Alle berichten (48)

Sorteer op

Ontkenning van een bevolkingsgroep

Ontkenning van een bevolkingsgroep V (slot)

 10897248074?profile=original

Vergroten

Anti-Nederlandse leuzen

Het gebouw van Onderling Belang dat vol werd beklad met allerlei vreselijke leuzen.

 

 

Niet uitpakken maar inpakken. Voor de Nederlanders in Indonesië

was 1957 het jaar van Zwarte Sinterklaas.

 

In een gesprek met een journalist van een ochtendblad dat ik jaren geleden had, ging het over bevrijding in het algemeen en in het bijzonder (want het was toevallig op 5 mei, een offi­ciële Nationale Feestdag!) en we zaten op  die zonnige dag van de bevrijding te genieten op een Amsterdams terras. De beste brave borst, een goede vriend overi­gens, wist van de “bevrijding” van Nederlands Indië niets. Helemaal niet verwon­der­lijk omdat daar geen bevrijding wás om gezamenlijk joelend, jui­chend, met  vlag­getjes zwaaiend de begroeting van geallieerden en bevrijders in alle straten te vie­ren, zoals dat in Europa gebeurde.

Dat ultieme genot van visuele, auditieve en fysieke presentie van “geallieerde bevrijders” (zoals in Europa) was in Nederlands Indië (dat - evenals Europa door de Duitsers - in een grote puin­hoop werd achtergelaten en daar door de Japanse aggressor in een kerkhof was veranderd en nog walmend van lijkengeur) door de Nationale opstan­den – de Bersiap - niet eens mogelijk.

In plaats daarvan werden alle Europeanen en In­do/Eu­rope­a­nen in Nederlands Indië in een natio­nale opstand meegesleurd. Niemand werd de tijd gegund te herstellen van de verschrik­kingen en de per­soonlijke en hefti­ge ervaringen van het WO-trauma, die daar nog bij kwamen, welis­waar in een andere vorm maar even hevig. In het licht van die zware psy­chische omstandigheden moest men in Nederlands In­dië zien te over­leven. Er brak een periode aan van  angst en argwaan jegens elk (bestuurs) machts en/of elk ver­toon van hiervan.

 Die gevolgen van de diep gewortelde psychische ervaringen hadden de In­do/Eu­rope­a­nen bij hun overtocht naar het moederland tijdens de repatriëring onvrijwillig meege­nomen. Er waren voldoende bewijzen voor hun collectieve shock, waarover zelfs tijdens de gezamen­lijke tocht naar Europa om uiteenlopende redenen niet of nau­welijks werd gesproken. Men kon zeggen dat zij “voor een minuut” opgelucht wa­ren bevrijd te zijn ver­trokken uit het land waar ze geboren maar ook lief hadden gehad maar waar  de houding van de bevolking (weliswaar aangespoord) als een blad aan de boom van het ene moment op het andere omsloeg en zich hostiel ge­droeg tegenover andere inwoners die niet tot de autochtone bevolking behoorden.

De overtochten waren over het algemeen goed georganiseerd en de leiding van de repatri­atie en bemanning van de schepen deden hun best om de mensen op hun gemak te stellen en te entertainen zoveel ze konden. Ter vermaak tijdens de ongeveer 31/2 week du­ren­de reis werden bijna elke dag dansfeesten gehouden omdat men wist dat Indo’s nu eenmaal dol zijn op muziek, dans en entertainment. Dat divertisse­ment waren ze in Indië voor de oorlog gewend en dat werd daar ook danig gecul­tiveerd. Maar nu veran­derde die grote liefde voor dat land plotseling in een nacht­merrie die tijdens de over­tocht naar het moe­derland in diverse vormen al aan het licht kwam. De soms zichtba­re maar voornamelijk onzichtbare verschijnselen van trauma en gedeeltelijk shock bij de repatrianten (deels uit schaamte voor de verne­deringen in de oorlog wilden ze hun persoonlijke ellende met nie­mand delen) ma­nifesteerden zich reeds tijdens de boot-tocht: constant zieke mensen na­dat de zee­ziekte in de eerste week al voorbij was. De ziekenboeg was nagenoeg bezet; zo­wel bij vrouwen als mannen was er en opkomende migraine zonder dat men wist waar die vandaan kwam en die men die nooit eerder had gehad. Voor deskundi­gen op divers neurologisch terrein moesten deze en andere verschijnselen aanwij­zingen zijn dat er zaken speelden die niet strookten met de nor­male gang van za­ken  en zeker niet tijdens een boottocht.

