De Indische Kwestie door Dr. H.Th. Bussemaker (voorzitter Het Indisch Platform)
Graag voldoe ik aan het verzoek van de redactie van de N.I.C.C. Nieuwsbrief om een toelichting te geven op de petitie van Het Indisch Platform. Deze is in samenwerking met het N.I.C.C. nu online te ondertekenen. Deze petitie aan het Parlement is een voorlopig hoogtepunt van een lange discussie, die zich uitstrekt over 67 jaar, met de regering en Parlement over wat inmiddels bekend staat als “De Indische Kwestie”.
Als u voor de petitie op het internet http://deindischekwestie.petities.nl aanklikt, van krijgt u een korte definitie van deze “Indische Kwestie” te zien. Het gaat daarbij om twee zaken, waarbij de Indische Nederlanders heel anders behandeld werden dan de Nederlanders die de Duitse bezetting hebben meegemaakt. In de eerste plaats werden de achter-stallige salarissen van de ambtenaren en militairen als gevolg van 41 maanden Japanse internering noch door de Nederlands-Indische regering, noch door de Nederlandse regering uitbetaald. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse ambtenaren en militairen die geïnterneerd werden of als gegijzelde vastgehouden door de Duitse bezetter. Zij kregen na afloop van de oorlog hun achterstallige salaris volledig uitbetaald.
Aankomst repatrianten in Nederland
Extra pijnlijk is dat het door de Japanners geïnterneerde personeel
van de Koninklijke Marine WEL deze salaris-uitbetaling heeft ontvangen, terwijl hun collega-militairen van het KNIL dat niet kregen. De toenmalige minister van Marine in het kabinet Schermerhorn vond het niets meer dan een plicht om aldus de ereschuld aan het Marinepersoneel in te lossen. Nog ernstiger is de regelrechte discriminatie van de Nederlands overheid ten opzichte van de Nederlanders uit Nederlands-Indië door het niet vergoeden van de particuliere oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd. De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië daarvoor verantwoordelijk was.
Onder de WMO is aan Nederlandse particulieren in de loop der jaren een bedrag van 5,9 miljard guldens uitbetaald. Dit bedrag was hoger dan wat Nederland aan Marshallhulp ontving. Men presteerde het zelfs om ook de slachtoffers van de watersnoodramp van 1953 onder de WMO te brengen…! De Nederlanders uit de voormalige kolonie ontvingen geen cent. Overigens dient hierbij wel vermeld te worden dat het Marinepersoneel uit Indië weliswaar hun achterstallige salaris uitbetaald kregen, maar de door hen geleden oorlogsschade evenmin vergoed hebben gekregen.
wetenschappelijke studies zouden komen naar deze twee aspecten van De Indische Kwestie: de backpay en de materiële oorlogsschade. Deze studies, uitgevoerd door historici van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie), verschenen in respectievelijk 2005 en 2006, met een overzichtsrapportage in 2007. In beide studies werd aangetoond dat de opeenvolgende Nederlandse regeringen ernstig in gebreke waren gebleven wat betreft de Nederlandse landgenoten uit Nederlands-Indië.
Registratie Indische repatrianten
Aangetoond werd dat Het Gebaar uit 2000 geenszins een compensatie was voor de twee aspecten van De Indische Kwestie. Ook bij de in februari 2001 gehouden Parlementaire behandeling stelde de toenmalige minister van Financiën Gerrit Salm klip en klaar, dat Het Gebaar niets te maken had met het herstel van de materiële oorlogsschade.
Zeer beschamend in deze NIOD-studies is de vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de diverse andere landen die in oorlog waren met Japan. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk hebben hun landgenoten uit de Aziatische koloniën ruimhartig gecompenseerd,
Als onderdeel van Het Gebaar uit december 2000 wist Het Indisch Platform te bewerkstelligen dat er
ook voor de geleden oorlogsschade. Zelfs het toen straatarme Portugal heeft in de zeventiger jaren van de vorige eeuw haar landgenoten uit Portugees Timor en Macao volledig gecompenseerd. De Nederlandse overheid slaat wat dat betreft beslist geen al te best figuur.
De petitie vermeldt terecht dit “achter-stallig onderhoud” door de diverse regeringen. Wat ook de politieke kleur was van de regeringen in die 67 jaar, ze hebben “De Indische Kwestie” niet tot een oplossing gebracht. De angst was en is dat een adequate compensatie van de Indische gemeenschap heel veel geld gaat kosten. Het is dan ook een grote groep. In de vijftiger jaren vluchtten immers zo’n 300.000 Nederlanders uit Nederlands-Indië naar het veilige Nederland. Velen van hen hadden de horrorbeelden van de afschuwelijke Bersiap nog op het netvlies gegrift. Zij kwamen naar een land dat ze nauwelijks kenden en waar zowel de overheid als de inwoners hen als vreemdelingen behandelden. Sterker nog, in het beruchte Rapport Werner uit 1953 werden de zogenaamde Oosterse Nederlanders gezien als een “gevaar voor de openbare orde” in Nederland. Wie de discriminatie en de kille, bijna vijandige, ontvangst in
Nederland heeft meegemaakt, zal dit niet licht vergeten. Deze kille en vijandige ontvangst was voor het Kabinet Kok-1 reden om Het Gebaar in te stellen.
