethische standpunt een krachtige medestander in de katholiek Luns. Drees noch Luns vertrouwde de nobele taak toe aan Indonesië, dat de handen vol had aan zijn eigen ontwikkeling. Beiden zagen het hardnekkig vasthouden van Indonesië aan de overdracht van Nieuw-Guinea als louter een hobby van Soekarno. Hem zagen ze ook als de kwade genius achter de almaar kritischer wordende houding van Indonesi
ë jegens Nederland.

Inderdaad vormde ‘Irian Barat’ (West-Nieuw-Guinea) het hoofdthema van de redevoeringen die de president bij iedere denkbare gelegenheid hield en inderdaad wekte hij daarmee bij de massa een anti-Nederlandse stemming.
Het Nederlandse kabinet zag evenwel over het hoofd dat in de parlementaire democratie die Indonesië toen nog kende, de Indonesische president constitutioneel niet meer politieke macht had dan bijvoorbeeld de president van de Duitse bondsrepubliek. Daardoor zagen zij ook over het hoofd dat alle Indonesische politieke leiders de opvatting huldigden dat Nieuw-Guinea bij Indonesië hoorde en dat elk Indonesisch kabinet overdracht van Irian Barat aan Indonesië als eerste punt op zijn regeringsprogramma had.



INDONESIE BLEEF proberen Nederland ertoe te bewegen de afspraak op de RTC ten aanzien van Nieuw-Guinea na te komen. Doch de Nederlandse regering had na 1950 de kwestie Nieuw-Guinea 'in de ijskast’ gestopt, en bij de grondwetsherziening van 1956 werd Nieuw-Guinea tot Nederlands grondgebied verklaard. Eind 1955, begin 1956 vond in Gen
ève nog één keer overleg tussen Nederland en Indonesië plaats over alle problemen die de onderlinge verhoudingen vertroebelden: de Unie, die niet tot leven was gekomen, de Finec, die volgens Indonesië eenzijdig ten voordele van Nederland werkte, en de steeds uitzichtlozer wordende kwestie-Nieuw-Guinea.

Het initiatief voor dit overleg, dat zo dramatisch zou eindigen, ging uit van het ons land welgezinde kabinet-Harahap. Minister van Buitenlandse Zaken Anak Agung was de leider van de Indonesische onderhandelingsdelegatie. De Nederlandse delegatie werd geleid door Luns, die nauw contact hield met 'vader Drees’ in Den Haag. De delegatie-Luns was bereid de Unie een zachte dood te laten sterven en de Finec aan te passen. Als voorwaarde werd gesteld dat Indonesië bij eventuele economische conflicten tussen beide landen internationale arbitrage aanvaardde. De Indonesiërs, die internationale arbitrage als een inbreuk op de soevereiniteit van hun land beschouwden, waren niet bereid de voorwaarde te aanvaarden en de Nederlandse delegatie was niet bereid haar in te slikken. Over Nieuw-Guinea wilde Luns niet praten. Toen Anak Agung hem niettemin een gespreksnotitie over de kwestie voorlegde, pakte Luns het papier tussen duim en wijsvinger en deponeerde het in een prullenmand. De Balinese radja voelde zich diep gekrenkt. De Geneefse conferentie werd een complete mislukking.

Getergd keerde de Indonesische delegatie huiswaarts. Op haar aanbeveling zegde het kabinet-Harahap op 13 februari 1956 eenzijdig de Indonesisch-Nederlandse Unie op. Dit was het begin van een kettingreactie. De opzegging van de Unie werd meteen gevolgd door opzegging van de Finec en op 4 augustus staakte de Indonesische regering de betaling van de schulden aan Nederland. Een goed jaar later zouden ook de Nederlandse bedrijven ten offer vallen aan de kwestie-Nieuw-Guinea. Ze hadden het er overigens zelf naar gemaakt. De Indonesische regering wilde buitenlandse bedrijven indonesianiseren en zo de oude koloniale economie in een nationale transformeren. Dit beleid werd door de Nederlandse directies gefrustreerd, top- en kaderfuncties bleven voor Indonesiërs ontoegankelijk en van indonesianisatie van het bedrijfskapitaal was al helemaal geen sprake. De kleine Nederlandse bovenlaag in Indonesië handhaafde zijn oude koloniale levensstijl en hield zijn bolwerken, zoals de sociëteit De Harmonie en de jachthaven in Pri
ok, voor Indonesiërs gesloten.

Omdat het bilateraal overleg over Nieuw-Guinea uitzichtloos leek had het kabinet-Ali Sastroamidjojo al in 1953 de weg van internationale interventie gezocht. Drie jaar lang had Indonesië in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie ingediend waarin om bemiddeling van de VN in de kwestie-Nieuw-Guinea werd gevraagd. De resolutie kreeg geen enkele keer de vereiste tweederde meerderheid.
De oorzaak hiervan was dat het bewind Eisenhower-Dulles ter wille van Navo-bondgenoot Nederland geen steun wilde geven aan de Indonesische resoluties, waardoor landen die van Uncle Sam afhankelijk waren het niet waagden er voor te stemmen. Op 27 november 1957 haalde de Indonesische resolutie voor de vierde keer geen tweederde meerderheid. In Indonesië reageerde men furieus. Enkele dagen na de verwerping van de resolutie werden op instigatie van de communistische vakbeweging in heel Indonesië Nederlandse bedrijven door Indonesische werknemers bezet. De bedrijven werden door het kabinet-Djuanda onder controle gesteld, vervolgens in beheer overgedragen aan het leger en ten slotte, zonder schadevergoeding, genationaliseerd.



IN DE COLLECTIEVE herinnering van ons, Nederlanders, is bewaard gebleven dat het Indonesië van Soekarno weigerde zijn schulden te betalen. In deze herinnering is iets verdrongen. Toen Indonesië in 1956 zijn schulden aan Nederland opzegde was het restant van de schuld nog 650 miljoen gulden. Dit betekent dat Indonesië tussen 1950 en 1956 bijna vier miljard gulden heeft afgelost. Het belang van dit bedrag kan worden afgemeten aan de Marshallhulp. Nederland heeft over de periode 1948-1953 1127 miljard dollar Marshallhulp gekregen - als lening wel te verstaan. Bij de toenmalige koers van de dollar van 3,80 gulden is deze hulp niet veel meer geweest dan wat Indonesië tussen 1950 en 1956 heeft betaald. Menigeen meent dat Nederland zijn naoorlogse wederopbouw louter aan de Marshallhulp te danken heeft, de Indonesische bijdrage pleegt men over het hoofd te zien.

Deel van het collectieve nationale geheugen is ook dat het Indonesië van Soekarno Nederlandse aandeelhouders van cultuurmaatschappijen van hun rechtmatig bezit heeft beroofd. Weinig bekend is dat kapitaalopbrengsten, pensioenen, spaargelden die vanuit Indonesië naar Nederland werden overgemaakt, plus alle inkomsten die het Nederlandse bedrijfsleven in Indonesië genereerde, in die schrale jaren vijftig een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan ons nationale inkomen. In de beginjaren vijftig was deze bijdrage jaarlijks rond acht procent; in het laatste jaar voordat de Nieuw-Guinea-kwestie aan alles een einde maakte bedroeg de gekapitaliseerde waarde van de Nederlandse inkomsten nog bijna een miljard gulden. Het lijkt dat de Indonesische injectie in onze economie tussen 1950 en 1957 niet zonder effect is geweest op de snelle naoorlogse industrialisatie van ons land, die le miracle hollandais werd genoemd.

Kortom, Indië verloren betekende niet rampspoed geboren, doordat Nederland in die cruciale naoorlogse fase waarin de grondslag werd gelegd voor onze huidige welvaart, nog aardig heeft kunnen profiteren van zijn voormalige koloniale bezit.

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 4     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Ik was nu bijna 15 jaren oud en ik kon het thuis niet meer uithouden, door de vele pesterijen en tekortkomingen. Mijn eten was zeer miniem. Ik kreeg nooit vlees of vleeswaren, moest alleen met water en droog brood, veelal ook nog oud brood, genoegen nemen en den Besten had allerlei luxe artikelen, zoals roomboter, rookvlees, belegen kaas, haring en gerookte bokking en vele andere luxe eten, alles rond zijn eigen bord, met notities op verpakkingspapiertjes, zodat ook later, na zijn vertrek, mijn Moeder mij niets kon geven. Ik alleen maar margarine op droog brood had en pap zonder suiker en in de avonden alleen maar een boterham met muisjes. Ik mocht geen jam geen pindakaas, niets, niets. Hoe kon mijn Moeder dat kon aanzien, heb ik nooit begrepen. Vreselijk om zo aan een tafel te moeten zitten en dat allemaal aan te moeten zien. Ik moest gedwongen aan diezelfde tafel zitten, hij wilde dat ik dat meemaakte. Het was een ware marteling.

Uiteindelijk werd ingestemd om mij naar de Scheepvaartopleiding van de Pollux te laten gaan, toenmaals in het Amsterdam Oosterdok. In 1951 met mijn introductie, vertelde mijn moeder mij jaren later, van hoe die was geweest. De kapitein was een zekere Vietor. De introductie duurde bijna twee uren, in welke tijd ik in de gang voor de deur op de grond zat. Na mijn introductie adviseerde den Besten  mij hard aan te pakken tijdens mijn opleiding. Ik was ongehoorzaam, een dief en wilde niet studeren en ook was ik uiterst onbetrouwbaar.

De kapitein was door deze inleiding echter zeer geschrokken en wilde er niets van weten om mij aan te nemen. Mede door mijn Moeders verlegen inbreng veranderde de commandeur zijn houding. Na een betaling van 4000 gulden te hebben geaccepteerd, werd ik toegelaten. Die betaling van 4000 gulden gebeurde onder de tafel, omdat deze Pollux opleiding, door de scheepvaart maatschappijen van Nederland en de rederijen werden betaald.

Dat geld was echter ook bedoeld, om voor mij een harde behandeling af te kopen. Ik moest zoveel straffen krijgen, dat ik zelden de boot af kon komen, of om naar huis te kunnen komen voor een weekend. Na afloop werd er geborreld en hoorde ik veel gelach. Dit duurde in totaal twee uren.

Mijn behandeling

Tot het einde van mijn opleiding werd van alles gevonden om mij van te beschuldigen. Ook als het duidelijk was dat anderen het hadden gedaan, werd ik aangewezen voor straf. Eenmaal werd ook ik aangewezen, om het kwartier en verblijven van die kapitein op het achterschip van de Pollux, schoon te maken. Bij die gelegenheid was zogenaamd een nagelschaartje, verloren gegaan. Ik werd met de met leder bekleedde stok van een officier bont en blauw geslagen. Mijn keurig afgemeten kastje werd over een periode van drie maanden geregeld, soms dagelijks, ondersteboven gegooid en omdat er nooit iets werd gevonden en ik dus loog, werd ik weer geslagen en verloor mijn weekends. Tijdens de paar vrije weekends die mij nog restten, kon ik hooguit mijn grootvader in Amsterdam ontmoeten ergens op een plein of op straat, waarbij mij een paar gulden in de hand werden gedrukt. In een geheel jaar, dat die opleiding duurde kwam ik slechts twee tot drie maal thuis. Het schaartje werd uiteindelijk na afloop van mijn opleiding, achter

 

10897266871?profile=originalfoto - Adrian Lemmens als matroos bij  K.N.S.M.

het nachtkastje gevonden van het bed van die kapitein. De scheepskok waar de meeste jongens bevreesd voor waren en die altijd aan boord was, nam mij in het geheim onder zijn hoede en gaf mij ook de kans mijn grootvader in het geheim te kunnen ontmoetten. Hij werd mijn vriend. Met de afsluiting van die opleiding ging ik naar zee, en monsterde ik aan bij de K.N.S.M.  En nu begon dus de periode van mijn leven op zee en het complot en de aanslagen op mijn leven.

 

Mijn Scheepvaart periode

Met de beëindiging van mijn opleiding tot een lichtmatroos, op het opleidingsschip de Pollux, dat een replica was van een ouderwetse driemaster Barkentine, een zeilschip, toen in het Amsterdamse Oosterdok gelegen, had ik tevens mijn grote angst voor het water overwonnen, zwemmen geleerd en door het klimmen in de masten, mijn hoogte vrees leren onderdrukken, ondanks dat mij, bij grote hoogten, de haren in mijn nek nog altijd overeind gaan staan.

Ik wist niet dat met mijn eerste aanmonstering, die direct na mijn opleiding aanving, mijn moeder contact had gemaakt met mijn eerste toekomstige bootsman, hem op het hart drukkend, toch vooral goed op mij te passen, daar zij verwachtte, dat mij een mogelijk gearrangeerd ongeluk stond te wachten. Of die Boots dat inderdaad heeft gedaan weet ik niet; waar kon enig gevaar voor mij vandaan komen en waarom waarschuwde mijn eigen moeder mij (haar zoon) niet, voor een mogelijk gevaar?

Mijn eerste reis was met het ms. Artemis van de K.N.S.M. naar Hamburg in Duitsland. Voor een 15 jarige jongen was ik nog steeds totaal onwetend over sexualiteit en alles dat daaraan vast zat, behalve met de masturbaties op de Pollux, waar alle hangmatten, op sommige avonden in een ritme meedansten. Op een gegeven moment werden er vanaf de Reeperbahn drie dames aan boord gesmokkeld. Voor mij was dat een gewaarwording, maar ook een verschrikking, omdat het een aan mij opgelegde taak was, om ze verborgen

te houden en ze van een droogje en natje te voorzien, waarbij ik zelf, in hun verveling overdag, door hen werd achtervolgd en ik van de schrik weg vluchtte.

De Baltische Zee was in de vroeg vijftiger jaren nog steeds een gevaar voor schepen, vanwege de vele zeemijnen. Bij toerbeurt op de voorplecht, was het een gegeven moment mijn beurt, om op de uitkijk te staan. Ik ontdekte een drijvende mijn, waar wij aan stuurboord bijna direct op aanstuurden. Door de scheepsbel te luiden en door mijn geschreeuw en naar bakboord uit te wijken, wisten wij dat ding rakelings te passeren, anders had ik dit nu niet na kunnen vertellen. Wij hoorden enige tijd later deze mijn achter ons schip ontploffen, na waarschuwingen aan  de kustwacht, die de mijn toen onder vuur nam.

Het bracht mijn gedachten op dat moment terug naar een andere tijd, nu alweer een lange tijd geleden:  onze vlucht van Borneo in 1941.

De verdere reis naar de Middellandse zee, was voor mij een gewaarwording en vele nieuwe belevenissen. Van enig gevaar voor mijn leven, was ik mij niet bewust.

De eerste aanloophaven, was Matakala, naar ik mij herinner, in Griekenland, waar wij vijgen laadden. Sommige zeelui legden het daar aan met de  jonge vrouwen en net als voorheen met Hamburg, waren vaak twee pakjes sigaretten waarmee alles werd betaald.

Het kwam in mijn gedachten, dat mijn moeder drie kubieke meter kisten met sigaretten uit Indië had meegebracht, die ook allemaal in de handen van die den Besten vielen, waar toenmaals een auto en meer dan een huis voor konden worden gekocht. Drie kubieke meter kisten met sigaretten, alle toenmaals bekende merken Lucky strike, Phillip Morris, Capstan, enz.  in blik en verder ook nog twee kubieke meter kisten vol met heerlijke Amerikaanse voedselrantsoenen en daar heb ik nooit iets van gezien, of geproefd.

Mijn Moeder kreeg die mogelijkheid, dankzij mijn Vaders vroegere Hoofd-directeur van de B.P.M.-Shell in Balikpapan, ir. A. Scholtens, die vanuit Batavia de na-oorlogse B.P.M.-Shell belangen reorganiseerde en hij mijn Moeder met zijn herkenning toeschreeuwde Thea, Thea,  wat vreselijk dat wij jouw zo kundige man Arie (mijn vader), hebben verloren; wij hebben “juist nu”, zijn geweldige organisatorische talenten zo hard nodig.

Opleidingsschip de Pollux (K.N.S.M.)

Het was deze directeur, ir. A. Scholtens, die mijn moeder adviseerde, om al haar betalingen in sigaretten te veranderen, voor haar reis terug naar Nederland. Het was een geweldig goed advies en was van enorm voordeel voor ons geweest, helaas. Het Amerikaanse voedsel werd destijds door haar uit onze monden gespaard, allemaal voor haar familie. Het kostte mij de grootste moeite, daar niet van te stelen. Tenslotte was ook dat allemaal weer die den Besten, die dat allemaal voor zichzelf in beslag nam.

Even tussendoor

Inderdaad heb ik op alle te noemen of genoemde K.N.S.M. schepen gevaren, maar de volgorde is mogelijk niet correct, daar ik er geen notaties van heb kunnen vinden. Het  is nu immers al meer dan 50 jaren geleden.

Tijdens onze na-oorlogse Batavia periode, werd ik door mijn moeder op een school geïntroduceerd, maar daar bleef het bij, er was voor mij geen belangstelling, geen begeleiding of toezicht en op straffe van mijn moeders altijd harde handen en koude bejegeningen, dorst ik ook nooit ver weg te gaan van de garage, waar wij toenmaals in woonden, in de Europese wijk van Batavia. Ik zag de jongens om mij heen, na hun schooltijden vliegeren met zogenaamde layangs (gevechtsvliegers) met glastouw en het kostte mij met mijn natuurlijke handigheid weinig moeite, om ook mijn eigen layangs te bouwen, kocht mijn dunne vlastouw van de passerende Chinese kooplieden en begon mee te vechten in de lucht.   