 

Onbewust dansten deze mensen tijdens de overtocht hun onzichtbare ellende weg: ze maak­ten de overtocht zo vrolijk mogelijk als het maar kon, men wilde immers alles ver­ge­ten. Ze be­rustten op dat moment (nog) in hun lot, maar beseften niet dat zich bij ieder van hen lang­zaam en onbewust een drama voltrekken zou.

 

En daarmee was het helemaal duidelijk geworden dat de repatrianten bij hun aankomst in Neder­land nauwelijks hun mond open kónden doen. De redenen waren duidelijk: angsten, zwaar getraumatiseerd en nog eens geshockt door het “welkom”, dat geen welkom kan worden genoemd. Het was voor hen eenvoudig desastreus om op die ma­nier een nieuw leven op te bouwen bij hun aankomst in het land van hun (voor)va­de­ren waarop ze zo lang hadden gewacht met een verlangen zo groot en hartstocht zo vurig die nie­mand ooit zou kunnen beschrijven. Aan hun nakome­lingen konden ze deze ervaringen zelfs niet in een notedop vertellen; ze waren ook voor hen zelf té  ge­compliceerd.

 

In deze typering, zonder er ook maar een spoor van valse romantiek of pathos in te voe­gen, zal iedere Indo/Europeaan zich ongetwijfeld herkennen. Het vuur van de harts­tocht was nu door de kille shock gedoofd en de toekomst lag in handen van ab­solute onzeker­heid.

 

Ik kan me nog heel goed herinneren dat in een directe TV-verslaggeving (toen de NTS) slechts één vertegenwoordiger van de Nederlandse Staat, nl. het Staatshoofd zelf, in de persoon van wijlen koningin Juliana, de situatie én positie van de repatrianten op hun waarde had geschat door de woorden uit te spreken bij aankomst van een van de schepen (m.s. Sibajak/J.v.Oldenbarnevelt) te Rotterdam  met de historische maar ook legendarische zin ”..Dit is úw land..”

Deze wijze woorden moesten bij haar dienaren de ministers toch als een bliksem zijn ingeslagen?

Maar ze waren horende doof. Dat was tegenover de koningin een belediging van de eerste orde.

De alleszeggende zin van de koningin werd simpel genegeerd.

Hadden de betrokken ministers (regering) soms de diepe betekenis van die zin niet  begrepen? (over reikwijdte gesproken).

De toekomst van de repatrianten was hierna “in limbo” en hierdoor onzeker, mede door de socia­le belemmeringen als  gevolg van de conclusies die de commissie Werner de regering in een verwerpelijk rapport had voorgelegd en dat van vooroordelen en ra­ciale connotaties krioelde; bovendien geheel ongefundeerd was opgesteld en slechts was geënt op volstrek­te ignorantie, naïviteit en domheid. De Overheid was en is in alles tekort gechoten en draagt de verantwoordelijkheid. De overheid had zich totaal vergist in de omvang van het probleem dat ze in feite zelf had veroor­zaakt: overschat­ting in haar eigen kunnen, blind geloven in ondeugdelijke rappor­ten van commissies en bovendien geen in­for­matie ver­schaffen aan de autochtone bevolking van de komst van, in wezen (dichte of verre) bloed­verwanten en/of nazaten.

