De onvergetelijkheid en de generaties.
Ik merk het bij vele lotgenoten die in Indonesië zijn geboren en hier op latere leeftijd zijn gekomen.
Ze hebben allemaal, of bijna allemaal een ding gemeen, de herinnering aan het leven daar.
Bijna altijd zijn de herinneringen mooi en heel vaak wordt het naar mijn mening een beetje geromantiseerd.
Waarom is het eigenlijk mooi en koestert men die herinneringen zo?
Ik heb door de gesprekken met vele ouderen en leeftijdgenoten een ding kunnen vaststellen, het is niet alleen het land waar men naar terug verlangd.
Het is heimwee in de zuiverste soort en men koestert in de roes van de heimwee, de herinneringen aan hun jeugd.
Doch niet alleen hun jeugd, bij ouderen is het de heimwee naar de familie en het familie leven toen.
Natuurlijk spelen de personen in hun leven van toen een grote rol.
Toen was Pa en Ma er nog en Oma en Opa, en misschien een liefde die er nu niet meer is, of broers en zusters.
Het leven toen was voor de ouderen een herinnering naar hun jongere leven en wat ik ook een beetje heb kunnen constateren is dat ook mijn leeftijdgenoten en ook ikzelf terugverlangen naar die tijd als kind of jongeling. De veiligheid en onbevangenheid van het kind zijn.
Het stemt je weemoedig en de memories spelen je wel eens parten.
Is het dan reëel om te verlangen dat men wat geweest is maar moet vergeten en verder gaan met het leven van alle dag?
Mag men niet met weemoed terug gaan in de tijd en een diepe zucht slaken?
Ik heb mijn moeder het vaak zien doen en dan droomde ze weg. Mijn vader deed dat op ogenblikken waarvan hij denkt dat wij dat niet in de gaten hebben als gezin.
Naarmate zij ouder werden namen die stille dromerige momenten toe en hun gelaatsuitdrukking toonde een innerlijk verdriet.
Natuurlijk mag dat, en voor een ieder is het weer een persoonlijke herbeleving.
Maar het is niet altijd een positieve herbeleving, helaas herinnert men zich ook de duistere perioden met gevaar en angst.
Bij vele ouderen komen deze perioden vaak ter sprake in de herinneringen. Als zij vertellen over hun jeugd, komt ook dat deel naar boven.
Het is in een beschrijving van hun totale belevenis van toen, die tijd in Indonesië.
Indie is voor vele ouderen en tweede generatie lotgenoten die daar op wat latere leeftijd vandaan zijn gegaan, een blijvende herinnering die je nooit los kan laten, niet met de methode van zo velen die het niet hebben meegemaakt, je vertellen van %u201Cje moet het een plekje geven%u201D, of laat het verleden rusten, en ga verder met jouw toekomst.
Velen van ons doen ons best om het leven van alle dag hier in deze nieuwe wereld te accepteren.
Wij hebben ons aangepast, wij zijn verhollandst, wij zijn hier en hebben hier ons leven.
Velen van ons hebben een gezin gesticht en zijn helemaal in de samenleving opgegaan.
Men merkt niet eens dat wij uit Indie komen als wij geen Aziatisch uiterlijk hebben, want wij spreken gewoon Nederlands en doen Nederlands, ja toch?
Of%u2026%u2026waarom zoeken wij elkaar op, onbewust, overal en hebben wij dat gevoel van herkenning in elkaar?
Zou er niet iets zijn wat ons zo bindt en zou er niet iets zijn wat ons zo bij elkaar brengt?
Wij zijn toch aangepast en als je eenmaal verwestert bent, wat heb je dan nog wat je aan het verleden bindt?
Ik denk dat het de onbewuste wetenschap is wat je doet weten dat die andere Indo met bijna dezelfde herinneringen rondloopt.
Je weet dat je met jouw verhalen en gevoelens volledig begrip hebt en dat je er samen over kunt praten, soms samen de pijn van het verleden verzachten.
Je voelt en beseft dat je niet alleen in deze vreemde wereld leeft en die andere lotgenoot doet je beseffen dat je het niet alleen hebt meegemaakt.
Een verschil met de Nederlanders die de tweede wereldoorlog hebben meegemaakt is, dat zij gewoon in hun eigen land, vaak in eigen omgeving konden blijven na de oorlog.
Zij konden het weer opbouwen, de dagelijkse routines weer hervatten.
Ze zitten ook met een herinnering aan het verleden maar NIET aan drie maal een verandering in het leven zoals vele ouderen uit Indie.
Wat vaak niet wordt erkend is dat er drie perioden zijn geweest.
De jeugd in de kolonie.
De Japanse bezetting. De teloorgang van het koloniale bewind en daarmee de verandering van individuele status.
De vrijheidsstrijd van de Indonesiërs. De bersiapperiode waar je als halfbloed meegetrokken werd in de haatgevoelens van de Indonesiërs jegens alles wat symbool stond voor de eeuwenlange koloniale onderdrukking. Dan daarna het gedwongen vertrek naar een ander werelddeel.
