De Tjtjak Kerbi.
Wat heb ik genoten van dit beestje, probeerde er altijd een te vangen maar het lukte nooit.
Kunt U zich dit beestje herinneren? Je zag ze in de tuin, en af en toe vloog er eentje over jouw hoofd van boom tot boom.
Tegenover elkaar waren ze vrij agressief, en kunnen ze elkaar het leven echt zuur maken op de dikke stam van mijn kinine boom in Indie. Je kunt ze moeilijk volgen want als je en eentje ziet, dan verplaatste die zich achter de stam en als je daar keek, kon je weer naar de ander kant gaan kijken. Ze spelen verstoppertje. Dan doen ze graag en mijn sport als kind was het om om de boom heen te lopen zodat hij zich niet kan verstoppen. Het resultaat was, dat het beestje zich hoe langer hoe hoger naar de boomtop verplaatste zodat ik uiteindelijk het zicht verloor op het beestje.
Als ik in de desa op bezoek ben zie je ze natuurlijk veelvuldiger dan in de stad. Het lukte mij uiteindelijk om er een te vangen, die zweefde net van uit een boom en dacht te landen op de boom waar ik op dat moment net onder vertoefde. Ik had hem bij de landing te pakken, het was een wijfje, de baard die zij bij bedreiging opzetten, was minder kleurig dan die van een mannetjes exemplaar.
Een ding heb ik wel eraan overgehouden, ze kunnen pijnlijk bijten. Met de zaagtandjes in dat bekje, bezorgde het beestje mij een pijnlijke wond. Deze genas niet gauw en dat komt denk ik omdat ze een bepaalde bacteriën in hun speeksel hebben.
Mijn ervaring met zo;n beestje is dan ook een vervelende wond die niet gauw genas.
De tjitjak kerbi, was een van de vele speelmaatjes die ik in Indonesië had, die veelvuldig in de tuin van ons huis, en in de bomen voorkwamen.
Ze hebben mij de liefde voor de natuur bijgebracht en ik ben ze dan ook zeer dankbaar voor het mooie waar ik naar terug kan kijken, nu ik hier zover van mijn geboorte grond door omstandigheden leef.
Het vliegend draakje zoals hij ook wordt genoemd was een van de vele speelkameraadjes die mij als kind gelukkig maakten. Ik was veel in de tuin en vaak heel lang met deze kameraadjes aan het stoeien, gewoon om dat de volwassenen wereld en de mensen toen niet bereikbaar voor mij was.
Het liefste was ik alleen ver van alle vervelende zaken in de mensen wereld. Mijn huisdieren waren mijn maatjes en de kleine hagedis was een van de vele wilde maatjes met wie ik het spelletje speelde, pak me dan, als je kan.
Tja, deze maatjes mis ik heden ten dage nog, je kon zoveel van ze leren. Ze waren zo slim dat je ze niet gauw te pakken kreeg.
Hieronder een beschrijving die ik van het internet heb gepikt.
Het Vliegend Draakje.
De kleur is bruin tot bruingrijs, maar er zijn erg veel kleurvariaties; soms zijn de dieren geheel groen. De keelzak van het mannetje is felgeel en die van het vrouwelijke dier lichtblauw met donkerblauwe of zwarte vlekken. De 'vleugels' onthullen als ze uitgevouwen zijn vaak motieven die doen denken aan de vleugels van de dagpauwoog; oranje bij de vleugelrand, geel bij de flank en een wit-omrand, zwart 'oog' aan de punt, het oranje en gele deel is licht gevlekt met kleine bruine vlekken. Deze felle kleuren dienen als schrikkleur, als de agame de huidflappen opzet komen ineens felle kleuren tevoorschijn die een predator schrik aanjagen.
Deze soort kan maximaal 25 centimeter lang worden, waarvan twee derde bestaat uit de staart. Er zijn ook vliegende gekko's, maar deze maken gebruik van huidflappen. Vliegende draakjes hebben zes of zeven opvouwbare ribben ter versteviging en de 'vleugels' zijn hierdoor veel stugger. Net als vleermuizen vingers hebben met grote dunne huidflappen, maar veel minder ontwikkeld. Een vliegend draakje kan alleen de ribben uitklappen en omlaag zweven, niet opstijgen. Het zweefvermogen dient om van predatoren af te komen. Van bovenaf heeft het dier een bijna rond contour en lijkt enigszins op een frisbee, hoewel de agame uiteraard niet ronddraait. Al zwevend kan een afstand worden overbrugd van 200 meter, veel verder dan Kuhl's vliegende gekko (Ptychozoon kuhli) of de vliegende kikker (Rhacophorus reinwardtii). De ribben kunnen ook worden uitgeklapt bij predatie; een slang kan de agame niet bijten, omdat deze niet in de bek past. Ook kan de hagedis snel langs de bomen omhoog rennen, de 'vleugels' zijn dan opgevouwen.
Voorkomen en habitat
Het vliegend draakje komt voor in Maleisië, de Filipijnen, de Molukken en Indonesië langs beboste oevers van rivieren, beekjes en meren. Er is niet veel bekend over de levenswijze van deze agame, omdat de soort zeer moeilijk in gevangenschap, zoals een terrarium, te houden is; dit dier heeft veel ruimte nodig. Het voedsel bestaat uit mieren, vliegjes en andere kleine ongewervelden.
Albert van Prehn.(ICM) moderator, 4 september 2011.
Antwoorden