Na enige verliezen, werd ik een behoorlijke kampioen en waren de muren van onze inmiddels tweede garage behangen met 15 vliegers, trofeeën die ik had weten te veroveren, tijdens de geregelde layang of vlieger gevechten. Tenslotte had ik de luxe van een loper, of renner, die ik met vliegers betaalde. Het was de gewoonte, om na het neerhalen van een tegenstander, te rennen om die neergehaalde vlieger op te sporen, en was die vlieger van diegene, die hem het eerste bemachtigde, daarom hadden wij renners, ( assistenten ), die achter een verloren vlieger aan gingen, je eigen, of die van de tegenstander.  Ik maakte mijn glas-touw van gestampte kristallen glazen, die ik bedelde van mensen, samen met het in water gekookte cah (een soort lijmpoeder, die ook vaak nog gemengd werd met eidooier voor extra hechtkracht) met het gestampte glaspoeder gemengd. Het touw werd door dat mengsel gehaald en liep men om bomen op het pleintje, het touw uitspannend om te drogen. Het werd zo tot een draad, zo scherp, dat er menige vinger mee opengehaald werd. Maar met mijn tiende jaar, was ik een kampioen met de layang. Mijn beste gevechtsvlieger, was de enige waardevolle schat van mij, met glastouw en alles, dat ik voor mijzelf mocht meebrengen, naar Nederland, maar ook dat bracht mij, naast een avontuur, toch ook weer ellende en het uiteindelijke verlies daarvan.

Op een zonnige middag, op een Zondag, was er een vliegerwedstrijd in Amsterdam, op een grote vlakte tussen de huizen. In mijn onwetendheid, met de Nederlandse gewoonten met vliegeren kon ik niet weten, dat men er alleen maar naar naar al die vliegers staarde en men kennelijk met de gehele familie er bij. En zo liet ik enige tijd later ook mijn eigen vlieger op en na een zeer korte tijd had ik 16 of 17 vliegers naar beneden gehaald, die allemaal in de verte verdwenen. Na van hun eerste verbazing te zijn bekomen, kwam er uiteindelijk aandacht in mijn richting en er plotseling had ik een boze menigte op mij afstormde. Niet echt begrip hebbende voor dit resultaat, achtte ik het beter te verdwijnen en liet  in mijn paniek en grote haast, mijn kostbare vlieger achter.

Ik wist aan die boze mensen te ontkomen en hield mijzelf voor de rest van die dag verborgen. De volgende dag werd ik door een politieagent ondervraagd en kreeg ik later van mijn moeder behoorlijk op mijn donder. Dat was voor mij het einde van mijn layang periode. De glorie tijd van een kleine Indische kampjongen. 

Mijn eerste reis met de ms. Artemis vervolgend

Wij deden Alexandrië aan in Egypte, een nieuwe gewaarwording. Arabieren, met hun leder en verdere prullaria en services, waren een belevenis, duiken naar geldstukken, je haardos: KNIPPEN, KNIPPEN, NIET GOED, HAAR TERUG, werd je toegeschreeuwd, maar je moest uitkijken, dat ze je niet te slim af zouden zijn. Ik kocht niets voor mij zelf, maar een poef voor mijn moeder en een album, dat ik nu nog heb, met mijn vroegere zeereizen-foto’s. Ik had een oude BOX-camera. Verder langs verschillende havenplaatsen langs de kusten van Noord Afrika.

10897272098?profile=originalfoto- Handgemaakt model van de Pollux

Weinig aandacht bestedend aan de Eerste Stuurman, de belangrijkste persoon op een Nederlands koopvaardijschip, die het op de een of andere manier op mij begrepen scheen te hebben, kreeg ik in de gaten dat het niet normaal was om directe orders van hem te krijgen, de bootsman voorbij gaand. Maar in mijn geval was dit meer en meer het geval en naarmate de tijd verliep, gedurende de drie en een half jaar van mijn Zeevaart-carièrre, werd dat steeds onvriendelijker en gevaarlijker en werden mij achter de Boots zijn rug om opdrachten gegeven, die zeer zeker niet bij mijn werk behoorden.    Ik werd kennelijk een speciaal geval. Dit zal in mijn verdere verhaal blijken.

De Kapitein op een schip van die tijd, ziet, of zag men zelden, het was altijd de Eerste Stuurman, die het werk aan de Bootsman delegeerde, die dat werk, op zijn beurt, onder de bemanning verdeelde, inspecteerde en dan na bevindingen weer aan de Eerste Stuurman rapporteerde. De bemanning werkte op roosters, bij de K.N.S.M. was dat drie uur op drie uur af, waar het een matroos of een roerganger was. Een matroos die op stand-by stond, zorgde voor de koffie-ronde op het schip tijdens de vaart. Niet strikt op tijd op je post zijn, was een no-no, en kon grote woede uitbarstingen veroorzaken. Strikte tijden konden mogelijk een 5 1/2 uur slaap een een stuk betekenen, 15 minuten voor opstaan kleden en koffie en vijf tot tien minuten aan de andere kant, met meestal drie ploegen.

Op de brug, was het op zeldzame gelegenheden, dat men de kapitein zag  of ontmoette, waar hij meestal alles met de navigatie naging en onderzocht.

De functie van een Kapitein was naar mijn bevindingen de executieve, de accountant en de zakenman in de havens voor zijn Maatschappij, met tevens de totale verantwoording van en over het schip en haar bemanning, in meerdere mate geassisteerd door de Eerste Stuurman, als zijn directe uitvoerder van zijn bevelen.

De Bootsman van een schip, was de baas van de matrozen, de dek bemanning en werkzaamheden en was hun leider en de uitvoerder van de bevelen van de Eerst Stuurman.

Dat die eerste Stuurman belangstelling en directe inmenging in mijn persoonlijke zeevaart en werk had, waar ik als een lichtmatroos of scheepsjongen, het minste van het minste was, was dus in die tijd, uitermate ongewoon, maar dat wist ik niet, groen als ik in het begin nog steeds was.

De matrozen deelden hun kwartier ook met de Machinisten, die natuurlijk met het onderhoud en op gang houden van de vele machines, een geheel aparte groep vormden, maar dezelfde werkroutines en werk roosters hadden, maar in hun eigen omgeving.  Ik herinner mij een van hen, een machinist, of olie-man, die onze jonge jongens veel last bezorgde en het zelfs vaak gevaarlijk was, om

zijn weg te kruisen, was een zeer gefrustreerde man en hij was kennelijk zo geweldig groot geschapen, dat de vrouwen aan de wal hem zelfs geld aanboden, om toch alstublieft weg te gaan.

Nu op mijn eigen oudere leeftijd en vele, vele jaren later, begrijp ik zijn probleem beter. Men kan zich destijds onze zeemanshumor begrijpen, dat hij zeer gevaarlijk voor onze jonge jongens was. Emmers koud water, wegrennen en verborgen blijven, waren geregelde gebeurtenissen, terwijl voorzichtig om de hoek kijken, voor het verder gaan, voor sommige van onze jongens een aangenomen gewoonte werd. Alleen Antwerpen was voor die man een gelukkige stad, met een voor hem schijnbaar vast adres.

Mijn reizen waren op de schepen, ms. Hestia, ss. Gordias, ss. Titus, ms. Artemis, ms. Hathor, allen van de K.N.S.M., waar de namen, allen van de Griekse mythologie kwamen. Deze vele schepen waar ik op voer, zijn niet op volgorde genoemd, maar daar was altijd weer, ongelooflijk genoeg, dezelfde Eerste Stuurman op elk van die schepen en dat was zeer ongewoon. De verdere bemanning veranderde veelal.

De  thuiskomsten, na een reis, waren voor mij altijd een hevige teleurstelling. Mijn moeder was bedrukt, maar ogenschijnlijk ook altijd blij mij weer te zien, maar het was altijd J. den Besten, die vooraan, aan de voordeur stond en mijn nog gesloten enveloppe met mijn gage, (mijn inkomen) allereerst aannam, het geld uittelde en het allemaal in zijn portemonnee stopte, alleen daarna mocht ik pas binnen komen.  Ik kreeg

Nog een foto van Adrian Lemmens als lichtmatroos.

nooit zakgeld, van mijn eigen verdiende geld. Waarom kwam ik eigenlijk nog thuis, ik wist in die tijd gewoonweg niet beter, en elke keer weer, werden mijn uitgaven onderzocht, door den Besten, een paar hoogst nodige schoenen werden mij naar het hoofd geslingerd, omdat ik daar geen toestemming voor had bekomen, drie flesjes limonade, gekocht van de scheepskantine, over een half jaar lang durende reis, naar de West Indies en Amerika, werden mij beboet en bestraft. Als gewoonlijk zat ik dan thuis, mocht niet uitgaan en had ik ook geen zakgeld voor bus of tram, tot aan mijn volgende oproep, om weer aan te monsteren. Met mijn vertrek, stopte mijn Moeder mij, kennelijk stiekem door haar gespaard geld toe, als zakgeld voor mij voor de reis.

Ik denk nu, of ik ben er zeker van, dat mijn verdere oproepen tot de volgende aanmonsteringen, door diezelfde eerste Stuurman werden georganiseerd, omdat hij (als later zou blijken), in het complot tot mijn eliminatie zat en het ten uitvoer moest zien te brengen. Vele jaren later, niet lang voor mijn emigratie naar Nieuw Zeeland, in een van mijn enige, en zeldzame gesprekken, met mijn moeder, kwam ik tot de overtuiging, dat die officier 15.000 gulden was betaald. Mogelijk, na een succesvolle afronding van zijn complot, nogmaals dat zelfde bedrag, of meer zou ontvangen, zeer waarschijnlijk geheel door Brons betaald. Het is mogelijk, dat mijn eigen inkomens, die door die den Besten aan mij werden ontnomen, ook in die richting gingen. Tenslotte had ik in die drie en een half jaar vaartijd enige duizenden guldens verdiend, die mij geheel werden ontnomen.  

Deze thuiskomst routines, waren elke keer weer hetzelfde en dom als ik kennelijk was in die tijd, was ik zelfs blij, met het maken van een bijdrage tot mijn zogenaamde kosten thuis.  Het verbaasde mij iedere keer weer, waarom ik geen zakgeld kreeg en mijn leven zo beknot werd.  Ik wandelde in de buurt, deed houtsnijwerk en was bezig met mijn postzegels. Het begin waarmede ik met postzegels begonnen was, was ook van een Zwitserse miljonairsvriend uit mijn vaders bridgetijd. Die man was een regelmatige Bridge tafelgenoot van mijn vader, zoals er ook nog twee andere Zwitsers waren. Deze oude vriend van mijn vader, gaf mij (reeds in Indië) zijn waardevolle postzegel-verzameling, als troost en uit vriendschap voor mijn vader, nog in Batavia.

Den Besten verzamelde ook postzegels en wilde geregeld met mij ruilen, maar ik vertrouwde hem niet en weigerde. Na mijn latere, met bedreiging van politie, ook weer door hem aan mij opgedrongen militaire dienst, waarvoor ik in feiten door mijn Vaders dood was gevrijwaard, was met zijn, (den Berstens) verdwijnen (waarover later), ook mijn postzegelverzameling verdwenen. Er waren zeer waardevolle zegels van ver voor die oorlog bij. 

Reeds onrustig, met steeds weer dezelfde Eerste Stuurman, maar niet steeds met dezelfde rest van de bemanningen, overkwam mij de eerste absolute aanslag op mijn leven. Wij waren in Tunis, in Tunesië, Noord Afrika. Vanaf mijn tweede schip, kreeg 

ik altijd directe orders van deze Eerste officier. Eigenaardig was, dat deze man in gestalte, figuur en gezicht, veel op mijn eigen vroegere vader leek.

Terwijl de Arabieren helemaal in de bodem van ons voorruim aan het uitladen waren, het diepste deel van het schip, waar de voormast schuin naar achteren is gezet, er boven stekend, met een terugwijkende zetting, werd mij door die man bevolen die mast te schilderen met een licht goudgele verf, of was het een mosterd kleur. Een onzinnige order, daar die mast nog zeer goed in de verf stond. Maar orders zijn orders.

De K.N.S.M. schepen, die ik persoonlijk heb gekend, hadden in die tijd, allen hun scheepshoorn aan Bakboord zijde boven de zaling in de voormast bevestigd. Men kan al raden wat er gaat komen, maar ik had geen idee en verwachtte het natuurlijk ook niet.  De zaling is een kruisgewijs platform, ongeveer twee derde deel van de hoogte naar de top van de mast, dat een kruis maakt met de mast en normaal een hek er om heeft voor houvast, behalve direct achter de mast en de scheepshoorn. Ik kwam klaar met het schilderen van de top van die mast, verwisselde de verfpot en kwast naar mijn linker hand en greep de scheepshoorn bevestiging vast met mijn rechter hand, om zo voorzichtig van Stuurboord achterom de mast naar Bakboord, de andere kant te klimmen. En terwijl ik achter de mast vrij kwam te hangen, ging plotseling  de scheepshoorn.  Ik was slechts 30 cm weg van die hoorn en door de uitermate grote schrik, verloor ik mijn bezinning en wist ik niets meer….. 

Het beroemde affiche van de K.N.S.M.

Toen ik weer bij zinnen kwam, hing ik met mijn linker hand, aan het Backboord uiteinde van die zaling aan de onderste ring  van de railing, zo’n  twee en een halve meter verder van de scheepshoorn, maar alles was zwart voor mijn ogen. Toen ik, nog steeds hangende aan mijn linker arm en hand, weer een beetje bijkwam, keek ik onmiddellijk naar de brug, waar ik wist dat de scheepshoorn knop was. Daar stond die eerste stuurman, met een gezicht als een doodshoofd, op dat moment zagen zijn ogen rood, (mogelijk in mijn verbeelding), mij aan te staren. Hij kon het zeker niet geloven, dat ik nog leefde. Die val, maar ook die actie, was niet te overleven geweest, op kisten en het stalen dek van de bodem van dat ruim, een mogelijke val van 35 tot 40 meter hoogte.

De verfpot was met de bodem van de pot, op de bodem van het onderste ruim-dek gevallen, waar de verf als een fontein naar boven uit elkaar was gewaaierd en alle Arabieren bespikkeld waren met die verf. Met luid en woedend gegil kwamen die mensen, met messen tussen hun tanden het ruim uit, waar onze dekbemanning naar de mast kwam, om mij te helpen en te beschermen. Ik wist met de hulp van een matroos weer op de zaling terug te klimmen en kwam tot de volgende dag niet meer uit die mast. Het nam mij die gehele nacht daarboven, om van mijn uitzonderlijke schrik, verbazing en die belevenis te bekomen. Ik kon mij gewoonweg niet voorstellen dat een man die zoveel verantwoording had, zoiets had kunnen doen. Dit kon geen ongeluk zijn, immers die mast stond voor het gedeelte van de brug, waar hij zijn hand op die knop drukte en in volledig zicht. Terwijl ook hij het was, die mij met het werk in die mast en hij mij ook zelf in die mast had gestuurd.! Het was ongelooflijk.

In mijn onschuld, had ik desondanks, nog steeds geen vermoedens, (totdat ik later,  op weer een volgend schip, de ss. Gordias, deze keer over de Atlantic), mij iets overkwam, dat mijn nu reeds opgewekte wantrouwen bevestigde.

De bemanning verdedigde de mast tegen die Arabieren, een van hen bleef bij mij op de zaling, om mij te kalmeren, (ik kreeg oncontroleerbare trillingen over mijn gehele lichaam).     Ik kon niets meer doen en gelukkig heb ik die officier bijna een week nauwelijks gezien.

 

Tot zover het vierde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

 

 

Lees verder…

Oostindisch kampsyndroom van Kousbroek XI

 Oostindisch kampsyndroom van Kousbroek XI

10897279098?profile=originalBesproken door:Pjotr.X.Siccama  

  

Aan het einde van het werk van Kousbroek Oostindisch kampsyndroom, komt wederom het stokpaardje van de schrijver op de proppen met zijn verdediging – of laten we zeggen: rechtvaardiging van zijn beweringen over diverse zaken: Hirohito en de algemene (Wereld) publieke opinie over de schuld en/of betrokkenheid bij de oorlogsmisdadigheid van het Japanse staatshoofd en Kousbroeks kruistocht tegen verschillende opinies van mensen in, die de WO in Azië (en in Europa) aan den lijve hebben ondervonden.

In vorige artikelen heb ik over dit onderwerp uitvoerig gewijd, waarbij ik het standpunt van de schrijver onbegrijpelijk en verdacht vond en overigens nog steeds vind.

Kousbroek wil coûte que coûte het gelijk aan zijn zijde krijgen. De vraag die bij een ieder opkomt in dit verband is: waarom eigenlijk? Hijzelf heeft dit op verschillende manieren duidelijk willen maken. We zetten de argumenten successievelijk op een rij.

Het eerste argument dat hij aanvoerde ter rechtvaardiging van Hirohito’s positie in de oorlog was, dat Hirohitozelfgevangene was van het  Japanse de militaire elite en dus gezien moest worden als een geïnterneerde.(Kousbroek cursivering). Dit is zo goed als fictie, zeker omdat het bekend was dat onder het militaire stafcorps leden van Hirohito’s familie zitting hadden en een niet onaanzienlijke functie daarin hadden bekleed. Hiermee verdedigde Kousbroek met stelligheid Hirohito s positie. Een uiterst bedenkelijk standpunt..

Ten tweede voerde Kousbroek aan dat Hirohito in Machuko (China s provincie waar de laatste Keizer van China als marionet werd gehouden) hij zijn bevoegdheid (als het oppergezag nota bene – opmerkelijk genoeg beschamend vond) had overschreden door: “  ..als tegenstander van geweld en oorlog te gedragen..” (einde citaat Kousbroek) en de tweede maal op het eind van de oorlog (welke oorlog wordt door de schrijver hier overigens bedoeld.?

