Column Hans Vervoort - WEG UIT INDIE (fragment 4)

Column Hans Vervoort - WEG UIT INDIE (fragment 4)

Korte inhoud van het voorafgaande: Het is 1942, de Japanners hebben Nederlands-Indië veroverd en Hans en Sonja komen met hun moeders terecht in een interneringskamp

Er was één radio in het kamp, van mevrouw Paumen uit barak 3. Zij luisterde op de radio naar het nieuws en vertelde door wat zij had gehoord. Iedereen wist dat, behalve de Jap.
Totdat er een keer een inspectie was van barak 3. De kampcommandant kwam langs met een paar soldaten en die trokken alle kastjes open en gooiden alles wat er in zat op de grond. Ze waren op zoek naar geld, want dat had iedereen moeten inleveren, maar iedereen had wel wat achter gehouden om 's avonds en 's nachts te kunnen 'gedekken.'Gedek, zo heette de schutting van gevlochten bamboe die om het kamp heen getrokken was, tegen het prikkeldraadhek aan.
's Avonds kon je aan die schutting proberen te handelen met Indonesiërs die aan de buitenkant stonden, met wat eieren, of soms een hele kip. Gedekken heette dat en als de Japanners je betrapten kreeg je straf.
Elke inspectie van een barak leverde wel wat geld op voor de kampcommandant, maar ditmaal viel er ook een radiootje op de grond.'Heb je het gehoord? Mevrouw Paumen is gepakt!'
Bij de wacht was een strafhok, waar moeders die iets fout gedaan hadden werden geslagen en als ze daarbij omvielen ook nog eens werden getrapt. Daarna moesten ze in de zon staan met hun armen omhoog, of werden in het gloeiendhete hok bij de wacht opgesloten zonder water of eten. De kampdokter of de barakoudste ging dan naar de kampcommandant en vroeg 'ampoen,' dat was 'vergeving' voor wat de gestrafte had gedaan. En soms streek de commandant dan de hand over het hart en mocht de vrouw na een paar uur terug naar de barak. Maar als ze pech hadden werd hij boos en kreeg de dokter of de barakoudste ook klappen. Dan kon het wel een dag duren voordat hij de straf beëindigde. De vrouwen die dan terug kwamen in hun barak werden zo goed mogelijk opgevangen door hun buren, maar soms duurde het maanden voordat ze weer opgeknapt waren.
Wat zou mevrouw Paumen moeten ondergaan, nu haar radio gevonden was?
Het kamp gonsde van de geruchten. Haar oren waren afgehakt, haar tong was uitgerukt, ze had de radio in kleine stukjes moeten opeten.
Hans en Sonja stonden bij de wacht toen een dag later mevrouw Paumen en haar dochter Miriam werden afgevoerd achterin een legerauto. Je kon zien dat ze stevig geslagen waren in hun gezicht maar ze glimlachten dapper naar de kampgenoten die hun vertrek zagen. Miriam zwaaide zelfs even, totdat de chauffeur een arm naar achteren stak en haar een klap gaf.
'Die zien we niet meer terug,' zei één van de moeders die samen met Hans en Sonja stonden te kijken.
Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl
Wordt vervolgd!

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

E-mail me wanneer mensen antwoorden –

Antwoorden

  • COLUMN HANS VERVOORT - WEG UIT INDIË (fragment 3)
     
     Korte inhoud van het voorafgaande: Het is 1942, de Japanners hebben Nederlands-Indië veroverd en Hans en Sonja komen met hun moeders terecht in een interneringskamp.

     In het midden van het kampplein stond op een kist een geüniformeerde Japanner te wachten tot iedereen opgesteld was. Naast hem op de grond een wat oudere Japanner die geen uniform droeg maar gewoon een korte broek en een wit overhemd met korte mouwen. De Japanse militair riep een Japans woord en de man ernaast riep: 'Diam! Diam!'  

    Dat woord kenden ze, het was Maleis voor 'Stilte!' En stil werd het. Nog nooit had Hans zo'n stilte meegemaakt. Wáár je ook was in Indië, je hoorde altijd wel iets, een hond die blafte, een haan die kraaide, een fietsbel, een autotoeter. Maar het kamp lag in een stille vallei en Hans hoorde later die dag dat het Indonesiërs verboden was in de buurt te komen. 's Nachts deden ze dat wel en werd er stiekem aan het hek gehandeld tussen de kampbewoners en de dorpelingen uit de buurt: kippeneieren in ruil voor kleding. Maar overdag meed de buitenwereld het kamp. Daarom was het stiller dan stil.

    De Japanse officier hield een speech die zin voor zin in het Maleis werd vertaald door de Japanner naast hem. Hans verstond niet alles, maar begreep dat ze dankbaar moesten zijn dat de Japanse Keizer in zijn oneindige goedheid de nietswaardige blanke overwonnenen in dit kamp had ondergebracht. Als ze de bevelen goed opvolgden zou hen niets gebeuren.