De repatrianten werden bijvoorbeeld niet of nauwelijks begeleid en/of voorbereid op een nieuwe werkomgeving die ze slechts uit boeken – zij kregen in het voormalig Ne­derlands Indië immers een Europese opvoeding - en van persoonlijke verhalen ken­den en die werkomge­ving (arbeidsstruc­tuur en arbeidsprocessen) was een on­beschre­ven blad. In het labyrinth van onduidelijkhe­den om een plaats (en werk) te vinden, zagen ze zich noodgedwongen letterlijk en fi­guurlijk gedwongen om een bescheiden hou­ding, plaats en rol in de nog steeds (deels) vijandige bevolking in te nemen, die hen toch als vreemden en  niet als “echte” volwaardige Nederlan­ders zag en nooit erover werd geïnformeerd dat er in Indië (in den vreemde) naza­ten leefden van Nederlandse en andere Europese oor­sprong. De zo­veelste misser van de Staat die er zonder meer van uitging dat de repatrian­ten uiteindelijk op een natuurlijke manier in de Nederland­se samenle­ving zouden opgaan (vandaar de versprei­ding over het hele land) zonder een moment te beseffen dat dit niet geruis­loos kón ge­beuren, om de simpele reden dat de alge­hele erkenning van deze be­volkingsgroep, behorende tot de Nederlandse sa­menle­ving als zodanig diende te worden beschouwd, maar wat tot en met heden geheel ontbrak. 

Indien dat wel was gebeurd, zouden er nauwelijks maatschappelijke problemen zijn ont­staan, of in ieder geval vrijwel kunnen worden vermeden. De Nederlandse Staat had immers alle middelen tot haar beschikking om bij wijze van spreken, bij het begin al in één handom­draai de “Indische kwestie” tot een succesvol geïntegreerd sluitstuk van het Indiëbeleid te maken. Dat heeft ze om duistere redenen nage­la­ten.

 

Inmiddels wachtten de repatrianten af wat er zoal met hen in de gegeven situatie zou ge­beu­ren, maar er kwam niets waardoor hun maatschappelijke posities (enigszins en in verhouding tot hun arbeidsverleden) konden worden hersteld. Repatrianten die op di­verse vakgebie­den zeer gekwalificeerd waren, konden hun (uiteenlopende) beroepen niet eens uitoefe­nen. In Indië goed tot hoog geschoold, gedisciplineerd en streng op­gevoed, werden ze gedwongen in allerlei fabrieken te werk gesteld om deels een bij­drage te leveren in de kosten voor de overtocht die Overheid had “voorgeschoten”. De zoveelste belediging, zo zag iedereen dat.

Ze waren op zichzelf aangewezen en hadden geen enkel beeld, laat staan een idée, van wat de overheid (de Staat) met hen van plan was. Maar die Overheid was helemaal niets van plan.  Er was dan ook geen enkele instantie, met na­me geen overheidsinstelling, die bijvoorbeeld de arbeidspotentie van de repa­trian­ten had onderzocht, hetgeen  immers juist op dát punt  het begin had moeten worden om deze mensen zo efficiënt mogelijk in het arbeidsproces in te leiden. De overheid en andere in­stanties waren hier ook weer steke­blind ge­weest. Allemaal ge­miste kan­sen om potentiële talenten te recruteren. Deze  in­spanning had het Bestuur in het voor­malig Indië ook nooit ondernomen. Het is niet alleen onbegrijpelijk maar ook on­vergeeflijk dom al die kansen die de over­heid had laten lopen. Maar nu in Ne­derland  moesten ze het zelf uitzoeken. Op zich was het voor hen

 10897247696?profile=original

Urnbijzetting in het (voorlopige) Nationaal Monument op de Dam. 29 april 1950.

Deze plaats werd toen nog “het damplantsoen” genoemd, te zien aan de op de foto zichtbare be­plan­tingen en grote bomen achter het voorlopig monument. Ook zichtbaar zijn de nissen van het monu­ment waarin respectievelijke de urnen werden geplaatst. Fotograaf Winterbergen, […] / Anefo, [on­bekend]. 

Urn met aarde

In Nederland werd op 29 april 1950 tijdens een plechtigheid een urn met aarde van de, toen nog, tweeën­twintig ere­velden in Indonesië bijgezet in het voorlopig Nationaal Monument op het Damplantsoen in Am­sterdam. De ver­zilverde urn werd geplaatst in een urnta­ber­nakel van sonohout, versierd met snijwerk. Drie zijvlakken toonden de Ne­derlandse Leeuw. Op het vierde snijvlak een heraldisch wapen met de spreuk “Pro Rege, Lege et Gre­ge” (Voor Ko­ning, Wet en Volk).