Wanneer Kousbroek de WO II bedoelde, heeft Kousbroek het helemaal mis, omdat de keizer in jaren niets van zich liet horen, behalve dan in de eerste week van augustus 1945, toen het al veel te laat was om zijn goede zijde van ‘geweldloosheid’ aan de Wereld te tonen. Maar dan spreekt Kousbroek zichzelf tegen door  het volgende te schrijven: citaat”..Een woord van de Keizer en heel Japan en de bezette gebieden hadden zich doodgevochten. Wie Hirohito een oorlogsmisdadiger wil noemen, is niet op de hoogte van de feiten.” Einde citaat. Wij weten maar al te goed dat ze zich wel degelijk dood hadden gvochten, indien de VS de atoombommen niet hadden afgeworpen. Mogen we die feiten dan ook kennen? Maar de keizer was het oppergezag en had (indien hij dat zelf wilde of opdroeg) de keuze tussen leven en dood, om het cru te zeggen.

Ziedaar  het enige feit en het bestaan dat iedereen wist van het gezag: Hirohito zelf in persoon. Wat is hier nog onduidelijks aan en het verwijt van de schrijver aan al die mensen, die net als de schrijver zelf geen enkel werkelijk bewijs in handen hebben?

Kousbroek draaft (tegen alle andere stromingen/beweringen in van andere deskundigen overigens) door als een hol geslagen paard en verliest onderweg heel wat (en niet alleen moreel support).

Was het niet duidelijk genoeg dat, zoals de schrijver  had kunnen gelezen (uit de Memoires van Truman) dat de Amerikaanse president al bij voorbaat wist dat de keizer vrijuit zou gaan, maar niet zozeer omdat hij a priori onschuldig was. (zie mijn vorige artikelen), en dát tegen de Amerikaanse (liever gezegd de Wereld) opinie in? Aan de andere kant wilde het Amerikaanse publiek (en de Wereld)  niet dat

 

Hirohito zou worden gespaard. Toch is dit tegen ieders verwachting gebeurd: de politieke druk van de VS was in die situatie en omstandigheid veel te groot en politieke belangen waren te sterk.

(later bleek dat er stricte geheime afspraken waren gemaakt door de Amerikaanse veiligheidsdienst(en) om een geheel andere weg te in te slaan, gezien de dreiging vanuit

Oost/China en Rusland.) Dat argument van de veiligheidsdiensten van Truman vond ten slotte de doorslag en zeker gezien het in hun opvatting nog groter gevaar van het oprukkende Communisme, met name vanuit Rusland.

Er is maar één gevolgtrekking uit de memoires van president Truman: Hirohito was verantwoordelijk en dus schuldig, maar kon de adviezen van zijn diensten niet zonder meer terzijde schuiven; daar waren immers veel grotere (politieke) wereldbelangen mee gemoeid.

 

De sympathie/emphatie (en wellicht grote genegenheid?) van de schrijver jegens amateur-bioloog Hirohito ten spijt. Er zal niet worden beweerd dat Hirohito bij voorbaat een (oorlogs)misdadiger is; daarvoor zijn er tot nog toe geen enkel bewijs gevonden. Tenminste wat we nu voor gegevens tot onze beschikking

 

10897287675?profile=originalSpoorwegsation in Manchukwo

 

10897287482?profile=original

10897288057?profile=original

hebben staan, zijn wel aanwijzingen en sporen die naar een bepaalde richting en analyses van tijdlijnen wijzen. Zelfs  de schrijver kon niet met concrete bewijzen komen. Waar zijn de door hem genoemde (harde?) feiten?

De bezwaren van velen die in Zuid/Oost Azië de gruwelen lijfelijk hadden en hebben ondervonden tegen het door de schrijver verdedigd standpunt dat Hirohito niet schuldig was, waren dertig jaar na het eind van de 2e WO enigszins verklaarbaar, gezien de vele tegenstrijdigheden in het discours; maar begrijpen doe ik het niet.  En kan de schrijver hier niet kwalijk genomen worden in het licht van die tijd. Maar de schrijver (die overigens zelf eveneens als oorlogsslachtoffer kan worden gezien) scheen in zijn leven geen enkel moeite te hebben (gehad?) om zichzelf niet als (oorlogs)slachtoffer te zien. De vraag is waarom dat zo is? Men hoeft zich niet (zoals hij zelf vele malen probeerde tot uitdrukking te brengen) ‘’zonder meer” de oorlog zien als het grote Kwaad dat een  mensenleven phsychologisch (en ook fysiek) verruineerd heeft.

Het kán wellicht voor een of twee individuen gelden (in restrictieve zin is dit zelfs twijfelachtig

), maar feit blijft dat er sprake was en is van een ernstig oorlogsverschijnsel, een wond (traumatisch voor een ieder met en door angst, foltering, doodsbedreiging,uithongering enz. enz.) die zo goed als nooit zal genezen. Het is zowaar bewezen. Daar kan niemand omheen en ook Kousbroek niet. Maar de schrijver heeft, naar ik heb begrepen, in het begin van zijn schrijverschap reeds geworsteld met de verwerking van zijn eigen oorlogservaringen, die naar het scheen ‘’gelukt’’ was en bagatelliseert het verschijnsel als iemand met een kennelijke overtuiging dat het zo is.

De wetenschap op cerebraal terrein heeft dit ‘’fenomeen’’blijkbaar niet herkend als iets uitzonderlijks, anders zou men haar visitekaartje wel hebben afgegeven en in de rij bij hem hebben gestaan voor een consult.

De schrijver, heeft helaas het zelf opgeroepen hetgeen hier te berde wordt gebracht.

In de jaren zeventig was de schrijver al van leer getrokken tegen alle Indiëgangers in het algemeen en al die mensen die de WOII hebben ervaren en gekend, deskundigen van diverse pluimage inbegrepen.

Het waarom, kunnen we de schrijver helaas niet meer vragen.

Hij wordt dan opeens sadistisch en schopt tegen alle phsychologische hulpverleners en deskundigen aan op ziele gebied, zoals o.a. tegen professor Bastiaans (Univ.Leiden). In zijn tirade tegen deskundigen werd nog meer gevoed door een uitspaak van Komrij en wist zich door hem moreel gesteund, wanneer Komrij die over het oorlogssyndroom de volgende controversiele uitspraak deed:, dat citaat: “wanneer professor Bastiaan er niet mee kwam, het verschijnsel ook niet had bestaan.’’ Een ieder is geheel vrij om onzin uit te kramen, ook Komrij. Dezehumbug van een uitspraak van de schrijver Komrij kan en mag geen reden zijn voor Kousbroek om snel te juichen. Met Komrij‘s uitspraak kun je alle kanten op en is dus multiinterpretabel.

 

(de phsychologische term was immers al heel lang bekend, maar dit terzijde) en op die manier moet men dat ook zien. – In het bewuste artikel uit zijn werk kreeg prof.Bastiaans van de schrijver ook nog zoveel kritiek te verduren aangaande diens wetenschappelijke experimenten die hij zou hebben ondernomen en er volgens de schrijver niets van klopte etc. Veel modder kreeg de professor over zich heen gestort van de schrijver; achteraf bekeken geheel oneerlijk beoordeeld (door de schrijver) maar ook  onterecht, naar ik meen.

In elk geval vind ik de kritieken van de schrijver op alles wat met phsychische hulpverlening te maken heeft (gehad), onjuist, merkwaardig en ook bespottelijk; het geeft louter een modieus (want het was immers ‘en voque’ in die tijd) beeld van de schrijver om er ook bij de kriticasters te willen horen en liefst vooraan op de eerste  rij.

 

Het verschijnsel dat ‘’men slachtoffer van iets was en/of is geworden’’, zegt de schrijver geeft financiele en phsychologische voordelen. Zo n uitspraak is hilarisch, bizar en leidt tot niets.

 

Wel en niet waar; zelfs dát is uiterst betrekkelijk. Het is muggezifterij van de schrijver en lijkt alsof een willekeurige slachtoffer nu zelf dient te verantwoorden waarom hij of zij slachtoffer is geworden. De absurditeit ten top: een ‘’post-traumatische belediging’’ zou je het ook kunnen noemen.

Bovendien lijkt alsof betrokkenen er om hadden gevraagd om hen alsjeblieft in de misere te willen storten. Ik durf er bijna mijn hand voor in het vuur te steken dat de schrijver datgene suggereert, (- waarvoor ik geen bijvoegelijke naamwoord meer kan bedenken - ) wat een ieder al vermoedt: ‘’het slachtofferschap in al zijn verschijningsvormen’’

Dat mag een ieder suggereren of verzinnen, zo men wil, maar van Kousbroek heb ik deze gevolgtrekking allerminst verwacht waarmee hij op deze manier een bevolkingsgroep, oorlogsslachtoffers – in welke hoedanigheid ook -Indiëgangers , maar ook wetenschappers een klap in het gezicht heeft gegeven.

 

Wordt vervolgd

Lees verder…
Indonesië betaalde 4 miljard gulden aan herstelbetalingen aan Nederland

Nederlandse mariniers gaan in de aanval bij het plaatsje Krian bij Surabaya, Oost-Java.

Ook is er nooit een probleem gemaakt toen gekoloniseerde landen herstelbetalingen hebben betaald aan de kolonisator.

De tot slaaf gemaakte bevolking van Haïti heeft in een bloedige revolutie tussen 1791 en 1804 haar vrijheid bevochten. In 1825 organiseerde Frankrijk een nieuwe aanval op Haïti met steun van andere Europese landen en Amerika. Ze legde een cordon van veertien oorlogsschepen met 528 kanonnen om het eiland en gaf het Haïtiaanse volk de keuze: of herstelbetalingen betalen of een economische blokkade riskeren met hongersnood, oorlog en uiteindelijk de herinvoering van slavernij. Haïti moest het bedrag van 150 miljoen Franse franc betalen (US$ 22 miljard in de huidige waarde) voor verloren bezittingen van Franse slavenmakers (inclusief de waarde van de tot slaaf gemaakte mensen). Haïti moest het geld lenen bij Franse banken tegen 6 procent rente. Elk jaar tussen 1825 en 1947, bijna 150 jaar lang, heeft Haïti een bedrag betaald als aflossing van deze schuld. In 1990 vroeg Jean Aristide, de eerste democratisch gekozen regering van Haïti US$ 22 miljard terug van Frankrijk. In 2004 werd hij afgezet door een coup die gesteund werd door Amerika en Frankrijk. Hij moest vluchten naar Zuid-Afrika.


Nederlandse militairen met Indonesische gevangenen. Foto: javapost.nl

Een ander voorbeeld waarbij een gekoloniseerd land herstelbetalingen moest doen aan de kolonisator is het geval van Indonesië en Nederland. In 1940 kwam het Nederlandse koloniale regime in Indonesië ten val door de Japanse inval. In 1945 riep Soekarno de onafhankelijkheid uit. Nederland, die zelf net bevrijd was van de Nazi-bezetting, stuurde zijn leger naar Indonesië om een vuile oorlog te voeren die 150.000 Indonesiërs het leven kostte.

Onder druk van de Amerikanen trok Nederland zich terug. Bij de Ronde Tafel Conferentie van 1949 leidde de Amerikaanse druk op Indonesië tot een overeenkomst waarbij Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië erkende, maar Indonesië Nf 4,5 miljard moest betalen aan herstelbetalingen. PvdA premier Drees eist een extra Nf 2 miljard voor de kosten die Nederland tijdens de vuile oorlog had gemaakt, maar de Amerikanen vonden dat te gortig. Tussen 1950 en 1956 heeft Indonesië Nf 4 miljard overgemaakt. In 1956 weigerde ze de rest te betalen.

In de Nederlandse geschiedenisboeken wordt gedaan alsof de wederopbouw van Nederland mogelijk gemaakt is door de Amerikaanse Marshallhulp. Die hulp bedroeg US$ 1,1 miljard en was gegeven in de vorm van een lening. De echte financiering van de wederopbouw kwam van Indonesië. Dat staat niet in hun geschiedenisboeken.

Het ergste komt nog. De Nederlandse bezetting van Indonesië was één van de wreedste bezettingen.

Marjolein van Pagee, een Nederlandse journaliste, geeft een voorbeeld van de Nederlandse wreedheid tijdens de vuile bezettingsoorlog op basis van gesprekken met nabestaanden van de Indonesische verzetsleider Andi Abubakar Lambogo op het eiland Sulawesi. In 1947 hadden ze Lambogo gevangengenomen bij Salu Wajo en zijn hoofd afgehakt. Ze spietsten het op een bajonet en hingen het later aan een paal op de markt in de plaats Enrekang zeven kilometer verderop. Het lichaam is op de weg bij Salu Wajo achtergebleven. De Nederlandse militairen dwongen andere krijgsgevangenen, die ze gemaakt hadden, één voor één om het afgehakte hoofd van hun leider, dat op een bajonet was gespietst, te kussen. Daarna hingen de Nederlandse soldaten het hoofd aan een paal. Het hoofd heeft daar twee dagen en een nacht gehangen als afschrikwekkend voorbeeld. De familie mocht uiteindelijk het hoofd meenemen en het samen met het lichaam in Enrekang begraven. Daar is er nu een ereplek voor Lambogo op de begraafplaats. Dit was het beschavingsniveau van de Nederlanders in Indonesië, die beduidend lager was dan die van de Nazi’s die al niet erg hoog was. De Nazi’s hebben nooit het hoofd van een Nederlandse verzetsleider afgehakt en andere Nederlanders gedwongen om dat hoofd te kussen.

En dit Nederlandse volk heeft dan herstelbetalingen geëist en gekregen van de mensen die ze driehonderd jaar lang hebben gekoloniseerd. Hoe schandalig kan geschiedvervalsing zijn.

Sandew Hira

Lees verder…

Herdenking slachtoffers Nederlands-Indië op de Pasar Malam in Dordrecht 

Afbeelding bij nieuwsitem 'Herdenking slachtoffers Nederlands-Indië op de Pasar Malam in Dordrecht'Foto's: Wim van de Pol

15aug

Herdenking slachtoffers Nederlands-Indië op de Pasar Malam in Dordrecht

DORDRECHT - Vandaag herdenkt Nederland de slachtoffers van de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-Indië. Bij talrijke overheidsgebouwen hangt de vlag halfstok. De Nationale herdenking van de oorlogsslachtoffers in Nederlands-Indië valt gelijk met de Pasar Malam in Dordrecht. Daarom is daar op woensdagmiddag om 13.00 uur stilgestaan bij de slachtoffers. Locoburgemeester Maarten Burggraaff hield een toespraak namens de gemeente. Hier een fotoverslag.

Lees verder…

De dekolonisatie van Nederlands-Indië

10897308292?profile=originalDe dekolonisatie van Nederlands-Indië        Door: Gert Oostindie

Tijdens de dekolonisatieoorlog met Indonesië trad Nederland soms uiterst gewelddadig op. Nog steeds is niet duidelijk of sprake was van excessen of van routineus geweld. Toch wordt een uitgebreid onderzoek nog altijd tegen-gehouden.

In juli 1949, in de nadagen van de dekolonisatieoorlog in Indonesië, liep een Nederlandse patrouille onder leiding van marinier Leen Teeken in een hinderlaag bij het Oost-Javaanse dorp Prambon Wetan. Vier militairen, onder wie Teeken zelf, en een Chinese spion werden gedood. Zes anderen werden gevangengenomen.

Nederland dacht dat die ook dood waren, maar twee maanden later doken zij weer op en werden ze geruild met Indonesische vrijheidsstrijders.

Het verhaal van de patrouille-Teeken was in Nederland al langer bekend. Onlangs berichtte NRC Handelsblad op basis van onderzoek van de Nederlandse fotografe Marjolein van Pagee echter dat dit onvolledig was. Daags nadat de patrouille in de hinderlaag was gelopen overvielen Nederlandse mariniers het dorp. Door hun vergeldingsactie werden zo’n zestig Javaanse burgers gedood en vijftig huizen in brand gestoken. Dat is althans wat Van Pagee opmaakte uit een bewaard gebleven schrift van de dorps-schrijver.

Is ook dat tweede verhaal, de vergeldingsactie, waar? Dat is op basis van een enkel krantenartikel uiteraard niet vast te stellen. Ondenkbaar is het echter beslist niet. Naarmate er meer onderzoek wordt gedaan naar het optreden van het Nederlandse leger tijdens deze vuile dekolonisatieoorlog duiken er meer gevallen op, die wij nu kwalificeren als oorlogs-misdaden. En zeer vaak ging het, zo blijkt uit onderzoek, inderdaad om represailles voor gesneuvelde makkers.
In dat stramien passen de vergeldingsacties voor de patrouille-Teeken naadloos. Al in 1992 suggereerde veteraan Wim Hornman dat hier keihard was opgetreden: ‘Ze walsten door de dorpen en de dessa’s heen. Ze verhoorden gevangenen. Ze verdroegen geen tegenstand.’
Maar daarmee is de bredere vraag, of het Nederlandse leger zich schuldig maakte aan systematische ‘contraterreur’, uiteraard nog niet beantwoord.
 

‘Ze walsten door de dorpen en   de dessa’s heen, verhoorden gevangenen en verdroegen geen tegenstand’. De dekolonisatie-oorlog in Indonesië was de grootste militaire operatie uit onze geschiedenis. Er waren 100.000 dienstplichtigen, 50.000 oorlogs-vrijwilligers, enkele duizenden beroepsmilitairen, plus zo’n 70.000 mannen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) bij betrokken. In het totaal dienden er dus ruim 220.000 manschappen onder Nederlandse vlag. De missie die de militairen werd opgedragen was dan wel koloniaal, maar klinkt vanuit hedendaags perspectief ook weer verrassend bekend: het herstellen van rust en veiligheid, en het creëren van de voorwaarden voor wederopbouw na een desastreuze buitenlandse bezetting.


10897317682?profile=originalDe werkelijkheid was echter veel gecompliceerder. Op 17 augustus 1945 proclameerden Soekarno en Mohammad Hatta onafhankelijke Republiek Indonesië. Dat was twee dagen na de Japanse capitulatie. Nederland hoopte na de capitulatie het koloniale gezag zo snel mogelijk te herstellen, hoewel er wel ruimte was voor een zeer geleidelijke dekolonisatie onder Haagse regie. Maar de republikeinen daarentegen wilden niets minder dan Merdeka, volledige onafhankelijkheid en vrijheid.