Alles achterlatend en opnieuw beginnen in den vreemde en de zoektocht naar de nieuwe identiteit.
Voor de latere spijtoptanten die inzagen dat zij toch niet echt gedoogd waren door de Indonesiërs was er een vierde periode, namelijk de Irian barat (nieuw Guinea) kwestie die lijkt op de bersiap periode.
Deze periode is voor de latere vertrekkers als kind zijnde, zoals ikzelf, eentje van vele gemixte herinneringen en belevenissen.
De mooie jeugd in dat land en het gedwongen vertrek met angst en vrees.
Daarna als kind naar de volwassenheid en de aanpassing aan de bijna extreme verandering van samenleving in het gastland, het land van jouw andere voor-of grootouder.
Het verschil van de samenleving in Indonesië en die van Nederland is hemelsbreed.
De generatie zoals ik die lange tijd van hun kindtijd in Indonesië heeft meegemaakt, heeft bijna identieke herinneringen als die van hun ouders. De herinnering van een leven voordat ze Hollander werden, een leven van voor het in Holland leven.
Die herinneringen kunnen soms schadelijk zijn als er ook gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die traumatisch zijn. Er is een verwarring gaande, enerzijds de mooie herinneringen en vervolgens de traumatische, kortom gelijk aan wat hun ouders hebben.
De generaties in Holland geboren of die op zeer jonge leeftijd in Nederland zijn gekomen hebben bijna geen herinneringen en zijn vaak gevrijwaard van het dubbele identiteits bewustzijn.
Die binding hebben zij niet.
Dat er een onbewuste binding is, komt doordat het gezin Indisch was en daarmee heeft men ook een herkenning van een soortgenoot.
De jonge generaties van nu die hier zijn geboren uit gemengde huwelijken hebben geen bindingsgevoel zoals de oudere generaties, maar het gekke is dat zij toch een herkenning van de soort in zich meedragen. Zij merken dat zij aan de ene kant niet helemaal Hollands zijn door hun uiterlijke kenmerken en ook in deze tijd van vele etnische gemeenschappen zoeken zij naar een identiteit.
Ook de invloed van een van de ouders is bepalend of zij wel of niet het bewustzijn van hun driekwarte identiteit in zich mee dragen.
Het niet kunnen vergeten van het vroegere leven in Indonesië zal niet meer voorkomen bij de huidige generatie, het houdt eindelijk op en de kolonieperiode is dan echt voorgoed voorbij.
Albert van Prehn (ICM Moderator) 9 augustus 2010
Ik merk het bij vele lotgenoten die in Indonesië zijn geboren en hier op latere leeftijd zijn gekomen.
Ze hebben allemaal, of bijna allemaal een ding gemeen, de herinnering aan het leven daar.
Bijna altijd zijn de herinneringen mooi en heel vaak wordt het naar mijn mening een beetje geromantiseerd.
Waarom is het eigenlijk mooi en koestert men die herinneringen zo?
Ik heb door de gesprekken met vele ouderen en leeftijdgenoten een ding kunnen vaststellen, het is niet alleen het land waar men naar terug verlangd.
Het is heimwee in de zuiverste soort en men koestert in de roes van de heimwee, de herinneringen aan hun jeugd.
Doch niet alleen hun jeugd, bij ouderen is het de heimwee naar de familie en het familie leven toen.
Natuurlijk spelen de personen in hun leven van toen een grote rol.
Toen was Pa en Ma er nog en Oma en Opa, en misschien een liefde die er nu niet meer is, of broers en zusters.
Het leven toen was voor de ouderen een herinnering naar hun jongere leven en wat ik ook een beetje heb kunnen constateren is dat ook mijn leeftijdgenoten en ook ikzelf terugverlangen naar die tijd als kind of jongeling. De veiligheid en onbevangenheid van het kind zijn.
Het stemt je weemoedig en de memories spelen je wel eens parten.
Is het dan reëel om te verlangen dat men wat geweest is maar moet vergeten en verder gaan met het leven van alle dag?
Mag men niet met weemoed terug gaan in de tijd en een diepe zucht slaken?
Ik heb mijn moeder het vaak zien doen en dan droomde ze weg. Mijn vader deed dat op ogenblikken waarvan hij denkt dat wij dat niet in de gaten hebben als gezin.
Naarmate zij ouder werden namen die stille dromerige momenten toe en hun gelaatsuitdrukking toonde een innerlijk verdriet.
Natuurlijk mag dat, en voor een ieder is het weer een persoonlijke herbeleving.
Maar het is niet altijd een positieve herbeleving, helaas herinnert men zich ook de duistere perioden met gevaar en angst.
Bij vele ouderen komen deze perioden vaak ter sprake in de herinneringen. Als zij vertellen over hun jeugd, komt ook dat deel naar boven.
Het is in een beschrijving van hun totale belevenis van toen, die tijd in Indonesië.
