DIT IS EEN PANTUN OF EEN GEDICHT
Het petjoh
Tussen het Nederlands en het Maleis (later Bahasa Indonesia) werd er onder Indo’s dikwijls Indisch Nederlands of petjoh gesproken. Voor de doorsnee ‘Hollander’ zal het petjoh net zo gemakkelijk of moeilijk te volgen zijn als het Vlaams, dat ook vaak een bijzonder woordgebruik kent en niet terugschrikt voor een woordje Frans meer of minder.
In die ‘Indische taal’ is bij mijn weten (ik hoop dat ik mij vergis) nooit serieus gedicht en al helemaal niet in pantunvorm. Meer dan een grappig, maar weinigzeggend rijmpje uit mijn Indische jeugd kan ik me niet herinneren. Het luidde als volgt:
De son hij schijn
de vohels fluiten
de schilpat stek sen kop nah buiten
hij wil wel, maar hij kèn niet fluiten.
Ja, het zijn vier regels, maar een pantun is het zeker niet. De ‘kleine Indische bung’ dichtte niet, of zelden en kon zich al helemaal niet voorstellen dat zijn eigen Indische taal daar ook best geschikt voor was. Zelfs Tjalie Robinson, die in zijn boeken geregeld dialogen in Indische straattaal schreef, heeft zich aan een gedicht of vers in het petjoh nooit gewaagd, laat staan in pantunvorm. Maar het kan wel. Ik heb er een geprobeerd, zoals dat hoort doorspekt me Maleise woorden:
Verlangen
Oh, mijn Java manis sekali
Jij blijf altijd toh mijn schat
Op een dah ik kom kembali
Want sudah bòsen van petat
Voor degene die het Maleis niet (meer) machtig zijn: manis sekali= heel erg lief; kembali = terug; sudah= al en bòsen = beu, er genoeg van hebben.
Tussen het Nederlands en het Maleis (later Bahasa Indonesia) werd er onder Indo’s dikwijls Indisch Nederlands of petjoh gesproken. Voor de doorsnee ‘Hollander’ zal het petjoh net zo gemakkelijk of moeilijk te volgen zijn als het Vlaams, dat ook vaak een bijzonder woordgebruik kent en niet terugschrikt voor een woordje Frans meer of minder.
In die ‘Indische taal’ is bij mijn weten (ik hoop dat ik mij vergis) nooit serieus gedicht en al helemaal niet in pantunvorm. Meer dan een grappig, maar weinigzeggend rijmpje uit mijn Indische jeugd kan ik me niet herinneren. Het luidde als volgt:
De son hij schijn
de vohels fluiten
de schilpat stek sen kop nah buiten
hij wil wel, maar hij kèn niet fluiten.
Ja, het zijn vier regels, maar een pantun is het zeker niet. De ‘kleine Indische bung’ dichtte niet, of zelden en kon zich al helemaal niet voorstellen dat zijn eigen Indische taal daar ook best geschikt voor was. Zelfs Tjalie Robinson, die in zijn boeken geregeld dialogen in Indische straattaal schreef, heeft zich aan een gedicht of vers in het petjoh nooit gewaagd, laat staan in pantunvorm. Maar het kan wel. Ik heb er een geprobeerd, zoals dat hoort doorspekt me Maleise woorden:
Verlangen
Oh, mijn Java manis sekali
Jij blijf altijd toh mijn schat
Op een dah ik kom kembali
Want sudah bòsen van petat
Voor degene die het Maleis niet (meer) machtig zijn: manis sekali= heel erg lief; kembali = terug; sudah= al en bòsen = beu, er genoeg van hebben.
Antwoorden