Het verhaal van het jaar Een volksvertelling uit China
Waarom hebben de mensen van vroeger aan de laatste dag van de laatste maand van het jaar de naam Oudjaar gegeven? En waarom wenst men elkaar op die dag bij een ontmoeting geluk? Daarachter schuilt een heel oud verhaal.
Het verhaal gaat dat heel, heel lang geleden de wereld overal bewoond was door giftige slangen en wilde dieren. Toen was er ook een monster, dat Jaar heette en dat ieder jaar op de laatste avond van de laatste maand tevoorschijn kwam en de mensen verslond. Zodra hij zijn bek opende verzwolg hij bij elke inademing talloze mensen. De mensen werden daardoor in getal steeds minder en werden radeloos.
Daarop kwamen een paar wijze mensen bijeen om te overleggen: “Zelfs als we allen naar de hemel vluchten zullen we nog de dood vinden”. Ze moesten een manier bedenken om met het Jaar af te rekenen. Maar wie zou dat kunnen? Iemand die Grote Maker heette zei: “Ik weet wel een manier”. Grote Maker was een heel oude man met wit haar, witte wenkbrauwen en een witte baard. Grote Maker zocht het Jaar op en zei verontwaardigd: “Jaar, jij doet niets anders dan mensen vermoorden. Dat gaat zo niet langer!”
Jaar zag in één oogopslag dat Grote Maker een heel oude man was, die omver geblazen zou worden bij het eerste zuchtje wind en was totaal niet onder de indruk. Met een hooghartige grijns zei hij: “Wie ben jij wel dat jij je met andermans zaken
bemoeit”. Grote Maker zei: “Beschik jij niet over hele grote krachten? Als jij alles kunt verzwelgen, durf jij dan ook de giftige python van de Madangberg te verslinden?”
Grote Maker wist dat Jaar nergens zo’n hekel aan had dan dat iemand zou zeggen dat hij laf was. Laaiend van woede antwoordde hij: “Daar heb ik geen enkele moeite mee” en in één hap verzwolg hij de grote python. Grote Maker zei: “Jaar, op de Qillinberg woont een woeste leeuw; durf je die te verzwelgen?” Jaar antwoordde: “Dat kost me geen enkele moeite” en verzwolg de gevaarlijke leeuw. Grote Maker zei: “Op de Tijgerkopklif woont een gevaarlijke tijger; durf je die te verzwelgen?” En Jaar antwoordde weer: “Dat kost me geen enkele moeite” en verzwolg de tijger in één hap.
Toen de giftige slangen, de woeste leeuwen en gevaarlijke tijgers in de door mensen bewoonde wereld daarvan hoorden, vluchtten ze om hals over kop om een schuilplaats te zoeken in de ruige gebergten en oeroude wouden. Tot op de dag van vandaag wagen zij het niet om daaruit te voorschijn te komen. Grote Maker maakte zo gebruik van de macht en vraatzucht van het Jaar om af te rekenen met giftige slangen, woeste leeuwen en gevaarlijke tijgers. Daarna voer hij ten heel op de rug van het Jaar gezeten, want hij was een onsterfelijke.
Bij zijn vertrek gaf Grote Maker de mensen de opdracht om op de laatste dag van de laatste maand van het Oude Jaar stroken van rood papier aan weerszijden van hun deur te hangen, want Jaar was voor niets zo bang als voor de kleur rood. En zo werd voorkomen dat Jaar op Oudjaar weer naar de mensen zou afdalen om ze te verslinden.
Sinds die tijd plakken de mensen ieder jaar op de laatste dag van de laatste maand rode stroken papier aan hun deur. Later schreven de mensen op die stroken rood papier zegenwensen in coupletten. En op Nieuwjaarsdag wenst men elkaar geluk uit dankbaarheid dat men niet door het Oudjaar verzwolgen is. Dit gebruik is overgeleverd tot op de dag van vandaag.
Bron: Volksverhalen Almanak – Stichting Beleven. www.beleven.org
Antwoorden