Indie is voor vele ouderen en tweede generatie lotgenoten die daar op wat latere leeftijd vandaan zijn gegaan, een blijvende herinnering die je nooit los kan laten, niet met de methode van zo velen die het niet hebben meegemaakt, je vertellen van %u201Cje moet het een plekje geven%u201D, of laat het verleden rusten, en ga verder met jouw toekomst.
Velen van ons doen ons best om het leven van alle dag hier in deze nieuwe wereld te accepteren.
Wij hebben ons aangepast, wij zijn verhollandst, wij zijn hier en hebben hier ons leven.
Velen van ons hebben een gezin gesticht en zijn helemaal in de samenleving opgegaan.
Men merkt niet eens dat wij uit Indie komen als wij geen Aziatisch uiterlijk hebben, want wij spreken gewoon Nederlands en doen Nederlands, ja toch?
Of%u2026%u2026waarom zoeken wij elkaar op, onbewust, overal en hebben wij dat gevoel van herkenning in elkaar?
Zou er niet iets zijn wat ons zo bindt en zou er niet iets zijn wat ons zo bij elkaar brengt?
Wij zijn toch aangepast en als je eenmaal verwestert bent, wat heb je dan nog wat je aan het verleden bindt?
Ik denk dat het de onbewuste wetenschap is wat je doet weten dat die andere Indo met bijna dezelfde herinneringen rondloopt.
Je weet dat je met jouw verhalen en gevoelens volledig begrip hebt en dat je er samen over kunt praten, soms samen de pijn van het verleden verzachten.
Je voelt en beseft dat je niet alleen in deze vreemde wereld leeft en die andere lotgenoot doet je beseffen dat je het niet alleen hebt meegemaakt.
Een verschil met de Nederlanders die de tweede wereldoorlog hebben meegemaakt is, dat zij gewoon in hun eigen land, vaak in eigen omgeving konden blijven na de oorlog.
Zij konden het weer opbouwen, de dagelijkse routines weer hervatten.
Ze zitten ook met een herinnering aan het verleden maar NIET aan drie maal een verandering in het leven zoals vele ouderen uit Indie.
Wat vaak niet wordt erkend is dat er drie perioden zijn geweest.
De jeugd in de kolonie.
De Japanse bezetting. De teloorgang van het koloniale bewind en daarmee de verandering van individuele status.
De vrijheidsstrijd van de Indonesiërs. De bersiapperiode waar je als halfbloed meegetrokken werd in de haatgevoelens van de Indonesiërs jegens alles wat symbool stond voor de eeuwenlange koloniale onderdrukking. Dan daarna het gedwongen vertrek naar een ander werelddeel.
Alles achterlatend en opnieuw beginnen in den vreemde en de zoektocht naar de nieuwe identiteit.
Voor de latere spijtoptanten die inzagen dat zij toch niet echt gedoogd waren door de Indonesiërs was er een vierde periode, namelijk de Irian barat (nieuw Guinea) kwestie die lijkt op de bersiap periode.
Deze periode is voor de latere vertrekkers als kind zijnde, zoals ikzelf, eentje van vele gemixte herinneringen en belevenissen.
De mooie jeugd in dat land en het gedwongen vertrek met angst en vrees.
Daarna als kind naar de volwassenheid en de aanpassing aan de bijna extreme verandering van samenleving in het gastland, het land van jouw andere voor-of grootouder.
Het verschil van de samenleving in Indonesië en die van Nederland is hemelsbreed.
De generatie zoals ik die lange tijd van hun kindtijd in Indonesië heeft meegemaakt, heeft bijna identieke herinneringen als die van hun ouders. De herinnering van een leven voordat ze Hollander werden, een leven van voor het in Holland leven.
Die herinneringen kunnen soms schadelijk zijn als er ook gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die traumatisch zijn. Er is een verwarring gaande, enerzijds de mooie herinneringen en vervolgens de traumatische, kortom gelijk aan wat hun ouders hebben.
De generaties in Holland geboren of die op zeer jonge leeftijd in Nederland zijn gekomen hebben bijna geen herinneringen en zijn vaak gevrijwaard van het dubbele identiteits bewustzijn.
Die binding hebben zij niet.
Dat er een onbewuste binding is, komt doordat het gezin Indisch was en daarmee heeft men ook een herkenning van een soortgenoot.
De jonge generaties van nu die hier zijn geboren uit gemengde huwelijken hebben geen bindingsgevoel zoals de oudere generaties, maar het gekke is dat zij toch een herkenning van de soort in zich meedragen. Zij merken dat zij aan de ene kant niet helemaal Hollands zijn door hun uiterlijke kenmerken en ook in deze tijd van vele etnische gemeenschappen zoeken zij naar een identiteit.
Ook de invloed van een van de ouders is bepalend of zij wel of niet het bewustzijn van hun driekwarte identiteit in zich mee dragen.
Het niet kunnen vergeten van het vroegere leven in Indonesië zal niet meer voorkomen bij de huidige generatie, het houdt eindelijk op en de kolonieperiode is dan echt voorgoed voorbij.
Albert van Prehn (ICM Moderator) 9 augustus 2010
Antwoorden