Informatie over de vergeten groep Indischen
In Nederland is over deze groep weinig bekend. Over het algemeen weten wij dat er Indischen zijn achter gebleven omdat zij Warga Negara ‘s zijn ( de Indonesische nationaliteit) hebben aangenomen. Wat veel van ons niet weten,is dat toen Nederlands-Indië niet meer bestond,er in 1950 veel kinderen van Indische afkomst in weeshuizen zaten,Ze hadden geen schijn van kans om naar Nederland te gaan, omdat zij niet konden bewijzen dat zij een geboorte akte hadden, de half wezen waarvan één van de ouders nog in leven waren hebben geluk gehad en konden met vader of moeder mee naar Nederland.
Tijdens de grote uittocht van de Indischen uit Indonesië in de jaren 1957 en 1958 zijn veel jongens en meisjes uit de weeshuizen als verstekeling naar Nederland gekomen. Voor de achterblijvers was er geen toekomst noch werk en ze werden gediscrimineerd vanwege hun Europese naam.
Verder heb je de groep Indischen die geen geboorte akte hebben.Omdat tijdens de bersiap de overheidsgebouwen in brand werden gestoken waarbij belangrijke documenten o.a. de geboorte akten verloren gingen
Dan heb je ook de groep die Warga negara’s zijn geworden .De meeste van hen hebben dit gedaan voor behoud van hun baan en bezittingen.Ook voor deze groep Indo’s was het moeilijk omdat zij gediscrimineerd werden vanwege hun Europese naam. En door de politieke omstandigheden ivm de affaire van West Irian. Veel van hen zijn als spijtoptant in de jaren zestig vertrokken naar Nederland en hebben gebruik kunnen maken van de Lingajati overeenkomst.
Mijn vrouw en ik hebben onze jeugd doorgebracht in Surabaya.Mijn vrouw Leida Harly (Indisch), is in Den Haag geboren en is in 1946 naar Indonesië vertrokken.Ikzelf ben in Cepu geboren. Na de bersiap tijd zijn mijn ouders en ouders van Leida in Surabaya gaan wonen. Na onze schooltijd heeft Leida voor de HVA in Surabaya gewerkt en ik voor de NIVAS
In 1962 zijn wij als spijtoptant naar Nederland vertrokken.
Het is verleden jaar in Surabaya begonnen toen wij in een Mall zaten, met Elise Rapp en Lori Menangka.Lori was vroeger het buurmeisje van Leida en woont nog steeds in Surabaya.
Al pratende over bovenstaande groep mensen kwam de gedachte bij ons op,of er hier nog arme Indischen wonen?En zo ja,laten wij hun dan een dag verwennen.
Via Lori kregen wij een drietal adressen. Met een taxi zijn wij naar het eerste adres gereden. Bij onze aankomst van het eerste adres schrokken wij heel erg. Wij hadden niet gedacht dat iemand zo kon leven. Deze vrouw, mevrouw Zijlstra woont in een vervallen kamer van 3 bij 4 meter met alleen een matras op de grond en wat potten en pannen, meer had zij niet, geen inkomen en leeft slechts van giften. De kerk geeft haar Rp.100.000 p/mnd.(8 euro)
Bij het volgende adres de familie Albinus was de woonsituatie het zelfde,man 78 jaar en vrouw 74 jaar,en hebben geen vast inkomen. De vrouw werkt als een pembantu (hulp in de huishouding)en krijgt Rp.300.000 p/maand
Bij het derde adres bleek de man verhuisd en niemand kon ons vertellen waar hij naar toe is gegaan.
Wij hebben deze twee families financieel geholpen uit eigen middelen,maar beseffen ook dat deze mensen structureel geholpen moeten worden.
Gezamenlijk hebben wij besloten om weer terug te gaan omdat we meerdere families willen helpen. Om een beeld te kunnen hebben van de Indische mensen die in Surabaya en omgeving wonen, hebben wij via de voorzitter van de Indische vereniging in Surabaya een adressenlijst gekregen met 300 namen,waarvan de meesten het erg moeilijk hebben.
In maart 2010 zijn wij en Elise Rapp naar Surabaya vertrokken om twintig families te bezoeken. Door de donatie's die wij kregen van Indischen die met vakantie waren in Kuta Bali en uit eigen middelen konden wij ons plan uitvoeren.
Wij kregen hulp van drie vrouwen die in Surabaya wonen en hebben ons gedurende 4 dagen door de gangen en kampungs van Surabaya geleid.
Het was voor ons frustrerend omdat de adressen die wij hadden niet zijn bijgehouden.Of men was verhuisd of ze waren inmiddels overleden.
Uiteindelijk hebben wij nog 15 families kunnen bereiken. Hun leef- en woonsituatie is erbarmelijk slecht. Zij wonen in kleine kamers met een matras op de vloer en verder hebben zij wat kleren. De meeste van deze mensen leven van aalmoezen en een enkele bijdrage van de kerk.
Wij kregen o.a het adres van de familie Jack Koemendong ( heeft in een weeshuis van Pa v/d Steur gezeten) .Deze familie bestaat uit vader 78 jaar,moeder 74 jaar,zoon 44 jaar en dochter 41 jaar.
De zoon is geestelijk gehandicapt en de dochter heeft Polio en kan moeilijk lopen. Via hulp van de kerk hebben zij tijdelijk,tot en met april, woonruimte gekregen en als er geen oplossing voor hun wordt gevonden dan is hun lot om ergens in Surabaya onder een brug te wonen.
Wij hebben deze familie kunnen helpen maar beseffen dat zij structureel geholpen moeten worden.
Een ander adres was van Familie Guus Augustin en vrouw
Guus kennen wij nog uit onze jeugdjaren in Surabaya en schrokken om Guus zo terug te zien, levend onder de armoede grens. Door zijn naam was hij kansloos in Indonesia. Hij had hartklachten en kon geen medicijnen kopen. Wij hebben hem kunnen helpen. Ons bezoek was op 16 maart en op 1 april kregen wij helaas het bericht dat hij overleden was aan een hartstilstand.
Uit informatie die wij kregen,weten wij dat er een aantal Indischen onder de bruggen van Surabaya wonen. Ons werd afgeraden om hun op te zoeken omdat het gebied waar zij leven te gevaarlijk was. Wij besluiten om in november 2010 daar naar toe te gaan om ook deze mensen te helpen.
Hulpverlening
Halin is de enige stichting die tot nu toe hulp biedt aan de Indischen.
De doelstelling is om hun een menswaardig bestaan te geven door middel van de donaties die wij van u krijgen
Snel en direct hulp bieden .\
Deze stichting is opgericht en u kunt op de website ons werk volgen.
Redactie ICM.
Voor meer gedetailleerde informatie ga naar de website http://www.helpindischeninind.com/
Antwoorden