In de volgende vier jaren werd veel onderhandeld, maar nog meer gestreden. Indonesisch geweld in de zogenoemde bersiap, tussen september 1945 en begin 1946, leidde tot vele duizenden doden onder etnische minder-heden (Europeanen, Indo’s en Chinezen). Daarnaast, en lang-duriger, was er een bloedige strijd tussen rivaliserende Indonesische groepen onderling. Tegelijk werd er een onversneden dekolonisatie-oorlog gevoerd tussen de Nederlandse krijgsmacht en het republikeinse leger.

Nederland zag in dat er onderhandeld moest worden. Dit was mede noodzakelijk omdat de internationale publieke opinie steeds kritischer werd over het Nederlandse beleid. Tot tweemaal toe leek een onderhandelde vrede binnen handbereik, maar door toedoen van haviken aan beide zijden werden deze kansen gemist.
Het treurige alternatief was voortzetting en uitbreiding van de oorlog. Dat bleef niet beperkt tot de twee Nederlandse ‘politionele acties’, zo genoemd in de vergeefse hoop het buitenland ervan te overtuigen dat het niet ging om een onafhankelijkheids-strijd van een kolonie tegen een koloniale mogendheid, maar slechts om het bestrijden van binnenlandse verstoringen van de openbare orde.

 

Deze acties in 1947 en 1948-1949 wezen uit dat het Nederlandse leger een conventionele oorlog althans op korte termijn kon winnen; vrijwel heel Java en grote delen van Sumatra werden min of meer onder controle gebracht. De acties zetten Nederland in de internationale opinie echter in de beklaagdenbank.

Nederlandse militairen in Indië

 

Bovendien werd steeds duidelijker dat de militaire tak van de republikeinen, de Tentara Nasional Indonesia (TNI), en ook allerlei andere strijdgroepen een veel grotere bedreiging vormden doordat zij kozen voor een guerrillaoorlog. Die tactiek lokte Nederlandse contraguerrilla uit, die waarschijnlijk veel meer slachtoffers eiste dan de oorlogvoering gedurende de kortstondige politionele acties, maar ook steeds minder perspectief op een definitieve overwinning bood.

Intussen was de daadwerkelijke militaire controle van Nederland, ondanks de schijnbare successen van de politionele acties, zeer beperkt. De grote legermacht was nog altijd veel te klein voor het enorme oppervlak waar de koloniale orde moest worden gehandhaafd, en bovendien lukte het niet het vooroorlogse civiele apparaat weer op orde te krijgen.
 
Uiteindelijk werd de dekolonisatie-oorlog toch tot een einde gebracht aan de onderhandelingstafel.     Op 7 mei 1949 tekenden de onderhandelaars Mohamed Roem en Jan Herman van Roijen een akkoord dat wél de basis zou vormen voor de soevereiniteits-overdracht, op 27 december 1949. Een wapenstilstand werd al op 3 augustus van kracht, slechts een dag of tien na het drama in Prambon Wetan, vandaar de latere uitruil van krijgsgevangenen. Ditmaal zwegen de wapens. De repatriëring van de Nederlandse troepen ging van start, al kwamen de laatste militairen pas begin 1951 terug – eerder was niet mogelijk, omdat de scheeps-capaciteit nogal tekortschoot.

Het aantal in de periode 1945-1950 in Indonesië omgekomen militairen in Nederlandse dienst bedroeg 4751, exclusief doden bij hulpkorpsen, Rode Kruis en politiemensen; het Nationaal Indië-monument in Roermond houdt een cijfer aan van 6226. Beide cijfers liggen zeer waarschijnlijk lager dan het aantal Europese slachtoffers van de Bersiap-periode, en zeker van het aantal doden aan Indonesische zijde, dat gewoonlijk rond de 100.000 wordt geschat – een wilde gok, waarbij bovendien moet worden aangetekend dat een aanzienlijk deel van hen niet stierf door Nederlands geweld, maar in de onderlinge strijd van de diverse Indonesische strijdende partijen.
 

Verkeerde kant van de geschiedenis

 

In 2005 gaf Nederland toe dat het ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ had gestaan. Het zou tot 2005 duren voordat de Nederlandse regering uitsprak dat ons land, achteraf bezien, in deze oorlog ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ had gestaan. ‘We’ hadden indertijd niet begrepen dat de tijden voorgoed veranderd waren, dat onze rol in Indonesië was uitgespeeld. Het hoge woord was eruit, bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, zelf een ‘Indische jongen’ en daarom beter in staat geacht deze pijnlijke boodschap te delen met veteranen en repatrianten uit het verloren Indië.

 
De missie waarmee de Nederlandse militairen op pad waren gestuurd, werd omschreven als een vredesmissie, als opbouwwerk. Dat daar oorlogs-handelingen aan vast konden zitten, zal duidelijk zijn geweest. Maar de duur, omvang en intensiteit van wat uiteindelijk een dekolonisatieoorlog werd, waren van geheel andere orde dan verwacht. Aan Nederlandse zijde schatten alle partijen – politiek, militair, publieke opinie – dit aanvankelijk veel te optimistisch in. En toen ze hun vergissing eindelijk inzagen, bleek een exit strategy niet zomaar voorhanden. Bovendien bleek de oorlog steeds vuiler te worden, mede omdat de tegenpartij noodgedwongen voor een guerrilla koos.


Al tijdens de oorlog zelf doken berichten op in de Nederlandse pers over ‘moffengedrag’ tegen Indonesiërs. Die werden echter overstemd door zorgvuldig geregistreerd positief nieuws over ‘onze jongens in Indië’. Na de soevereiniteitsoverdracht werd het stil. Het duurde zo’n twintig jaar, tot 1969, voor het publieke stilzwijgen werd doorbroken. Veteraan Joop Hueting zocht al langere tijd het nieuws met verklaringen over de oorlogs-misdaden, begaan door de Nederlandse militairen. Het duurde – kenmerkend – jaren voor hij eindelijk een forum vond, eerst in de Volkskrant, vervolgens op het nog betrekkelijk nieuwe medium de televisie.

Huetings optreden in het VARA-televisieprogramma Achter het Nieuws leidde tot verhitte discussies, debatten in de Tweede Kamer en een onder hoge tijdsdruk vervaardigd onderzoeks-rapport van een ambtelijke commissie dat de geschiedenis in zou gaan als de Excessennota, gebaseerd op eerder verricht juridisch onderzoek dat politiek noch juridisch was gedeeld. Het ging dus om onderzoek naar misdrijven die uitdrukkelijk als zodanig waren gerapporteerd, zoals de operaties van het beruchte Korps Speciale Troepen onder kapitein Raymond Westerling: standrechtelijke executies van gevangen militairen en dorpelingen, martelingen, verkrachting, brandstichtingen en plundering.

 

De commissie beschouwde het rapport slechts als een eerste inventarisatie, maar de politiek wilde deze geschiedenis snel begraven. Eigenhandig schreef minister-president Piet de Jong, zelf voormalig marineman, dat er weliswaar sprake was geweest van betreurenswaardige ‘excessen’, maar dat de militairen aan Nederlandse zijde zich in de regel goed hadden gedragen: ‘De Regering betreurt dat er zich excessen hebben voorgedaan, maar zij handhaaft haar opvatting, dat de krijgsmacht als geheel zich in Indonesië correct heeft gedragen. Verzamelde gegevens bevestigen, dat van systematische wreedheid geen sprake is geweest.’
In het Kamerdebat over de Excessennota drong onder meer oppositieleider Joop den Uyl (PvdA) aan op een parlementaire onderzoekscommissie, maar een meerderheid in de Tweede Kamer wees dit af. De beslissing noch een parlementair onderzoek, noch een grondig wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren   naar de oorlogvoering, inclusief mogelijke oorlogsmisdaden, was gevoed door de angst een doos van Pandora te openen.

Verdwenen daarmee de oorlog, en de vraag naar oorlogsmisdaden, in de spreekwoordelijke doofpot? Nee. Vanaf 1969 is het nodige onderzoek gedaan; veel daarvan as juist gericht op gebeurtenissen die al in 1969 als ‘excessen’ waren geclassificeerd. Telkens weer kwam de koloniale oorlog in het nieuws, publiceerden journalisten over nieuwe vondsten of brachten bekende feiten als nieuws. Er werden rechtszaken gevoerd over oorlogsmisdaden; de rechter dwong de staat in deze specifieke gevallen tot erkenning, excuses en schadeloosstelling. Onderzoekers plozen archieven uit, interviewden militairen en politici. Veteranen schreven hun memoires. Er was geen sprake meer van verdoezeling.


Maar daarmee is allerminst gezegd dat het onderzoek bevredigend is afgerond, en al helemaal niet dat de vraag is beantwoord of het Nederlandse leger zich al dan niet systematisch aan oorlogsmisdaden heeft schuldig gemaakt. Dat dit incidenteel wél het geval is geweest, is allang erkend, en de Excessennota blijft daarbij een belangrijke bron. Al was het dan pas na rechterlijke vonnissen, Nederland heeft officieel erkend dat er in het Javaanse dorp Rawagedeh en in Zuid-Sulawesi oorlogsmisdaden zijn gepleegd en heeft daar de weduwen van vermoorde dorpelingen ook een financiële tegemoetkoming betaald; de benaming ‘schade-loosstelling’ is overigens een pervers woord in dit verband.
Ook heeft het kabinet-Rutte II aangegeven nieuwe gevallen die aan het licht komen op dezelfde wijze te zullen behandelen. Er lijkt nu ook ruimte te komen om kinderen van slachtoffers te compenseren. Dus met andere woorden, als de nabestaanden van vermoorde dorpelingen uit Prambon Wetan hun zaak ‘hard’ weten te maken, zal Nederland de inmiddels bekende gebaren maken.

10897318467?profile=originalMaar daarmee weten we nog steeds niet of we het hebben over excessen of routineus geweld. Mede daarom bepleitten drie instituten – het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) – in juni 2012 in de Volkskrant een breed onderzoek naar de dekolonisatieoorlog, en in het bijzonder het Nederlandse militaire optreden. Het pleidooi van de instituten was om de discussie breder te trekken, inhoudelijker te maken, ‘niet om te moraliseren, maar om ons te helpen begrijpen wat de aard van het geweld en het Nederlandse optreden was’.
 

Frans Timmermans was eerst vóór, later tegen

 

Frans Timmermans was als Kamerlid vóór nader onderzoek, maar als minister van Buitenlandse Zaken tegen. Het pleidooi leidde tot een golf van overwegend positieve publiciteit, ondersteunende commentaren in toonaangevende kranten en Kamervragen en -debatten. De uitkomst was echter teleur-stellend. Het toen regerende kabinet-Rutte I gaf aan dat de instituten uiteraard alle vrijheid hadden om het bepleite onderzoek uit te voeren, maar wilde het niet financieel steunen. Het tweede kabinet-Rutte bevestigde dit standpunt, waarbij publiekelijk en vertrouwelijk werd gewezen op de opvattingen van de Indonesische regering, die te kennen had gegeven liever gezamenlijk naar de toekomst te willen kijken dan terug te blikken op deze delicate periode uit het gemeen-schappelijke verleden. Pikant in dit alles was de rol van Frans Timmermans, als Kamerlid voor de oppositionele PvdA ten tijde van Rutte I nog voorstander van het onderzoek en overheidssteun daarvoor, als minister van Buitenlandse Zaken in het tweede kabinet-Rutte echter tot andere gedachten gebracht.

 

Waarom toch die weigering een breed onderzoek te financieren dat ertoe kan bijdragen om de onderste steen boven te krijgen? We kunnen niet uitsluiten dat zorgen om het Nederlandse (militaire) imago en eventueel ook financiële claims een rol spelen. Maar het heeft er alle schijn van dat de Indonesische opstelling van groter belang is. Tot op heden heeft geen Indonesische regering ooit belangstelling getoond voor serieus historisch onderzoek naar de dekolonisatieoorlog, al dan niet in samenwerking met Nederland uitgevoerd.

Dat is niet vreemd. Onbevangen historisch onderzoek zou het beeld ondergraven van één verenigd heroïsch volk dat onder leiding van het leger de kolonisator het land uit vocht. Openheid van Nederlandse zijde over oorlogs-misdaden begaan in de jaren 1945-1950 zou bovendien in de Indonesische samenleving de roep kunnen versterken om kritisch onderzoek naar de massale moordpartijen, deels onder regie van het leger, in de jaren 1965-1966.

Er zijn wel signalen van een begin van openheid aan Indonesische zijde, maar feit blijft dat Den Haag zich inderdaad kan verschuilen achter het standpunt van Jakarta dat onderzoek naar deze periode belastend kan zijn voor de bilaterale betrekkingen. Maar het blijft, op z’n minst, buitengewoon opmerkelijk dat Indonesië kennelijk zo’n sterk stempel kan zetten op het Nederlandse onderzoek naar de eigen militaire en koloniale geschiedenis.

 

Meer weten

 

Een breed overzicht van de dekolonisatie geven Wim van den Doel, Afscheid van Indië. De val van het Nederlandse imperium in Indië (2000) en J.A.A. de Jong, Avondschot. Hoe Nederland zich terugtrok uit zijn Aziatisch imperium (2011). Zie ook Ad van Liempt, Nederland valt aan: Op weg naar de oorlog met Indonesië 1947 (2012).


Een overzicht van de oorlog, de nasleep in Nederland en de visie van de veteranen biedt Stef Scagliola, Last van oorlog: De Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking(2002). De klassieke studie over ‘excessief geweld’ is Ontsporing van geweld: Over het Nederlands/Indisch/Indonesisch conflict (1971/2012) van de veteranen, tevens sociologen, J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix.
J.A. de Moor schreef Westerling’s oorlog: Indonesië̈ 1945-1950: De geschiedenis van de commando’s en parachutisten in Nederlands-Indië 1945-1950 (1999).

 

Bron: Historisch Nieuwsblad

Lees verder…

Moedig Indonesië daagt ISIS-jihadi’s uit,  werd  48930 keren gelezen in nog geen 1 uur op ICM !

Moedig Indonesië daagt ISIS-jihadi’s uit: kom maar naar ons land, dan maken we gehakt van jullie

Bron Dagelijkse Standaard (DDS) van 16.11.2015

10897315291?profile=original

Zo kan het dus ook.

We kunnen bibberen en hopen dat ISIS-jihadi’s nooit terugkomen naar Nederland om aanslagen te plegen of we kunnen de weg van Indonesië opgaan. Daar zijn ze niet bang voor ISIS. De opperbaas van het Indonesische leger, generaal Moeldoko, zegt in reactie op dreigementen van ISIS-aanhangers dat hij hoopt dat de islamitische terreurjihadi’s juist naar zijn land komen. Dan kan hij mooigehakt van ze maken:

“It’s not a problem, let’s wait for them. It’s even better if they do come and not just spew some threats,” TNI chief Gen. Moeldoko said on Tuesday, as quoted by Detik.com. “Let them come and we’ll take them all out, no problem.”

In de eerste plaats is het Indonesische leger bezig met het voorkomen van een verdere verspreiding van de ISIS-ideologie in het overwegend islamitische Indonesië (ja, ook daar lopen jihadi’s rond die sympathiseren met de terreurclub die nu actief is in Syrië en Irak). Maar de Indonesische troepen staan klaar om ook concrete dreigingen snoeihard aan te pakken.

“Such ideology cannot be allowed to spread in Indonesia,” Moeldoko said. “I have seen clearly how the ideology can spread in unstable countries.”

Dat is nog eens duidelijke taal van de generaal van het Indonesische leger. Je begint je meteen af te vragen: waarom zijn andere landen, waaronder Nederland, zo stil als het gaat om het bestrijden van ISIS? Waarom gaan we niet wat luidruchtiger en harder de strijd aan met het terreurleger dat ons de oorlog heeft verklaard?

Waar zijn we toch zo bang voor? En nee, nu niet zeggen dat jihadi’s dan door ons gaan radicaliseren, want dat is onzin. We hebben nu ook al tientallen, zo niet honderden jihadi’s die naar Syrië zijn afgereisd.

Bron http://www.dagelijksestandaard.nl/2015/04/moedig-indonesie-daagt-is...

Weergaven: 48930

10897237288?profile=original10897237700?profile=original

Steun ons om ons werk af te maken door te tekenen en te doneren
           Nusantara  met ruim een achterban van 1200, is de 7 e Indische organisatie die Ferry Schwab steunt                 

Indische zaak - Het Traktaat van10897237288?profile=originalWassenaar 1966 

Hier Onderteken petitie   < of >    Kijken wie er getekend hebben

< of >   Laatste Updates  In het Engels hier

 

Lees verder…

Zonder indorock geen textielbeat

                                                                                          Zonder indorock geen textielbeat

IPTCBron Annina Romita;© Annina Romita fotografie + beeld Enschede portretfoto Wouter Muller ter vervanging karikatuur bij serie onderin opiniepagina Editie: alle foto Annina Romita AR20151216;NL

Indische bandjes legden ooit de basis voor de Nederlandse popmuziek. Oftewel: hoe een film bijdraagt aan de trots en identiteit van de navolgende generatie mensen van Indische komaf.

Een paar weken geleden stroomde de theaterzaal van Concordia in Enschede vol met ruim honderd (ex-)muzikanten en hun partners. Zij waren allen uitvoerders en liefhebbers van de roemruchte Twentse textielbeat uit de jaren 60. En nog altijd doen ze mee aan de reünieconcerten die de stichting Textielbeat organiseert. Het bestuur daarvan had de aanwezigen uitgenodigd om naar een bijzondere film te kijken. Klanken van oorsprong, een documentaire van filmmaakster Hetty Naaijkens. Haar film gaat over de opkomst van de indorock in de vroege jaren 60.