    Eenmaal uitgepraat stapte de officier van zijn kist en liep weg, de hand op het zwaard. Een andere Japanner klom nu op de kist en riep iets dat klonk als: 'Keirei!'

    De Japanse tolk naast hem boog voorover. En Hans zag dat de rijen vrouwen en kinderen van de drie andere barakken ook bogen, zo diep als ze konden zonder voorover te vallen.

    Aarzelend volgde barak 4. De één na de ander boog zich voorover, maar enkele vrouwen bleven rechtop staan. De Japanner kwam van zijn kist af, marcheerde met driftige pas op de rij van barak 4 af. 'Keirei!' riep hij nog een keer en uit de verte hoorden ze de vertaler roepen: 'Buigen!' Nu in het Nederlands. Vanuit die voorovergebogen houding kon Hans niet zien of iedereen van barak 4 dat nu deed, maar hij zag de laarzen van de Japanner langs hem marcheren en hoorde het geluid van klappen en een kreet van mevrouw Anema die op de hoek van hun rij stond en geslagen werd. Vanuit de overkant riep een vrouwenstem:'Buigen, anders staan we hier uren!'

    De Japanner brulde woedend terug in die richting, maar had kennelijk niet gezien wie geroepen had. Maar dankzij die kreet boog nu ook barak 4 zoals het hoorde en de Japanner marcheerde terug naar zijn kist.

    Na een eindeloos wachten hoorden ze hem roepen:'Naoré'.

    'Overeind' riep de vertaler. Japanners konden de r niet zeggen, had Hans' vriend Ronnie verteld voordat ze uit elkaar gingen, maar ook dat verhaal over de Jap bleek niet te kloppen.

     Weer riep de Japanse militair iets en opnieuw klonk een vertaling: 'Tellen.'

     En toen gebeurde er iets wonderlijks.

    Vanuit barak 1, links van waar zij stonden begon een litanie van Japanse woorden. De moeder die het meest links stond riep 'Ietsjie.' Het kleine meisje naast haar schreeuwde daarna uit volle borst: 'Ni.'

    En zo riep de een na de ander iets.  

    'Wat doen ze nou?' hoorde Hans zijn moeder tegen tante Aal fluisteren.

    'Ik denk dat ze tot tien tellen' fluisterde deze terug, 'kijk, die Jap heeft een telraam waarop hij het bijhoudt. Elke keer als er tot tien geteld is verschuift hij een kraal van het telraam.'

     

    Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl Wordt vervolgd
     
  • WEG UIT INDIE (fragment 2)

     

     

    Hans en zijn moeder pakten een koffertje met kleren en meldden zich op het station. De baboes en de djongos waren al met tranen in hun ogen vertrokken naar hun eigen kampong, maar kokki Mina bleef bij hen en droeg een rantang met voedsel mee, zodat ze onderweg niets tekort zouden komen.

    Aangekomen op het station verbaasden ze zich: een hele menigte vrouwen en kinderen stond daar klaar om te vertrekken. Maar hoe konden die allemaal in dat kleine treintje? Hooguit acht wagons waren het, derdeklas wagons met houten banken. Enkele Japanse soldaten waren bezig de menigte in de treinen krijgen. 
    Ze hadden hun geweren in de hand met daarop een bajonet, een bot soort mes, en daarmee porden ze de vrouwen op. De een na de ander klom het trappetje op en verdween naar binnen. 
    'Soedah tjoekoep,' (het is al vol) riep er een ten slotte en probeerde het trapje weer af te klimmen. Maar de Japanner prikte haar in de billen totdat ze toch maar naar binnen klom. Hans moest er onwillekeurig om lachen, het was ook wel een komisch gezicht om die dikke Hollandse dame in haar billen geprikt te zien worden.
    De blik van de soldaat viel op zijn lachende gezicht en Hans zag dat de Japanner boos werd: hij dacht dat hij uitgelachen werd. De soldaat deed een paar stappen in zijn richting en Hans holde snel weg om zich te verstoppen in de menigte. Vanachter de ruggen van een paar druk met elkaar overleggende nonnetjes zag hij de soldaat zich weer omdraaien en voortgaan met het opporren van de vrouwen en kinderen.
    Toen zijn moeder en hij aan de beurt waren, als ongeveer de laatsten, waren de wagons overvol. Hans en zijn moeder hielden zich vast aan de deurpost en hingen half uit de wagon. De Japanse soldaat probeerde de deur van de wagon dicht te doen, maar zolang Hans en zijn moeder half uit de opening hingen lukte dat niet. Ineens voelde Hans een prik in zijn billen en hij schrok er zo van dat hij de kracht vond zich naar voren te persen. En uit een kreet van zijn moeder begreep hij dat zij ook geprikt was. Tegelijk klonk het metalen geluid van de schuifdeur. Ze waren binnen. 
    'Mensenkinderen, sardines in een blikje hebben het nog beter,' zei Hans' moeder tegen de vrouw die voor haar stond. 'Nou, bekijk het van de positieve kant. Wij leven tenminste nog, die sardines niet meer,' was het antwoord. 
    'Is dat jullie kokki?' vroeg ze en knikte met haar hoofd in de richting van de deur. Door het raampje konden ze zien hoe kokki Mina met de Japanse soldaat ruziemaakte en steeds op de rantang wees. Die moest mee, dat was voedsel voor haar mevrouw en voor Hans.
    De Japanner werd steeds ongeduldiger en toen Mina aanstalten maakte de deur van de wagon weer open te trekken, pakte hij de rantang uit haar handen en gooide die een eind weg. De pannetjes vielen om en terwijl de trein langzaam in beweging kwam zagen ze het lekkers dat kokki Mina hen had willen meegeven: rijst met groente en smoorvlees en gekookte eieren in een kerrysausje. Het water liep Hans in de mond. Mina holde nog een paar meter mee en ze zagen dat ze met betraande ogen nog wat riep.
    'Selamat djalan,' zou het wel geweest zijn: goede reis.
     
    Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl
     

    Wordt vervolgd!

     

  • WEG UIT INDIE (fragment 1)

     

     

    Hans ging naar Ronnie die op het achtererf bezig was een katapult te maken. Je moest daarvoor een kleine tak hebben die in een v-vorm eindigde. Een stevig stuk elastiek aan beide einden en dan kon je er steentjes mee wegschieten.

    'Als jij nou wat steentjes gaat zoeken hebben we een wapen tegen die Jappen,' zei hij.

    'Waarom stenen. Ik heb glazen knikkers,' zei Hans. Hij was een goede knikkeraar en had veel knikkers.

    Ronnie keek op. 'Dat is een goed idee,' zei hij, 'maar vind je het niet zonde van de knikkers?'

    'Welnee, als je klaar bent haal ik ze wel op.'

    Een paar dagen later zaten ze achter het muurtje van de voortuin en keken hoe de Japanners de stad binnenkwamen.

    Ze liepen in twee rijen achterelkaar, het geweer over de schouder, een groen uniform en een groen petje op. Kleine mannetjes waren het, nog kleiner dan de meeste Indonesiërs. En die waren al kleiner dan de Hollanders. Voorop liep een Japanner met een vlaggenstok. De vlag was wit, met een rode bol erin.

    De lange rij stopte, misschien moesten ze de weg vragen. In elk geval klonk hard geschreeuw en de Japanse soldaten gingen op hun gemak staan.

    Sommigen geeuwden, anderen rekten zich uit. Ze praatten met elkaar, maar het klonk meer als geschreeuw dan als gepraat. Een harde, lelijke taal was het.

    Ze zagen een vrouw die enkele huizen verder woonde, naar buiten komen.

    Ze liep naar de Japanners toe en vroeg iets.

    De soldaat maakte een kleine buiging en wees naar haar: buigen!

    De vrouw haalde haar schouders op en draaide zich om. De soldaat bleef in zijn rij staan, maar met snelle stap kwam een hogere militair aanlopen. Hij hield de vrouw tegen en gaf haar met de rug van zijn hand een klap in het gezicht.

    Ze gilde het uit en hij riep bars enkele Japanse woorden naar haar.

    Pas toen ze een kleine buiging maakte liet hij haar gaan.

    'Zie je dat?' vroeg Ronnie, maar Hans gaf geen antwoord. Natuurlijk zag hij het.

    Ronnie trok zijn katapult, richtte hem op de Japanner en spande hem.

    Op het laatste moment gaf Hans een klap tegen Ronnie's hand en de knikker vloog over de Japanner heen in een boom. Je hoorde een zachte tik en even later viel de knikker naar beneden. De Japanner raapte hem op en stak hem in zijn zak. Hij keek rond, maar Hans en Ronnie wachtten niet af tot hij hen zag en doken snel weg achter het muurtje van de voortuin. Met een haastig gebaar stopte Ronnie de katapult onder het zand. Het schreeuwerige geroezemoes van de Japanse soldaten verstomde toen er een bevel klonk. Daarna hoorden ze het geluid van marcherende laarzen en haalden opgelucht adem.

    'Wat ben je stom!' riep Hans tegen Ronnie, 'hoe kom je erbij op die man te mikken? Die mensen hebben geweren!'

    'Ja, ik dacht niet na,' zei Ronnie. Hij was nog bleek van angst.  (volgende fragment over een week)

    Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl

     

    Wordt vervolgd!

Dit antwoord is verwijderd.