Het Indisch Platform is zich ervan bewust dat een volledige vergoeding van alle geleden schade een onmogelijkheid is. Men praat dan al gauw over vele miljarden euro’s. Ook in het buitenland is de compensatie nooit volledig geweest. De kern van de zaak was daar het wegnemen van gevoelens van discriminatie en ongelijkheid, alsmede de erkenning van het collectief en individueel ondervonden leed. Het Indisch Platform streeft naar eenzelfde oplossing in de Indische situatie. Maar zowel de regering Balkenende-IV als de regering Rutte hebben met steun van de betrokken regeringsfracties categorisch geweigerd om beide NIOD-studies parlementair te laten behandelen. Het dichtstbij kwam het op 30 juni 2011, toen de motie Dijkstra van D66 om de rapporten te laten bestuderen door een Commissie van Wijze Mensen, in de Tweede Kamer verworpen met slechts twee stemmen verschil. Zelfs de SGP, die normaliter de regeringspartijen steunt, stemde nu vóór de motie Dijkstra. Deze motie heeft het dus net niet gehaald.
Het ontraden van de motie door de Staatssecretaris van VWS maakte De Indische Kwestie tot een politiek onderwerp. Dat is betreurenswaardig, aangezien het een parlementaire traditie is, dat zaken rond oorlogs-slachtoffers Kamerbreed afgewikkeld worden; juist omdat deze geen speelbal van de politiek mogen zijn. De consequentie is dat Het Indisch Platform zich in politiek vaarwater gaat begeven. Een eerste stap daarin is de Tweede Kamer. Deze moet, los van de Regering, ervan overtuigd worden dat het haar politieke verantwoordelijkheid is om de twee
NIOD-studies te behandelen. De Tweede Kamer heeft dit tot nu toe niet willen of kunnen doen. De Tweede Kamer heeft in de richting van de Regering een controlerende functie.
De petitie van Het Indisch Platform richt zich daarom tot de Indische gemeenschap maar ook tot iedere andere Nederlandse ingezetene die hiertegenover sympathiek staat, om zoveel mogelijk handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van de petitie. Dit om de Tweede Kamer te bewegen baar verantwoordelijkheid te nemen en de regering te instrueren om de onderhandelingen met Het Indisch Platform te openen, teneinde een voor alle partijen acceptabele oplossing van De Indische Kwestie te vinden.
De bedoeling is om op 14 augustus 2012 de petitie, gesteund door de handtekeningen aan te bieden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Het is dan aan de nieuw gekozen Tweede Kamer om uitvoering te geven aan de in de petitie verwoorde wens van de Indische gemeenschap om eindelijk een streep onder dit zo lang beladen verleden te kunnen zetten.
Contractpensions: met teveel in een te kleine ruimte.
Wie kunnen de petitie ondertekenen? In principe iedere Nederlanders. De petitie is dus niet beperkt tot de Nederlanders uit de voormalige kolonie. Iedereen die het eens is met de stelling en de in de petitie
gevraagde actie van de regering kan en mag zijn of haar handtekening zetten. Het geldt dus voor de nog in leven zijnde Indische Nederlanders die na de oorlog naar Nederland moesten vertrekken, maar ook voor al hun nakomelingen, aangetrouwden en verdere familie, mits zij de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.
Ook de Nederlanders die na de oorlog naar verre oorden geëmigreerd zijn in andere werelddelen, zelfs al zijn ze genaturaliseerd en dus nu geen Nederlands staatsburger meer. Deze oproep gaat dus ook naar de Indisch-Nederlandse organisaties in die landen. Het internet is wat dat betreft een uitmuntend internationaal medium. Samenvattend is het uiteindelijke doel van deze petitie de vastzittende dialoog tussen de regering en de Tweede Kamer enerzijds en de Indische gemeenschap via Het Indisch Platform anderzijds weer vlot te trekken.
De uitdaging aan die Indische gemeenschap is nu, om zich niet langer te verschuilen achter het “soedah, laat maar…” Dit kan door het ondertekenen van de petitie. Deze petitie is trouwens niet alleen online beschikbaar, maar ook kunt u de formulieren invullen via de gevestigde Indische organisaties, die de “Papieren versie” kunne downloaden via de websites van Het Indisch Platform en het N.I.C.C. Op de website van Het Indisch Platform staat trouwens ook
een Engelse vertaling van de oproep voor het tekenen van de petitie.
Gehoopt wordt dan ook dat daarom op alle bijeenkomsten, kumpulans en Indische Soosen de petitie onderwerp van gesprek zal zijn. Het zijn vooral de tweede en derde generaties, dus de kinderen en kleinkinderen van de vermoeide en zwijgzame eerste generatie Nederlanders uit de Oost, die deze kar moeten gaan trekken. Mede omdat zij veel handiger zijn met het Internet en de Sociale Media. Ajoh, laten we onze schouders eronder zetten en ervoor zorgen dat de stem van de Indische gemeenschap luid en duidelijk doorklinkt tot in het Torentje en in het Parlement.
Antwoorden