Reünieconcerten

Ik kwam zelf pas in 1970 in Enschede en heb de gloriejaren van de textielbeat jammer genoeg gemist. Zo zijn bands als Highway, Chains, Hun, Indeeds, Rabbits, Honest Men en First Move toen aan mij voorbijgegaan. Gelukkig maakten de latere reünieconcerten dat enigszins goed. De eerste keer dat ik zo’n concert meemaakte in de Twentehallen viel me iets bijzonders op. Bij de opkomst van de vijfde band realiseerde ik me dat in alle voorgaande bands minstens één Indische jongen speelde. Ik ben zelf ook van Indische afkomst, maar dat was toen voor mij een grote verrassing.

Begintijd

Dat was het natuurlijk niet voor het bestuur van de stichting Textielbeat. Dat wist heel goed hoe in de begintijd van de textielbeat in menige beginnende beatband Indische jongens (gitaar) speelden. Zie daar hun reden om deze film naar Enschede te halen. Petje af voor dit initiatief!

Hetty Naaijkens heeft met haar film vooral de opkomst van de indorock in Den Haag belicht. Deze stad als ‘weduwe van Indië’ of als ‘de Indische hoofdstad van Nederland’ bood vanaf de jaren 50 huisvesting aan enkele duizenden Indische Nederlanders, die noodgedwongen hun land (Indië) ontvlucht waren.

Rock en country

Evenals later in Enschede waren het de Haagse Indische jongens die allerlei bandjes formeerden in hun nieuwe leven in een nieuw land. En zij speelden het liefst de muziek waarmee zij in Indië via de radio kennis hadden gemaakt. Rock en country. Dat was in ons land toen nog onbekend, maar onder de Nederlandse jeugd sloeg het enorm aan. De Javalins, de Crazy Rockers en bovenal The Tielman Brothers werden ware boegbeelden van de indorock en kregen overal navolging. Daarmee vormden al die Indische bandjes met hun muziek in feite de bakermat van de latere Nederlandse popmuziek.

Grote invloed

Dát is wat deze film uitdraagt: de grote invloed van de indorock op onze popmuziek. Maar er is meer. De film laat tegelijk de oorzaak zien van de noodgedwongen vlucht naar ons land van 350.000 (!) Indische Nederlanders. Waarom kwamen die hier? Met indrukwekkende beelden van de Japanse bezetting en de genadeloze strijd om de onafhankelijkheid van Indonesië wordt dit belicht.

Historisch document

Klanken van oorsprong is dus niet alleen een muzikale documentaire, maar ook een belangwekkend historisch document. Het laat heel toegankelijk iets zien wat de meeste Nederlanders niet weten of wisten. Daar zijn twee oorzaken voor. Allereerst heeft het geschiedenisonderwijs hier geen aandacht aan besteed. En de eerste generatie Indische Nederlanders heeft grotendeels gezwegen over de meegemaakte verschrikkingen. Daarom levert deze film tegelijk ook een bijdrage aan de trots en identiteit van de navolgende generatie mensen van Indische afkomst.

Na afloop van de film sprak ik met een voormalige textielbeatmuzikant. Hij zei: ‘Wouter, zonder die Indische jongens van toen kreeg je nooit een goede band. Dus zonder indorock geen textielbeat.

Wouter Muller is muzikant, tekstschrijver en componist en actief in de sociaal-culturele sector.


IPTCBron Annina Romita;© Annina Romita fotografie + beeld Enschede portretfoto Wouter Muller ter vervanging karikatuur bij serie onderin opiniepagina Editie: alle foto Annina Romita AR20151216;NL
© Annina Romita
Lees verder…

10897396076?profile=original

  

                                                              N I E U W S B R I E F

Grootste gratis toegankelijke Pasar Malam van Nederland in Dordrecht


Datum: 12 t/m 15 augustus
Locatie: Statenplein, Sarisgang en Achterom, Dordrecht


Voor het 7e jaar op rij zal de gratis toegankelijke Pasar Malam Istimewa weer neerstrijken in Dordrecht. Met ca. 100 kramen met Oosterse producten. Hier vind je bijvoorbeeld wierook, spekkoek, kroepoek, kleding en sieraden. Je kan je lekker laten masseren of ga langs bij een van de mediums voor een reading. Bij de 22 (!) restaurants kun je genieten van de lekkerste Indische maaltijden en snacks. Ieder restaurant heeft zijn eigen specialiteit. De één heeft de beste nasi goreng gerechten en bij de ander haal je een heerlijke soto. Zin in een snack? Er is een ruime keuze in saté, lemper of broodjes. 
Van zondag 12 t/m woensdag 15 augustus zullen het Statenplein (bijna 5.000 m2), de hele Sarisgang (ca 2.000 m2) en het Achterom (ca 900 m2) omgetoverd worden tot een Indisch dorp.
Op twee podia is er de hele dag live muziek en zijn er culturele dansdemonstraties.
Laat je Facebookvrienden weten dat je naar dit gezellige evenement gaat via de Facebook eventpagina.

10897359274?profile=original

Het Statenplein tijdens de Pasar Malam Istimewa (foto: Istimewa Events)

10897359656?profile=original

De Sarisgang tijdens de Pasar Malam (foto: Istimewa Events)

Nieuw in 2018

"Achterom" toegevoegd aan Pasar Malam
De Pasar Malam in Dordrecht trekt jaarlijks veel bezoekers. We hebben de drukke knelpunten in kaart gebracht. De grootste drukte bleek bij het podium in de Sarisgang te zijn. Veel mensen wouden de optredens zien waardoor de straat geblokkeerd werd. Ook was er te weinig ruimte voor het podium om lekker te kunnen dansen. Daarom betrekken we dit jaar het plein "Achterom" bij de Pasar Malam en verplaatsen we het podium van de Sarisgang naar het Achterom. Dit plein ligt in het verlengde van de Sarisgang en bied met zijn ca. 900m2 voldoende ruimte voor het podium. De rijen met stoelen vervangen we hier voor een gezellig terras.
Door het verplaatsen van het podium ontstaat er ook meer ruimte voor kramen in de Sarisgang.

Meer ruimte op het Statenplein
Ook op het Statenplein gaan we meer ruimte creëren door de volledige backstage ruimte hier weg te halen. Dat betekend dus meer ruimte en meer kraampjes met leuke producten!

Edu Schalk podium
Edu Schalk, deze ras-entertainer en publiekslieveling behoeft eigenlijk geen introductie. Zeker niet in zijn stad Dordrecht.
We kunnen wel zeggen een legende bij leven. Daarom hebben we bij Istimewa besloten om het Senang podium op maandag, dinsdag en woensdag naar Edu te vernoemen: het EDU SCHALK PODIUM.
Edu zelf is de gastheer op dit podium.
We hebben Edu gevraagd welke artiesten hij graag op zijn podium zou willen zien. 
Uiteraard zal Edu zelf deze dagen een optreden verzorgen op zijn eigen podium.

Het Edu Schalk podium staat op het Achterom
Welke artiesten Edu heeft gekozen en de tijden van de optredens op dit podium vind je verderop in deze nieuwsbrief. 

10897396484?profile=original

                    

Tjendol Sunrise reünieconcert

Op de 1e dag van de Pasar Malam, zondag 12 augustus, hebben we gelijk iets heel bijzonders. Dan zullen zal Tjendol Sunrise een reunië concert verzorgen!

Tjendol Sunrise werd in 2004 opgericht met de bedoeling rock-'n-roll (vroege rockabilly, rock&roll en indorock) te spelen. 
Het repertoire omvat bekende en minder bekende rock-'n-roll- en indorock-klassiekers uit de jaren 50 en de vroege jaren 60 alsook eigen liedjes. Andy Tielman heeft in 2008 zijn laatste cd "21st Century Rock" opgenomen samen met Tjendol Sunrise.
In 2012 won Tjendol Sunrise de Andy Tielman Award vanwege "de instandhouding en promotie van Rock & Roll in het algemeen en de Indorock in het bijzonder".

In de zomer van 2015 stopte de band. Maar speciaal voor de Pasar Malam Istimewa in Dordrecht komen Patrick, Marc, Willy en Jean Paul nog 1 keer bij elkaar.

Tjendol Sunrise zal maar liefst 3 optredens verzorgen op het Senang Podium wat dit jaar op het plein op het Achterom zal staan.
Tijden: 14:15 / 17:30 / 19:30

10897397059?profile=original

Indië herdenking

Op 15 augustus 1945 kwam er met de capitulatie van Japan een officieel einde aan de oorlog in Zuidoost-Azië en tegelijk van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden.
Op woensdag 15 augustus 2018 herdenken we op de pasar malam om 13:00 uur bij het podium op het Statenplein de slachtoffers van de Japanse bezetting.
Hierbij dragen wij het symbool van de Indiëherdenking: de Melati. De Melati is ook te koop op de infokraam naast het podium.

Voor deze herdenking hebben we een aantal sprekers en artiesten uitgenodigd.

10897397468?profile=original

Programma

Evenals bij de voorgaande edities wordt het podiumprogramma gepresenteerd door Sylvia Elders.
Sylvia is een ervaren vakvrouw met veel kennis van de Indonesische cultuur. Bevlogen en betrokken vertelt zij over de geschiedenis, muziek, dans, culinaire lekkernijen en tradities afkomstig uit Indonesië.  Gekleed in de Indonesische klederdracht, de sarong en kebaya, neemt zij u mee naar de Gordel van Smaragd.

10897398052?profile=original

 

Sylvia Elders (foto: Gea Fotografie)

 

Zondag 12 augustus
Open van 13:00 tot 20:30 uur

  • Tjendol Sunrise
  • Challenge XL (+ Amy Mielatz)
  • Ben Heart
  • Ester Latama
  • Hawaiian Treasure

 

Maandag 13 augustus
Open van 12:00 tot 20:30 uur

  • Adventure
  • Melanie Foëh
  • Edu Schalk
  • Duo Ginger
  • René le Blanc
  • Aniadi Art

 

Dinsdag 14 augustus:
Open van 12:00 tot 20:30 uur

  • Simply Friends
  • Harold Verwoert
  • Edu Schalk
  • Jacky Rain
  • Ruben Poetiray
  • Sekar Ayu

 

Woensdag 16 augustus:
Open van 12:00 tot 19:00 uur

  • Indië herdenking
  • Hot News
  • Gordon Smith
  • Edu Schalk
  • Diana Monoarfa
  • Bali Ayu Budaya

 

Tijden van de optredens op het Istimewa podium (Statenplein)

 10897397686?profile=original

Tijden van de optredens op het Senang & Edu Schalk podium (Achterom)

10897398472?profile=original

Unieke Pasar Malam Istimewa tas met inhoud
Bij de infokraam naast het podium op het Statenplein zijn unieke Pasar Malam Istimewa tassen te koop.
Voor maar €5,00 bent u de trotse eigenaar van Istimewa tas met inhoud!
U kunt kiezen uit 3 vrolijke kleuren.
In de tas zitten een fles ketjap van ABC, en een Indisch kookboek, koopje toch?!

 10897398878?profile=original

Praktische info

Parkeren
Van 9.00 tot 22.00 uur geldt betaald parkeren in de binnenstad. (zondag van 12:00 tot 17:00 uur)
U kunt 24 uur gratis parkeren op het terrein Weeskinderendijk. U moet wel een kaartje uit de automaat halen.
Vanaf hier is het 15 tot 20 minuten lopen naar de Pasar Malam.
De dichtstbijzijnde parkeergarages zijn:
Drievriendenhof (nabij Statenplein)
– Visstraat (nabij Sarisgang)
– Achterom (nabij Senang / Edu Schalk podium)
– Veemarkt

Openbaar vervoer
Op www.9292.nl kunt u uw reis met het openbaar vervoer plannen.
De Pasar Malam is op loopafstand van treinstation Dordrecht (centrum).
Vanaf het station loopt u rechtdoor over de Johan de Wittstraat, over de rotonde rechtdoor. U loopt langs de Media Markt en ter hoogte van de Hema begint de Pasar Malam op de Sarisgang en Achterom. Dit is ca. 8 minuten lopen. Er gaat ook een bus vanaf het station naar halte Sarisgang

Pinnen
Hoewel u bij een paar stands kunt pinnen, kunt u bij de meeste stands alleen contant betalen. Achter het podium op het Statenplein en in de Sarisgang zijn pinautomaten te vinden. Hoewel de Pasar Malam een gezellig dagje uit is kunnen er altijd mensen met slechte bedoelingen zijn. Houdt daarom uw eigendommen goed in de gaten en pas op voor zakkenrollers.

Mindervaliden
Het hele terrein van de Pasar Malam is rolstoelvriendelijk. Bij beide podia zijn zitplaatsen.

 

Impressie video
Kom je naar de Pasar Malam Istimewa in Dordrecht en wil je alvast een voorproefje van wat je kunt verwachten? Bekijk dan hier de aftermovie van de vorige editie!

(Created by Samantha Bonouvrie)

10897399087?profile=original

 

10897399855?profile=original

Copyright © 2018 Istimewa Events, All rights reserved.
Our mailing address is:

Istimewa Events

Vaartweg 22

Vlaardingen, Zh 3131 HT

Netherlands

Lees verder…


10897376690?profile=original
10897222082?profile=original

Terugblik op de huidige ontwikkelingen van het traktaat Wassenaar (ACTW66)

Nog geen drie jaar ging het project ACTW66 (Actie Comite Traktaat van Wassenaar) van start. Ludiek werd dit via ICM, FACEBOOK en de pasar malams gestart in 2015. Middelen waren niets eens voorhanden om een dergelijk mega - project tegen de Nederlandse Staat te beginnen, toch door het anders te doen dan men gewend is zoals het gebruikelijke bij Het Indisch Platform dat steunt geniet van het rijke ST. JES, zijn er forse stappen gezet., zelfs met de president Jokowi Dodo van de republiek Indonesia werd  persoonlijk gesproken over dit traktaat.

Gezien mijn achtergrond heb ik gekozen voor een specifieke benadering ook wel de bekende methodiek Balanced Scorcard van Kaplan en Norton veel toegepast bij bedrijven en Ministeries.

Deze scorecard meet de resultaten  van  de groei (gezet stappen) om de volgende stappen te kunen zetten om op koers te blijven. Deze scorecard meet bovendien juist de prestaties naar de indicatoren; je eigen organisatie, je klanten, de middelen en de innovaties (veranderingen, waar Louis van Gaal steeds over heeft).

Drie jaar later laten de perspectief klanten zien dat ruim 15.000 het traktaat steunen met hun handtekeningen. Het perspectief eigen organisatie; 19 mei werd de delegatie en deelnemersraad geïnstalleerd; 3 advocaten nemen zitting in de delegatie o.a., en 17 personen melden zich voor de deelnemersraad, de aanmeldprocedure loopt nog steeds. Perspectief middelen is negatief resultaat ( +) 12.000 en (-) 77.000 dus een negatief -65.000. Het perspectief innovatie zorgt dat het negatief resultaat van de middelen weer extra in evenwicht werd gebracht. Verschillende advocaten steunen het traktaat nu o.a. in de delegatie, en wordt hard gewerkt aan de WOB's en uiteraard de voorbereidingen voor het proces. Op de achtergrond worden nog steeds naar financiele fondsen gezocht om de huidige uitvoerende werkzaamheden te kunnen blijven verrichten. Al en al desondanks 15.000 man / vrouw hebben getekend is de wil om bij te dragen op dit moment niet aanwezig. Oorzaken zijn bekend mede omdat andere organisaties die hiervoor worden betaald sinds 1998 geen enkel resultaat hebben bereikt, ook ik als persoon zou een groot wanttrouwen hebben tegen nieuw opgeztte organisaties met deze negatieve ervaringen. 

 

Toch heeft nu al ACTW66 sporen nagelaten, en de tol nu al moeten betalen!

 Mede initiatiefnemer Marshal Manengkei overleed op 25/8/2017 die in Jakarta ACTW66 vertegenwoordigde. Voorts heeft Rob Andreas de delegatie verlaten.

Op 18 juli is ACTW66 definitief in KVK ingeschreven dat als project onder de St. Nines – Zuid viel. Net als ICM valt dit onderdeel onder ICM Projects & Events.

Tegelijkertijd gaan de andere activiteiten verder om via ICM, FACEBOOK, en de PASARS meer bekendheid te geven aan de resterende groep van Nederlandse Indische Gemeenschap, zo staan wij 4 dagen op de pasar malam in Dordrecht waar ruim 40.000 Indische Nederlanders op af komen, en met onze flyers te kunnen breiken, hierna de pasar malam Assen met zo'n 15.000 man gehouden bij Races van TT - Hallenn. Wij hopen het aantal te kunnen opkrikken naar de 20.000 o.a. voor de petitie - aanbieding met rapport uitbetalen traktaat van Wassenaar.

Voorts worden iedere zaterdag en zondagen bijeenkomsten in Almere gehouden om de achterban te kunnen blijven informeren.

 

Terug naar de geschiedenis van Traktaat van Wassenaar.

Onderstaande zou ik graag naar Drees en Luns willen schrijven met terugwerkende kracht!  Helaas ze zijn er niet meer, maar tegelijk de ogen willen openen van de huidige bewindvoerders die het probleem van het traktaat van 1966 anno 2018 nog steeds niet hebben opgelost.

Geachte heren .........

Gezien mijn achtergrond waar ik o.a. voor de bank de eer had mega – projecten te implementeren waar juist te allen tijde problemen dienen te worden vermeden bij bepaling van de missie & Strategie.  Basis was die oplossingen uit te werken die realistisch en haalbaar zijn. Dus ontwikkelingen die zich spontaan ontstaan in de samenlevingen eerst het probleem vast (definitie) stelen tegen gevolge van oorzaak à gevolg. Als het probleem gedefinieerd is; ga je reële oplossingen uitwerken die haalbaar zijn en te implementeren ter realisatie, het Traktaat – noemt het gedrocht – laat juist het tegenovergestelde zien van moeilijk te implementeren laat staan realiseren, die alleen problemen creren in de uitvoering.

 

Probleemstelling.

Bij Traktaat moet ik constateren aan de hand van de openbare stukken dat beide regeringsleiders (delegaties) geheel voorbij zijn gegaan aan dit probleem wat zich in hun samenleving afspeelde wat de bevolking betreft. Oorzaak is de onafhankelijkheid van de republiek die als gevolg heeft dat dekolonialisatie proces in gang zette. Bij de Nederlandse regering (Kabinet) was dit fenomeen uiteraard voor het eerst in de geschiedenis. Dit geldt uiteraard ook voor de jonge republiek. Voorts kan je concluderen dat beide regeringen de belangen waren gericht puur op het economisch gewin. Soekarno wilde zo snel mogelijk de Indonesische economie herstellen, en Nederland was gericht op behoud van haar bezittingen die ze gedurende de 300 jaar hebben opgebouwd niet te willen verliezen, kijk naar de gebouwen die er nu nog steeds staan!

Tegelijkertijd beide net zijn bekomen van WAR II, dus druk bezig met de opbouw en economisch herstel. De acties van beide regeringen waren uitsluitend hierop gericht. Tegelijkertijd de zorgplicht van de burgers, de Indische Nederlandse onderdanen, die het zwaar hadden te voordure;  de dagelijkse bedreiging van de Indonesische bevolking, de onzekerheid die Nederlandse regering gaf met betrekking tot verkrijgen van visum om te worden toe gelaten, en tevens de intensieve acties van de kant van Soekarno wat betreft de onteigening van al hun bezittingen.

Uiteindelijk is bekend dat er ruim 500.000 Indische Nederlanders (repatriëring) richting Nederland moesten. Dus een complete volksverhuizing, en dat beseffen beide regeringen al te goed wat voor impact dit heeft. Om Nederland te dwingen om deze Indische onderdanen toe te laten heeft VS moeten ingrijpen met sancties, en uiteindelijk zijn 341.000 toe gelaten die al hun bezittingen en te goeden hebben moeten achterlaten. Deze groep bestaat uit particulieren en ondernemers, waarvan het over grote deel particulieren betreft.

In alle openbare stukken zijn beide delegaties uitsluitend bezig geweest met overname of behouden van NL ondernemingen, en NL bezittingen; over de burgers (Indische onderdanen) werd niet bekommerd.

 

Oplossingsrichtingen.

Traktaat

Zoals beide regeringen zijn overeengekomen dat 600 miljoen volgens de uitdelingswet wordt uitgevoerd. Werd de lumpsum na veel onderhandelingen vastgesteld op 600 miljoen plus 89 miljoen rente in mindering 36 miljoen dat aan verschotten werden betaald, die is 15% van het totale schadebedrag. Claimanten hadden 3 maanden de tijd om zich in te schrijven, boven al  dat de claimanten juist opzettelijk niet werden geïnformeerd, om snel maar mogelijk het Traktaat onder het tapijt te vegen. De betalingen zouden in 30 termijn plaatsvinden te beginnen in 1973 tot 2003, navenant hiervan zouden de claimanten worden uitbetaald. Is al een regeling die niet werkbaar is. Deze oplossing geselecteerd puur uit eigen belang van NL regering, en uiteraard het grote wantrouwen richting de republiek of ooit wordt betaald. Voorts is nimmer het werkelijke aantal claimanten vastgesteld van die 341.000.

Opmerking.

Deze oplossing is niet werkbaar; het geld was niet beschikbaar,  deze zou in 30 jaarlijkse termijnen worden uitgedeeld, de hoogte van uiteindelijk schadebedrag kan nooit bekend zijn, mede omdat dit traktaat niet is gemeld aan de 341.000.  Het ontwerp van dit verdrag had een duidelijke opdracht inzicht zorg dat er niet uitbetaald wordt.

 

Oplossing alternatief - I

Meest voor de hand liggend is om de betrekkingen met Indonesie goed te houden, waardoor politiek dialoog open blijft staan. Net als onze omringende buurlanden die anno 2018 nog steeds door 1 deur kunnen met hun oud-kolonien. Politiek - Den Haag heeft hierin duidelijk gefaald. Kabinet Drees hadden net als landen als België, Frankrijk etc.  zich constructief moeten opstellen, en Soekarno en republiek moeten erkennen, en meer respecteren, dan was die hele volksverhuizing nooit plaatsgevonden.

 

Oplossing alternatief - 2

Nederland had als goed huisvader de zorgplicht om voor haar onderdanen te zorgen die het land uit werden geze, dat Nederland aan zich zelf heeft te danken, door onhandig politiek te bedrijven. Dit tengevolge van het wanbeleid in Den Haag tegen de republiek. Had het volledig bedrag moeten voorfinancieren, dan maar extra lening sluiten op de kapitaal markt, immers daar was wel ruimte in die tijd voor andere zaken. 

Tegen de achtergrond:

Het schadebedrag van de Indische onderdanen was immers bekend o.a. herinrichting van de woning, kosten van de reis, en tijdelijk verblijf. Naast het schade bedrag had de regering alle persoonlijke gegevens die van de repatriëring zijn vastgelegd. Deze administratie werd immers bijgehouden door het Ministerie van Maatschappelijk Werk ( nu Sociale Zaken) die de verschotten verleende aan de gerepatrieerden. In het rapport staan de rekeningen die dit Ministerie in rekening bracht. De gedupeerden hebben tot de laatste cent alles terugbetaald.

Is vreemd te moeten constatering dat bij het Ministerie van Buitenlandse zaken het proces verloopt voor aanmelden van claims, en tegelijkertijd over dezelfde periode met dezelfde gedupeerden verschotten worden verleend door een andere Ministerie van Maatschappelijk werk,

had Drees wel de regie in eigen hand ?

 

Tot bij de pasar malam Dordrecht.

Ferry SChwab sr.

g weekend.

Lees verder…

Kousbroeks “Oostindisch kampsyndroom”

10897266653?profile=originalKousbroeks “Oostindisch kampsyndroom”

Besproken door Pjotr.X.  Siccama – deel  9

 

Over het werk van Primo Levi waarin “Het periodiek Systeem” (prachtig vertaald in het Nederlands, schrijft Kousbroek en is lyrisch over de vertaling),  werd beschreven in het hoofdstuk ‘Vanadium’ (klinkt als een verbasterd Latijns nominatief overigens dat in elk geval met vergetelheid/verdwijning of verzwakking te maken heeft), heeft Kousbroek niet uitgelegd waar die Latijnse titel naar verwijst of wat deze precies voor betekenis heeft in de context van dat hoofdstuk. Schijnbaar vond hij het niet nodig uit te leggen hoe Levi in Auswitsch de man Müller ontmoette. Dat doet er in dit geval ook niet toe. Een doodgewone doorsnee grijze muis, een kleurloze man die, weliswaar niet gevoelloos, als een soort boekhouder zijn leven (verleden) “kloppend” wilde  maken, zoals hij dat altijd had gedaan door het knoeien met rekeningen.

Deze menselijke trek treft men overal aan. En juist in de maatschappelijke bovenlagen komt men dit geknoei het meeste tegen: het is een van de legitiemste (uit)vlucht/verdwijntrucs die men maar kan indenken, omdat de bovenste laag met de Staat als doodlopende piek immers naamloos is, en anoniem blijft, bovendien onsterfelijk. Wat ligt  meer voor de hand om je dan maar achter de beschermende hoge forten  te verschansen.

De wereld hangt aan elkaar van kloppend gemaakte rekeningen, schrijft Kousbroek. Bij het korte bezoek van Levi aan de stad Auswitsch, sprak hij die bewuste heer Müller die zei dat hij: “.. nooit iets had gehoord dat kon wijzen op het vermoorden van Joden.”

Kousbroek vermeldt helaas niet de bijzonderheden van voornamelijk de tijd (periode) van ontmoeting, wat jammer is gezien mijn reconstructie van het voorval. Hoe dan ook ging het hem voornamelijk om “het voorval/incident” van Müller en diens geopperde “zwijgende meerderheidsbegrip”. Best begrijpelijk, maar toch jammer dit hiaat in de beschrijving.

In dit deel van zijn werk spitst hij het besproken incident toe tot het verschijnsel van het geloof van de (zwijgende) meerderheid in extreme voorvallen in extreme omstandigheden.

Een voorbeeld in dit verband lag al in de Nederlands-Indische geschiedenis van het strafkamp van Boven-Digoel waar de kamparts Dr. Schoonheyt, op de opmerking (van een van de gevangenen Salim) dat mensen zonder proces naar het kamp werden gestuurd en wat voor vreselijke behandeling de gevangenen daar konden verwachten en later ook ondergingen, resoluut en beslist als antwoord kreeg dat het uitgesloten was dat Nederlanders dat zouden doen. Niets was minder waar. Het geloof van de kamparts was eerlijk, volgens Kousbroek. De arts was degelijk van overtuigd dat het zo was. Het moest een grote desillusie zijn geweest voor hem dat hij achteraf niet bij het rechte eind had.

De grote verliezers van de WO II, met name Japan, moest zich direct na de oorlog wel in allerlei bochten hebben gewrongen om de vernederingen en de verliezen enigszins te beperken (niet te relativeren). Studs Terkel beschrijft dat uitvoerig in zijn werk “The good war”. In 1947 verscheen er een Japanse uitgave  (volgens Kousbroek te vergelijken met het werk van Stud Terkel “The Good War”), gebaseerd op brieven, dagboeken en aantekeningen van de in de oorlog gesneuvelde Japanse studenten (die toen ook als soldaat

 in die oorlog werden meegesleurd). Deze uitgave blijkt na het verschijnen vele malen te zijn herdrukt, tot nu toe. Hiervoor zou een Japanse studentenvereniging verantwoordelijk zijn. Maar waarom was het zo geliefd en populair bij de Japanse bevolking? Of was het meer, om met Levi te spreken de rekeningen van het verleden kloppend te maken en te sorteren naar de bepaalde gehaltes van importantie en of zelfbescherming Bij die constatering van Kousbroek kun je een ogenblik achter je oren krabben.

8 jaar later in 1954 echter verscheen er een Franse vertaling van de Japanse uitgave uit 1947 met een titel die meer past in een poëtisch postromantisch werk dan een prozaïsche met als titel  “Ces voix qui nous viennent de la mer” Van Jean Lartéguy

10897281270?profile=original

 

Foto -Studs Terkel – auteur van ´The good war´´

 

Een onduidelijkheid constateer ik bij de passages in bijvoorbeeld een herdruk van 1985 en de herdrukken daarvoor waaruit Kousbroek citeerde en dat er verschillende versies bestaan die in omloop zijn gebracht. De actuele vraag is of het bewust is gedaan.

 

Tijdens een bezoek aan Parijs kreeg Kousbroek 30 jaar na de eerste uitgave een exemplaar in het Frans cadeau van een Japanse student. Het was vanzelfsprekend dat deze op zijn eigen manier Kousbroek wilde overtuigen dat niet alle Japanners monsters waren en de collectieve schuld van de begonnen WOII in Azië niet op de schouders van de Japanse natie kan worden gelegd, net zomin als dat voor de Duitse bevolking kan gelden.  

De ‘Stemmen vanuit zee’ (‘Ces voix qui nous viennent de la mer’), de uitgave waarin de aantekeningen in details zijn beschreven, heeft mij niet echt overtuigd van de oprechtheid van de inhoud, ook Kousbroek had er moeite mee. Vaak had hij het gevoel voortdurend achterdochtig te (moeten) zijn bij de persoonlijke ontboezemingen en verklaringen van de studenten. Aan de andere kant  bewonderde hij ook die mensen-studenten die bij kaarslicht psalmen reciteerden, literatuur lazen (Von Goethe/Schiller enz.) en uit de muziekliteratuur zongen en citeerden, onder anderen van Richard Wagner. Waarom deed men dat.

Hier is een simpele verklaring voor te geven. Bij mensen die vrijwillig of door bepaalde omstandigheden (of denken dat werkelijk) iets groots te verrichten (moeten) hebben (positief of negatief) ontstaat in een bepaald gedeelte van de hersenen een cerebrale transitie die tot algehele euforie kan leiden, daar waar de zo lang gekoesterde idealen moeten worden verwezenlijkt waardoor de betrokkenen zich overgeven en zich laven aan de verworvenheid en weelderigheid van zijn/hun verheven kunst en cultuur.

Kousbroek vraagt zich toch weer af wat hij met die betuigingen van onschuld van de gesneuvelde (studenten) soldaten aan moest. Waren ze toch oprecht?

Andere manier te herstellen, te hernemen van dat kwalijke verleden; vandaar dat de doorsnee Japanner de gelegenheid te baat heeft genomen om dat op zijn eigen manier te doen. Voor zover mij bekend, werd van de zijde van de Japanse overheid geen nationale

actie op touw gezet met betrekking tot het realiseren van de uitgave (wel andere zaken zoals economie/de wederopbouw/de nieuwe democratische instellingen inrichten etc. waar de Japanse Staat druk mee bezig was om de Parlementaire Democratie in te voeren.); dat had een groep studenten van Tokio direct na de WO II gedaan. Kort na WO II verscheen in 1947 (!) reeds de uitgave van de dagboekaantekeningen van de gesneuvelde studenten/soldaten. Het initiatief in die tijd, zeer begrijpelijk was in handen van een groep studenten, die de gesneuvelde medestudiegenoten niet alleen wilde eren en een waardige plaats geven, maar ook om de nationale trots en vanzelfsprekend de moraal weer het fundament te geven van voorheen. Het interessante van  de uitgave is de idee, stijl en uitwerking. Kousbroek kwam er achter waar de Japanse studenten de manier, stijl en de inhoud (het idee) vandaan hadden. Na veel gezoek vond hij waarachtig een uitgave in het Duits uit 1928 geschreven door prof.dr. Philipp Witkop van de universiteit van Freising en waarin hij in het Jappans Bittokoppu wordt genoemd. Deze professor had het zeer  waarschijnlijk uit een vorige uitgave uit WO I in 1917 overgenomen (midden in die oorlog)  Het kreeg als titel mee: Kriegsbriefe gefallener Studenten. Het moest een grote bron van inspiratie zijn geweest voor de groep Japanse studenten.

Aangezien Japan het Duitse onderwijssysteem had ingevoerd, lag het voor de hand dat de beide landen culturele banden onderhielden. Na 1945 overigens werd het Duitse onderwijssysteem in Japan door de Wereldmogendheden voorgoed afgeschaft.

 10897281495?profile=original

 

10897281700?profile=original

  

Jean Larteguy                       Primo Levi       

Een bijzonder geval vermeld in de aantekeningen van de uitgave: (De Franse vertaling heeft de titel: “Ces voix qui nous viennent de la mer”, letterlijk: Stemmen die tot ons komen vanuit zee), is het verhaal van een Japanse soldaat. De Franse vertalers hadden de rang van deze soldaat met de naam Kimura Hisao niet (kunnen) vertalen, maar mijn vermoeden moest dat ongeveer de rang van soldaat 1ste klasse zijn geweest.

Deze Kimura Hisao werd gevangen gehouden in een gevangenis in Singapore; daar waar eerder Engelsen en Nederlanders gevangen zaten . In 1945 werden de Nederlanders ter plaatse als bewakers aangesteld voor de Japanse gevangenen. Kimura zat er ook. Hem werd een Nederlandse bewaker toegewezen die heel goed voor hem was. Hij schreef ook later in zijn afscheidbrief en zijn dagaantekeningen dat de Nederlandse bewaker goed voor hem zorgde en hem vaak biscuits en sigaretten gaf, terwijl hij wist wat zijn Japanse collega’s

 

hem erger als een hond hadden behandeld. Kimura: “Hoe konden mijn eigen mensen zoiets schaamteloos doen..”(.)

De Nederlandse bewaker had Kimura alles verteld wat hem overkomen was en over de vreselijke misdaden van de Japanners. Hij moest zich voor de Nederlander moeten hebben geschaamd. Zijn aantekeningen in de uitgave zijn hartverscheurend.

 10897282290?profile=original

 

Foto -Nederlandse bewaker in Singapore. – Changi gevangenis

 

Het is analoog aan het verhaal van Müller in zijn ontmoeting met Levi, waar Müller toch niet kón geloven dat zijn eigen mensen, medeburgers zouden vermoorden.  Evengoed nobel was het van Dr. Schoonheyt die ook niet kón geloven dat de Nederlanders de gevangenen op wrede wijze mishandeld en gevangen zouden houden in Boven-Digoel, om de simpele redden dat hij geloof had in de goedheid van mensen. Deze nobele gedachte dat het zo zou moeten zijn is helaas fictie.

 

 

 10897282461?profile=original

10897282699?profile=original

 Dr. Schoonheyt - kamparts in Boven-Digoel 

 

Wordt vervolgd

Lees verder…

10897269701?profile=originalMijn levensverhaal - 3     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens    Aan boord van het schip, waarop wij naar Java zijn gevlucht en waarop wij zijn gebombardeerd, (als reeds eerder verhaald), vertelde mijn Moeder mij een dame te hebben ontmoet, die met het verkrijgen van haar eigen baby, geen borstmelk had, waarop het hospitaal mijn moeder verzocht, om ook dat kind haar moedermelk te geven, dus met mij te delen. Die dame zei aan boord komende, tegen mijn Moeder, Thea vergeef mij, maar jij bent als Duitse niet geliefd en ik kan het mij niet veroorloven, om in jouw gezelschap te verkeren of te worden gezien. Dat was blatant, ongegeneerd zelfs. Twee jaar oud, kreeg ik een maag-infectie, te Pladju. In Indië was dat meestal dodelijk, maar mijn vader accepteerde dat niet. Een van de eerste vliegtuigen van de KLM. die in Indië aankwam, een DC-3 (de latere Dakota), werd geheel door mijn Vader afgehuurd om mij naar Batavia in het ziekenhuis te krijgen vanuit Pladju-Palembang.

Ik heb er in het ziekenhuis gelegen, in een witte verduisterde kamer; ik heb er flarden van in mijn herinnering, met mensen in het wit die zich over bij bogen. Ik heb daar zes maanden gelegen en vrijwel alleen op eiwit gevoed, heb ik het overleefd. Het ellendige gevolg van deze episode was, dat ik nooit meer normaal was met eten. Mijn moeder moest het eten er bij mij bijna in slaan; ik ging met brood achter mijn kiezen naar bed en ik stond er de volgende morgen weer mee op, tot bijna de Japanse kampen aan toe. Zo ben ik altijd erg mager geweest, mogelijk was dat mijn moeders en mijn redding, gedurende die tijd, maar een normale moeder- kind relatie is er eigenlijk nooit geweest. Was dat mijn schuld, was dat mijn moeders schuld? Die vraag heb   ik tot nu toe nooit kunnen beantwoorden. Behalve een hardhandige opvoeding en het inpompen van manieren, zijn er nooit gesprekken tussen moeder en mij geweest en zeer zeker nooit of     te nimmer omhelzingen. Dit is voor mij de verhouding tussen moeder en kind geweest. Waar nu, bij mijn eigen kinderen en nu ook de kleinkinderen en hun moeders, totaal van afwijken.

Gedurende de periode van onze terugkeer, vanaf mijn vaders 1939 verlof periode in Europa tot onzevlucht van Balikpapan, naar Java en de overgave met de capitulatie aan de Japanse bezetters, had ik een kindermeisje, een (baboe), Sumina. Zij reisde met ons mee van Balikpapan om nog steeds op mij te passen. Haar verloofde, Sadimin, onze djongos, zag ik een maal met flikkerende ogen van haat naar onze tafel kijken.

Na onze eerste periode in een Hotel van mevrouw Pets, ook een Duitse en daarna naar het grote Hotel van Sarangan aan het meer, gingen wij naar Batavia, waar wij bericht ontvingen, dat mijn Vader in Bandoeng was gearriveerd. Bij onze aankomst was hij reeds gevangen genomen en had enige dingen voor ons bij goede vrienden achtergelaten. Moeder kreeg bericht dat mijn vader in de stad achter prikkeldraad zat en ze kon hem vanaf de straat te zien. Ik hoorde mijn vader zeggen, dat als er ooit iets met hem gebeurde, dat wij ons alleen aan de B.P.M. voor alles met advies moesten richten en niemand anders mochten vertrouwen. Dat was de laatste keer dat ik mijn vader zag, gebukt onder een spatbord van een vrachtauto, te midden van een grote hoeveelheid auto-onderdelen. Totdat een Japanse schildwacht naar ons begon te schreeuwen en daarna zelfs op ons begon te schieten. Dus gingen wij op de vlucht. Mijn Moeder hield zich aan zijn advies met de B.P.M., en in ons geval, werd “DAT” juist ons ongeluk.

Het was in Bandoeng, bij mijn Vaders vrienden, dat Greetje Brons ons wist te vinden en mijn moeder, via de Japanse Generale staf auto aan de bekende Art-Deco “Villa Isola” liet ontbieden, kennelijk om overreed, of uitgenodigd te worden, als een Duitse, voor de Japanse Generale Staf, dus de Japanse Generaal Imamura, als zijn secretaresse en tolk te fungeren. Toen ik met de twee zoons, Eppo en Rijnco

van de Brons de appeltuin in werd gestuurd, kreeg ik daar al gauw een dispuut met Rijnco, die mij een steen naar het hoofd gooide. Bloedend kwam ik op de tafel tussen al die Japanse Generaals en officieren te liggen, die mede hielpen mijn hoofd te verbinden, waarna ik als troost met de Japanse chauffeur en met Eppo in de Staf-auto een lunchpakket naar Brons mochten brengen in zijn gevangenis, waar hij, een grote man met een rood hoofd en witte haren, boven zijn medegevangenen uit stak.

Mijn Moeder niet van plan zijnde, om voor de vijand te werken, kon “dat” niet zo maar zeggen en vroeg een dag bedenktijd. Wij kregen echter slechts drie uren, dus overhaast pakten wij onze spullen en gingen op de trein naar Surabaya. De trein werd regelmatig door jonge Japanse officieren doorzocht, maar dankzij de hulp van RK. Nonnen hebben ze ons niet gevonden.

10897270073?profile=originalfoto- Mijn kameraden tijdens de militaire dienst

De Familie Brons werd tegen het einde van de oorlog  in een klein camp door de Japanners sluiks binnengeloodst  en kregen Rode Kruis pakketten tot het einde, dat ze met een kleine selecte groep moesten delen. Zij hadden de oorlog als een complete familie overleefd. Echter hoorde ik jaren later, dat zoon Rijnco in China aan een ongeneeslijke ziekte werd behandeld en niet lang daarna overleed. Eppo werd een professor aan de Leidse Universiteit en werd onzichtbaar en onbereikbaar voor mij. Nadat ik hem wilde bezoeken, bleek hij, eerst zo vriendelijk en behulpzaam, te zijn veranderd in een kille, onpersoonlijke man.

Ambarawa, ons tweede kamp   

Ten tijde van de berichtgeving, van mijn vaders dood in Kamp Ambarawa, duwde men mij in mijn moeders armen. Ik wist niet hoe gauw ik mij daaruit moest bevrijden en liep weg.  Een tweede maal gebeurde dit toen mijn Moeder weinig kans op overleving had vanwege malaria tropica, door toedoen van  zuster Diet de Neeff, onze “kamp-dokter-verpleegster”, tegen het einde van onze kamptijd in ”Kamp 10 Banyu-Biru”. Mijn Moeder sprak wartaal en wederom kon ik niet gauw genoeg uit haar armen loskomen. Dat was de moeder en zoon relatie, waar later haar tweede man J. den Besten profijt van wist te trekken. Helaas!

In ons eerste kamp Gedangan, het voormalige klooster, had ik de mazelen en werd ik met liefde en opofferingen in een hoek, op de grond van de slaapzaal, in een tent van dekens, dus in het donker, door mij vreemde dames verzorgd en daarna, kreeg ik een ontzettende smerige en stinkende uitlag op mijn hoofd, waar inderdaad mijn eigen moeder ook eens voor zorgde.

Na de bevrijding, nog steeds in ons kamp Banyu-Biru, waren op een gegeven moment de Japanners verdwenen, waarna ons kamp werd ingenomen door de guerrilla’s, en de vroegere claponners, die ons kamp begonnen te bezetten, de Bersiap. Men had de Japanner die de Keuken Piet werd genoemd, gevangen genomen en veroordeeld. Het was diens genoegen om met zijn enorme Braziliaans gevlochten lederen zweep, van zo’n 15 meter lengte, waar alle vrouwen benauwd voor waren, te slaan. Daarmee kon hij met een knal een stuk vlees uit een been slaan. Hij was  altijd keurig gekleed in kaki’s en een lichter hemd met hoogglans gepoetste bruine laarzen, een worstelaars type, (ik zie hem nog voor me). Hij sloop vaak ‘s nachts in de keuken rond, waar mijn Moeder aan het koken was, met haar assistenten De guerrilla’s hebben hem kennelijk te pakken gekregen, hij moest voor de poort van ons kamp, zijn eigen graf graven, waarbij onder ons een groot gejuich ontstond, zo waren wij geworden.

Maar de Bersiap hadden ons bereikt . Ons werden doodsangsten aangejaagd met luidsprekers, over verzamelingen van wilde dieren tijgers, panters, slangen en krokodillen, die op ons los zouden worden gelaten en moesten wij ringen van zandzakken bouwen, met een opening.  Ons werd verteld dat wij daarin bijeen zouden worden gedreven en met handgranaten zouden worden afgemaakt.  

Na ongeveer een week van  deze verschrikkelijke ellende, hoorden wij plotseling een geweldig geraas, het was een militaire groep Ghurca’s met een tank en vrachtwagens. Ons camp 10 werd in verdediging gebracht, Kamp 11, onze annex, was reeds ontruimd, waarvan wij later hoorden, dat het was uitgemoord door de Bersiap activiteiten.

Ons kamp had echter een solide muur en was kennelijk een ex-inlandse gevangenis van voor de oorlog. Voor onze loods werden 4 mortieren geplaatst, die vaak in actie waren, waarvan wij de wolkjes van de inslagen op de bergen konden zien en ‘s nachts waren de vier mitrailleurs, op de hoeken van onze gevangenis geregeld in actie en was het vaak moeilijk om te slapen. Op een gegeven moment werden hun tactieken veranderd. De Ghurca’s smeerden zich tegen de avond in met roet en gingen in groepen van vijf, slechts met een lendendoek om en met een jute zak over de schouder de nacht in met hun Guckry, (een halfronde vlijmscherpe zware dolk) tussen de tanden het kamp uit, tegen de vroege morgens kwamen zij terug en telden de hoofden, waarmee zij terug kwamen; het was een “sport” voor hen.

10897270089?profile=original foto - Mijn opleidingsschip de “Pollux”

Enige weken later werd het rustiger om ons kamp, geen schieten meer, tot aan ons vertrek, in de eerste week van december 1945. In die laatste weken, kon men vanuit ons kamp de geweldige strijd rond Kamp Ambarawa volgen. Met schrik en medelijden, zagen wij dat vanaf  een grote afstand aan, het was een kamp dat geen muren had, zoals wij dat hadden.  

In één groot en geweldig zwaar bewapend konvooi werd ons gehele kamp in een keer weggevoerd. Het was een geweldig konvooi van trucks met enige tanks en kanon-wagens er tussendoor en een schutter in iedere cabine. Overal waren vliegtuigen die schoten en bombardeerden om ons heen; overal waren vuren langs de wegen en alle gebouwen stonden in brand. Zo kwamen wij veilig in Semarang aan, waar wij, na enige dagen via pontons op het Amerikaanse schip de “Victoria Amhorst” naar Batavia werden getransporteerd. Zo eindigde onze kamptijd. Het kwam mij later ter oren dat de Ghurca’s, die ons verdedigden en beschermden, hadden gemuit van het Engelse commando, om ons te komen redden.

Van Den Haag naar Vlaardingen

J. den Besten werd overgeplaatst naar het Shell complex te Pernis, bij Maasdam en Vlaardingen en wij kwamen op de Florislaan 12 te wonen, in Vlaardingen, met in die tijd nog steeds boerderijen tegenover ons, waar wij voorheen in Den Haag in de Rabarberstraat woonden. Ik weet daar verder weinig over omdat dat in de periode van mijn twee kostscholen was, eerst St. Louise en daarna Don-Bosco, met de Salesianen, beiden in Amersfoort.    

Na ook weer het enige jaar in Don-Bosco, werd ik ook daar er weer af gehaald, dat was voor mij het tweede schooljaar en tevens het laatste van wat ik van scholen heb gezien, allen dankzij het overzicht van mijn Grootvader dat abrupt eindigde toen  J, den Besten ons (mijn grootvaders  en dus mijn vaders huis), in Amsterdam Centraal met verlies verkocht, om zodoende het verband daarvan met onze naam “Lemmens”, te vernietigen. Tevens stond mijn nu zeer oude grootvader op straat en werd door een, ons zeer vijandig gestelde dochter van hem op een armoedige wijze verder verzorgd. Tijdens een ontmoeting met mijn moeder,  gooide zij een doek naar  mijn Moeders hoofd en zei, dat mijn  

vader had moeten terugkomen en niet zij, mijn Moeder. Dat was het einde van die enig mogelijke relatie in het prilste begin. Ze had een kruideniers zaak en was met een Duitser getrouwd een den Heyer en ik heb een verdenking dat dat een Joodse zaak was, aan het Legmeer plein, ook in Slooterdijk. Het waren vreselijke mensen, die voor mij helemaal geen gevoel hadden.

Tussen 13 en 14 jaar oud werd ik op de algemene Mulo derde klas geplaatst, in Vlaardingen, meer vanwege mijn leeftijd dan mijn kunde, maar ik had kennelijk goede hersens en was vlug in het oppakken van de leerstof, in ieder geval in de dingen  die mij interesseerden. Slechts drie maanden later, op die school te Vlaardingen, altijd lopende of fietsend, daar ik geen busgeld kreeg, vloog ik in een geweldige storm in zware regen tegen een geparkeerde auto aan en vloog er overheen en kwam met een hersenschudding in het ziekenhuis terecht, dat was tevens voor mij, mijn laatste contact met enige school. Alles bij elkaar had ik nu twee jaar en drie maanden op drie verschillende scholen gezeten, beginnende als een totale analfabeet.

In kamp Ambarawa, begon ik school in het geheim, met een heel knappe jonge vrouw, mogelijk nog een meisje, als ik mij herinner, met een kring van kinderen om haar heen, maar diezelfde dag, werden wij met haar door een Japanse schildwacht ontdekt en de volgende dag, werd zij naakt en nog levend, maar vreselijk verminkt, en met alle extremiteiten van haar afgehakt en gesneden, tegenover onze plek aan het gedek opgehangen. Het uiteindelijke sterven moet minstens een uur hebben geduurd, het was vreselijk.

Uit het hospitaal ontslagen, hing ik rond thuis en werd voor werk uitgestuurd, om iets te verdienen, zonder enig geld kreeg ik ook geen eten. Ik werd heel veel gepest en getreiterd, wanneer Den Besten thuis kwam. Het was in die tijd, dat ik mij leerde te verbergen onder een bed, of achter de sofa, of in zijn werkplaats achter het huis, niet om uit te houden in de winter en op die manier nam ik vaak de aan mij gegeven boeken van mijn grootvader en ik begon te lezen, boeken werden vanaf die tijd mijn beste vrienden en prepareerden mij voor de rest van mijn leven. Ik werd een boekenverzamelaar in de latere jaren.

10897270861?profile=originalfoto - Kamp Ambarawa

Naar het gedwongen werk zoeken, vond ik na enig werk aan de havens, clandestien vanwege mijn leeftijd. Na veel zoeken werkte ik uiteindelijk voor niets bij een loodgieter in Rotterdam, waar ik een half jaar of meer, dag in dag uit in weer en winter, moest fietsen, op een oude vooroorlogse uit het water gehaalde fiets, van het uiteinde van Vlaardingen, via Schiedam, naar Rotterdam en weer terug, vanwege mijn leeftijd, kon ik niet officieel worden aangenomen, maar kreeg ik bus geld van die zaak, dat ik thuis afdroeg onder dwang. Zonder die afdracht mocht ik niet thuis komen of eten. Ik veegde daar en hielp met klusjes, maar men was verbaasd over mijn vaardigheid en bood mij een vaste baan aan bij mijn vertrek. Ik was nu 14 jaar en het werk op Pernis voor

Den Besten was afgelopen en zo verhuisden wij weer terug naar Den Haag, deze keer het Bezuidenhout, naar de Theresiastraat 219, waar mijn Moeder bleef en tenslotte vele jaren later, in Mei 1999 stierf.            

Korte tijd later wilde ik van huis weg, de pesterijen en manipulaties werden een kwelling. Ik mocht niet weg van huis, ik mocht niemand ontmoeten, er waren bekenden van mijn Moeders vroegere tijd en Den Besten kon niet verhinderen dat contacten werden gemaakt, navraag naar mijn welzijn sloeg hem de schrik om de oren. Mijn Moeder - uit schaamte -  vertelde iedereen dat ik erg moeilijk was en niet wilde studeren. De enige waar ik clandestien een positief contact mee had, was een oude oom en een zeer vertrouwde vriend van mijn Vader, oom Wim van Zoelen, in Wassenaar. Helaas na drie visites aan hem, werd mij mijn fiets ontnomen, na een klein ongeluk, terwijl ook een strikte controle op mij werd uitgeoefend.

Echter van die drie contacten kwam ik zeer veel van en over het vroegere leven van mijn Vader te weten, Oom Paul van Zoelen was mijn Vaders eerste werkgever, in het Nederlands- Indië van vroeger, waar Oom Wim van Zoelen voor Bruynzeel in de Bossen en Rimboes een opzichter was van de houthakkersploegen in Nederlands-Indië. Oom Wim tenslotte, dankzij ook weer mijn Vader, werd uiteindelijk voor de oorlog als Boormeester van de B.P.M-Shell gepensioneerd, waarna hij getrouwd met een dochter van de Duitse “Veltins Bier Brouwerij” in Duitsland, maar kinderloos, naar Nederland terugkeerde en zich in Wassenaar vestigde.  

Werkende met vijf andere Nederlanders, allen met ploegen van 12 Indonesiërs, werd mijn Vader zijn

leven gered, tijdens een “Amok”. Zijn ploeg Indonesiërs zetten mijn vader tegen een boom en vormden een cirkel om hem heen en beschermden hem met hun klewangs tegen de zestig anderen in hun amok. De vier andere Nederlanders werden vermoord, het ging om betaling. Waar de andere Hollanders veel geld inhielden van de vijf centen per dag,  nam  mijn vader daar geen genoegen mee en betaalde zijn werknemers volledig uit.  Zo waren er ook nog verschillende andere parables over mijn vaders eerste  jaren in Nederlands-Indië.   

Op een Frans “hongerschip”, waar de meeste andere Nederlanders vanaf vluchtten in  Zuid Frankrijk en met de trein terug gingen naar Nederland, bleef mijn vader tot het einde van die vreselijke reis en kwam zo totaal uitgeput, voor het eerst in Nederlands-Indië terecht, waar tenslotte Oom Wim van Zoelen, zijn eerste baas werd. Ook in Indië heerste een depressie en werkeloosheid, na de Eerste Wereld Oorlog, veelal ook, omdat Indië werd uitgeknepen, door Nederland.

Uiteindelijk wist ik eenmaal weg te komen van huis, doordat mijn Moeder weg was en wist ik door half Den Haag lopende de familie Henk en Lenny Versnell te bereiken. Ik zat echter nauwelijks bij hen op de sofa, toen er tegen de deur gebonsd en getrapt werd. Geschrokken deed Oom Henk Versnell de deur open en stormde Den Besten vloekend en scheldend het huis in,  greep mij bij de haren en trapte mij het huis uit en gebood mij buiten op hem te wachten. Hij schreeuwde die mensen de schrik om de hals, terwijl ik buiten alles kon horen. Onder andere dat zij geen contact met mij mochten hebben en hij hen zou weten te vinden en dan verloren ook zij hun baan bij de B.P.M. In die tijd waren veel oude Shell mensen, van het vroegere Indië bang voor hun toekomst, daar zij ook in Nederland niet gewenst waren, maar uit fatsoen werden voorzien van werk en een inkomen. De B.P.M.-Shell probeerde in die tijd fair te zijn, hetgeen hen ook in botsing bracht met de Nederlandse regering.  Echter nu weten we dat Nederland zich weinig van onze problemen en rechten aan trok en probeerden onze mensen op allerlei manieren kwijt te raken o.a. met emigratie.    

Deze gebeurtenis met mij, bij de Versnells, ging natuurlijk als een lopend vuurtje door naar de bij       mijn moeder bekende ex-Indische gemeenschap van vroeger. Ook bleek dat mijn moeder altijd moest weten, van wat of waar ik zou zijn. Ik had niet van haar verwacht, dat zij mij dit zou aandoen.  

10897271293?profile=originalLuchtfoto van kamp Ambarawa

Enige bijstand uit deze richting was voor mij uitgesloten, daar de combinatie den Besten–Brons snel bekend werd.  In die gemeenschap werd  dr. ir.  H.H. Brons, met en door zijn geweldige maatschappelijke macht ook als gevaarlijk beschouwd. Dit was tevens rond de tijd, dat Den Besten van mijn Moeder uitvond, over het verraad destijds, van de Fam. Brons met de Japanners, waarmede die familie zich gerieflijk door die Oorlog wisten te redden. Het was met chantage, op die Brons familie, dat J. den Besten in het complot tegen mij werd ingehaald.  Dr. ir. professor H.H. Brons was voorbereid, door zijn oude

vriend ir. Jan Brouwer een mede-directeur van de B.P.M.-Shell, voor het stichten van de Rotterdam Rijn Pijp Leiding Maatschappij, (dochter-maatschappij van de B.P.M.-Shell), voor het vervoer van Olie producten naar Duitsland. Brons was nu een machtige man, niet alleen van die Maatschappij, maar ook in Nederland, met een zeer riant inkomen met daarnaast ook nog geweldige afschrijvingsmogelijkheden naar zijn Maatschappij. Een combinatie die voor mij een levensgevaarlijke situatie betekende,  vanwege  mijn rechten   en claims, met betrekking tot toekomstige en originele erfrechten van mijn Vader, met mijn komende volwassenheid in het verschiet.   Ook al waren onze papieren grotendeels verdonkeremaand.            

Het waren juist deze twee mensen, Brouwer en Brons, die vroeger voor de oorlog, met mijn vader een dispuut hadden, vanwege hun, dronkenschap en wangedrag met vrouwen en het maken van schulden in de Indische samenleving. De B.P.M-Shell was daarmede uitermate gechoqueerd.  Een vreselijk lot, dat mijn vaders Familie trof na zijn dood, met het door hem ongewild maken, van zulke vijanden en verder ook nog, door het grote onrecht dat na de oorlog, daaruit voortkwam.  

Maar ook nog eens, dat het mij, de enige zoon van mijn Vader, bijna het leven heeft gekost met een bijna totaal verwoeste toekomst, als resultaat, waar eens, zulke schitterende mogelijkheden voor mij waren weggelegd. Ik ben dankbaar dat hij dit nooit geweten heeft. Ook ben ik dankbaar dat het mij, desondanks, na alle vreselijke belevenissen en tegenslagen is gelukt een redelijke levensstijl op te  bouwen, hoe moeizaam dat ook ging en waar ik   ook nog van heb kunnen genieten   Het is mijn overtuiging dat niet alleen Nederland, met ook de Indische Kwestie en ook met ons huis, maar ook de B.P.M.-Shell een geweldige schuld aan mij hebben te voldoen.  Gelden en toekomstmogelijkheden door mijn vader in 1939 bij zijn Maatschappij, de B.P.M.-Shell, tijdig voor mij te hebben verzorgd, het onheil van een toekomstige oorlog voorziende, was het grootste offer dat van hem kon worden verwacht

Helaas is dit door kwade opzet allemaal te niet gedaan.

Tot zover het derde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

 

 

Lees verder…

In de maand augustus staat Nederlands-Indië centraal bij TV-zender “ONS” !!!!
10897393452?profile=original

Evenals het vorig jaar zal OMROEP “ONS” ( voorheen NOSTALGIE-NET) in de maand augustus, mede in het kader van de Herdenkingen Oorlogsslachtoffers NEDERLANDS-INDIË en overdracht van Nederlands-Indië aan het Republiek INDONESIË, deze centraal stellen bij hun uitzendingen en programmabeleid.

Bij de programmering voor de maand augustus zal op deze zender diverse documentaires, muziekprogramma’s en films over ons voormalige Ned.-Indië worden uitgezonden.

 

Gelet op het besluit van de Directie van OMROEP “ONS” om bijzondere aandacht aan de vele Indische

Nederlanders, Molukse bevolking en toenmalige Indiëgangers in deze maand Augustus te besteden,

wil ik hierbij dan ook met bijzonder respect voor de Directie van Omroep “ONS” en zijn medewerkers

tonen en bijzonder complimenteren omtrent hetgeen zij voor deze vermelde Nederlandse bevolkingsgroepen hebben gedaan en momenteel nog doen. Mede namens de vele Indische Nederlanders, Molukse bevolking en toenmalige Indiëgangers onze bijzondere dank voor uw

bijzondere aandacht en inzet die u voor ons, middels uw bijzondere programmering,ten toon spreidt.

 

In de hoop u allen enigszins voldoende hierover te hebben ingelicht, wens ik u hierbij

heel veel kijk- en luisterplezier bij deze door “Omroep ONS”, uitgezonden onderwerpen.

 

Met vriendelijke groet,

Siegfried Carl Shamier

In augustus bij ONS

In augustus staat Nederlands-Indië centraal bij ONS. Met programma's, documentaires en films over het leven en de strijd in de voormalige kolonie. Lees in deze nieuwsbrief meer over de programma's van deze maand.

10897393291?profile=original

Nederlands-Indië
bij ONS


Bij ONS staat de gehele maand augustus in het teken van het thema Nederlands-Indië. Met veel programma’s, films en documentaires over het leven en de strijd in de voormalige kolonie. En ook veel muziek! 


De gehele maand augustus bij ONS. 

De gehele maand augustus bij ONS. 

Meer informatie

10897394254?profile=original

Anneke Grönloh - Jubileumconcert

In 2009 vierde zangeres Anneke Grönloh haar 50-jarig artiestenjubileum met een gala-concert in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Met tal van bevriende collega's zoals Willeke Alberti, Ria Valk, Sandra Reemer en Ronnie Tober. 

Zaterdag 25 augustus om 18:00 uur.

 

Meer informatie

10897394470?profile=original

Het Jaar 2602



In Het Jaar 2602 vertellen de kinderen van weleer wat ze hebben meegemaakt tijdens hun verblijf in de Japanse interneringskampen in Nederlands-Indië tussen 1942 en 1945. Het jaar 1942 wordt het jaar 2602: de Japanse jaartelling.

Woensdag 15 augustus om 21:00 uur.


10897394861?profile=original

Oorlogsverhalen - Nederlands-Indië

In Oorlogsverhalen – Nederlands-Indië ziet u een bijzondere reeks gesprekken met getuigen en nabestaanden van getuigen van de strijd in de voormalige kolonie Nederlands-Indië. Indrukwekkende verhalen over verschillende aspecten van dit tijdperk. 

Vanaf 14 augustus iedere dinsdag om 21:30 uur, herhaling op zaterdag om 16:00 uur.
 

Meer informatie

Andy Tielman -
That's my Life


That’s my Life is het exclusieve liveconcert dat Andy Tielman op 24 november 2004 gaf in het Kurhaus in Scheveningen. Het onnavolgbare gitaarspel van Tielman, de prachtige vocals en een spetterende liveband maken dit concert tot een absolute must voor de liefhebbers van rock and roll en indorock

Maandag 27 augustus om 19:30 uur.
 

Meer informatie

10897395272?profile=original

 

Lees verder…
Dorpelingen vinden zak vol oude Nederlandse bankbiljetten

Dorpelingen vinden zak voloude Nederlandse bankbiljetten

27-07-2018 | NIEUWS/ www.Indonesia.nl/Nu
Bewoners van het dorp Ulubalang in de Indonesische provincie Zuid-Sulawesi hebben een zak vol oude Nederlandse bankbiljetten gevonden. Het geld is eigendom van een onlangs overleden dorpsbewoonster. 
De vrouw, ook wel Nenek (oma) Lami genoemd, overleed enige tijd geleden op 60-jarige leeftijd. Ze leefde alleen, had geen man of kinderen, vertelt het dorpshoofd aan Indonesische media. 

"Ze is ongeveer vier dagen geleden overleden. Volgens verzamelaars is de zak met geld miljarden rupiahs waard omdat er sprake is van verschillende soorten bankbiljetten', aldus het dorpshoofd zoals geciteerd door de Indonesische nieuwssite Fajar Online. 

Dorpelingen hadden de zak met geld bijna verbrand omdat zij dachten dat er rommel in zat. Nadat ze de zak hadden geopend om te kijken wat er precies in zat, zagen ze de bankbiljetten, uitgegeven door de Javasche Bank. 

Het geld wordt verdeeld onder naaste familieleden.

De Javasche Bank werd opgericht in 1828 en functioneerde als circulatiebank voor Nederlands-Indië. Na de soevereiniteitsoverdracht werd de Javasche Bank genationaliseerd en overgenomen door de Indonesische regering. Tegenwoordig heet de centrale bank Bank Indonesia (BI). De Javasche Bank had twintig kantoren in Nederlands-Indië

Foto: Java Bank/Wikimedia 
Lees verder…

Oud-marinier na eigen onderzoek: ‘Nederlandse staat doodde kapers opzettelijk’

De Nederlandse regering heeft bij de beëindiging van de Molukse treinkaping in 1977 bewust gekozen voor excessief geweld, met de intentie om alle kapers te doden. Dat concludeert Ingo Piepers, oud-marinier en gepromoveerd op oorlogsdynamiek, na eigen onderzoek. Hij gaat zelfs zover dat hij de handelwijze van de regering ‘terreur’ noemt.

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8 De met kogels doorzeefde trein bij spoorwegovergang de Punt. Foto ANP

Piepers kreeg inzage in het oorspronkelijke aanvalsplan, dat volgens hem doden had kunnen voorkomen, en vergeleek dat met het ‘zeer fors opgeschaalde’ plan dat uiteindelijk is uitgevoerd. Beide aanvalsplannen zijn op detailniveau nu pas openbaar en ook te lezen. Het ministerie van Defensie zegt dat de stukken onder de rechter zijn en wil om die reden niet reageren.

Vandaag doet de rechtbank in Den Haag uitspraak in de civiele treinkapingszaak, die gaat over de vraag of twee kapers in de trein, gewond en ongewapend, onwettig zijn geëxecuteerd in plaats van aangehouden. Als de nabestaanden gelijk krijgen, hebben zij recht op schadevergoeding. Het is ook mogelijk dat de rechtbank alsnog besluit nieuwe getuigen te horen.

Dat het uitgevoerde aanvalsplan tot doel had alle kapers te doden, blijkt volgens de oud-marinier onder meer uit het feit dat de ingezette scherpschutters geen precisiedoel hadden om met een verticale lijn van vuur te voorkomen dat kapers zich naar de passagiers konden begeven (het zogenoemde ‘compartimenteren’). Piepers: ‘In plaats daarvan werden hele coupés waarin Molukkers lagen te slapen met pantserdoorborende munitie aan flarden geschoten.’

Leugen

De Nederlandse staat heeft altijd ontkend dat er onrechtmatig is gehandeld. Volgens Piepers deugt de verantwoording voor die opschaling van het aanvalsplan niet. Uit onderzoek dat het ministerie van Justitie in 2014 naar de treinbestorming liet verrichten, blijkt dat de toenmalige besluitvormers – de stafofficieren en oud-Justitieminister Van Agt – het aanvalsplan opschaalden omdat de trein niet ongezien genaderd zou kunnen worden. ‘Dat is een pertinente leugen’, stelt Piepers. ‘Het oorspronkelijke plan voorzag daarin, dus men wist dat het kon. Bovendien lagen kikvorsmannen al drie weken ongezien onder de trein.’

De ware reden om aanvalsplan A los te laten en plan B in te zetten, wordt volgens de onderzoeker tot op de dag van vandaag verhuld. Piepers stelt dat de echte reden alleen deze kan zijn: alle kapers moesten dood om de Molukse gemeenschap, na vier gijzelingen, ‘een lesje te leren’ en toekomstige gijzelingen te voorkomen. ‘Dan gebruik je als staat dus geweld om angst aan te jagen met een politiek doel, en dat is de definitie van terreur.’

Uit notulen van het stafofficierenoverleg van destijds blijkt dat ‘de consequentie van dit plan is dat naar alle waarschijnlijkheid de terroristen allen zullen worden gedood’, en dat deze conclusie ‘uitvoerig’ met de betrokken bewindslieden is besproken. Dit staat haaks op de uitspraak van Dries van Agt, afgelopen zaterdag in De Telegraaf, dat ‘de instructie voor deze actie zodanig was dat zo weinig mogelijk mensen het leven zouden laten’. Piepers onderzoeksresultaten en de notulen van het stafofficierenoverleg zijn aan Van Agt voorgehouden, maar de oud-minister en -premier wil er niet op reageren. Ook de vraag waarom plan A drie dagen voor de aanval is opgeschaald zonder dat de omstandigheden waren veranderd, wil hij niet beantwoorden.

Politieke discussie

Defensiedeskundige Ko Colijn, voormalig directeur van het instituut Clingendael, noemt de reden die Piepers geeft voor de opschaling van het aanvalsplan ‘grondig en goed uitgezocht’. De conclusie van staatsterreur gaat volgens hem, hoewel die 'aannemelijk' is, nogal ver: ‘De grondwettelijke plicht van de staat ter bescherming van haar onderdanen is immers een evident andere dan de zelfbenoemde missie van een groep treinkapers.' Piepers hoopt dat zijn analyse aanzet is tot een politieke discussie over het handelen van de staat.

Advocaat Liesbeth Zegveld, die de nabestaanden van twee omgekomen kapers vertegenwoordigt, zegt dat ‘gaandeweg het proces steeds duidelijker werd dat je het handelen van de mariniers in de trein moet bekijken in de context van de ingezette scherpschutters en instructies. Voor ons is helder dat de manier hoe in de trein is geschoten, nooit een individuele beslissing kan zijn van een individuele marinier.’

Hoe zat het ook alweer met de treinkaping bij de Punt? Lees onze eerdere stukken nog eens terug:

Eerder dit jaar hebben drie getuigen zich gemeld in het proces over de treinkaping. Ook zij beweren dat de militairen de opdracht kregen dat de kapers de bevrijdingsactie niet mochten overleven. Verslaggever Wil Thijssen boog zich toen over de vraag: hoe waarschijnlijk is dat?

Het proces over de treinkaping bij De Punt is een schijnvertoning. Dat zeggen twee oud-mariniers in 2017 tegen de Volkskrant. Lees het interview terug. 

Op 11 juni 1977 bestormden militairen de gekaapte trein bij De Punt. Twee mariniers spraken er al in de zomer van 1977 over tegen een FBI-agent, met de bijnaam De Rots.Hun openhartigheid leidde destijds tot diplomatieke ophef. Een reconstructie. 

Lees verder…

Hoe de Indo is ontstaan

Hoe de Indo is ontstaan

 bronvermelding:Netteksten.nl

indische-zoektocht

Mijn ouders zijn beiden Indische Nederlanders. Op Java geboren in respectievelijk 1918 en 1920. Daar getrouwd in 1942. Naar Nieuw-Guinea verhuisd in 1953. In Nederland sinds 1962. 

Ze zijn nooit teruggekeerd naar hun geboorteland. Dat kon ook niet. Het land waar zij zijn geboren, bestaat niet meer. Mijn ouders zijn tijdreizigers. Meer dan drie decennia leefden zij in een land waar Nederland(s zijn) de boventoon voerde. Als Indische Nederlanders verstonden zij de kunst van het omgaan in twee werelden en spraken zij Nederlands, Maleis en Javaans. Als Indische Nederlanders werden zij door de Nederlandse gemeenschap gezien als Indonesiërs en door de Indonesische gemeenschap gezien als Nederlanders

 

Mijn ouders groeiden op in het besef dat zij zich thuis konden voelen in beide groepen. Jezelf ervan overtuigen dat je noch door de ene of de andere groep als ‘volwaardig lid’ werd gezien, hielp je niet. Wilde je vooruit komen als Indische Nederlander dan gebruikte je jouw aanpassingsvermogen en verplaatste jezelf in de positie van of de ene of de andere groep. En zo lang Nederland(s zijn) het voor het zeggen had, was er niets aan de hand. 

Dat veranderde toen de Indonesische groep duidelijk aangaf van de Nederlanders af te willen. Indische Nederlanders stonden voor hen daarmee gelijk. Dat moet gevoeld hebben als verraad voor hen (de Indische Nederlanders) die zich thuis voelden in beide werelden. In die zin spraken zij zich ook zo daarover uit. “De Indonesiërs hebben ons alles afgepakt. Terugkeren? Naar wat?”

Eenmaal in Nederland veranderde er voor hen niet veel. Voor de Nederlanders waren zij nog altijd geen Nederlanders. Maar Indonesiërs waren zij ook niet. Door de Nederlanders werden zij van Indische Nederlander omgedoopt in Indo. 

 

Benieuwd naar Deel 2?

Hoe het de 1e generatie Indische Nederlanders is vergaan

Lees verder…