 

10897248472?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

Op 4 mei 1956 werd het definitieve monument op de Dam onthuld, met ondermeer de urn met aarde uit Indonesië.

 

Het Nationaal Monument zelf, vervaardigd door de beeldhouwer Hildo Krop en de ar­chitect Oud en beeldhouwer Rae­dec­ker, (de beeldhouwer die helaas door zijn plotselinge overlijden de ont­hulling niet heeft kunnen meemaken)  werd in 1956 voltooid met een tekst van de dichter Ro­land Holst.

 

 

nauwelijks een pro­bleem om­dat ze in het voormalig Neder­lands In­dië wel gewend waren om zelf werk te zoeken en te vinden. Want de in­gebakken overle­vingsstrategie had de Indo/Euro­pe­aan zelf móeten ontwikkelen tijdens WO 2 en de onaf­hankelijkheidsoorlog. Een geluk bij on­geluk, zou men dat kunnen noemen, wat hen nu toeval­lig goed uitkwam.

In de barre en keiharde periode van de vijftiger jaren van de vorige eeuw vochten de re­pa­trian­ten ieder op hun eigen manier voor een waardig leven, weliswaar beroofd van hun dro­men, zonder substantiele hulp (of begeleiding) en met de ontkenning van hun werkelijk “zijn”, hun bestaan, zouden zij wel moeten leven ook in een voor hen wel­haast vijandige omge­ving. De meerderheid van de Nederlandse bevolking zag hen niet echt als verre bloedver­wanten en wanneer de Nederlandse bevolking geconfronteerd werd met de onalle­daagse gewoontes van de nieuwkomers zoch­ten deze heel tribaal hun eigen dagelijkse gewoontes op en trokken ze zich van de nieuwkomers terug. De Hollanders hadden, begrijpelijker­wijs ook hun eigen zorgen, net zo groot en behoeftig en dan  kon een stroom van “ver­meende bloedverwanten of nazaten” uit den vreemde nota bene niet zo direct vatten, (laat staan begrijpen). Voor de Hollanders (nooit ingelicht door de Overheid over deze bevol­kingsgroep) was de komst van de repatrianten, als gevolg volslagen duister ( het kwam hen niet goed uit) Het was voort­durend het aftasten van elkaars gewoonheden en rituelen en daarna zoeken naar overeenkomsten leek het wel.

 Met enige uitzondering van een handjevol Hollandse mensen, die zelf tijdens de Duitse bezetting in WO II hadden geleden en waar er enkele van hen de dood voor ogen hadden gezien,  had zich over hen ontfermd en hen omarmd. De Indische Nederlanders zagen in hen in ieder geval de pijlers, de ruggegraat zo men wil, van de Nederlandse Beschaving en dat was een geruststellende gedachte.

Voor niets gaat de zon op. De repatrianten hadden, ondanks de grote teleurstelling bij hun aankomst noodgedwongen én op eigen kracht een weg moeten vinden in een heel an­dere (werk)omgeving en ander klimaat, bij voortduring geconfronteerd met iets ande­re opvat­tingen over omgangsvormen dan waar zij zo aan gewend waren.

 Voor hen was er geen geoliede overheidsorganisatie zoals nu bijvoorbeeld het COA, Vluchte­lingenwerk en zo meer; voor hen was er geen ontvangstcomité dat ze van harte welkom heette, voor hen was er geen uitstekende hand om alles wegwijs te maken in het land van hun (voor)vaderen: HUN VADERLAND.

ZIJ  hadden immers Europese (voor)ouders en juist deze (verre) bloedverwanten bleken meer van xenofobisch van karakter te zijn bij de toenadering van de repatrianten dan bij de tegen­woordige immigranten die al die achtergronden niet hebben. Onbegrijpelijk en tegelijker­tijd beschamend.  Hoe was het ons geleerde zinnetje ook al weer: “van je familie moet je het hebben”. Kortom een onvergeeflijk schandaal.

ZIJ  werden op die manier niet bepaald in de watten gelegd zoals men met de huidig immigranten nu wel het een en ander pleegt te doen waarvan de modus zelfs standaard schijnt te zijn.

Voor de repatrianten hoefde deze “pampering” ook helemaal niet; men vroeg hen immers helemaal niets en al helemaal niets over de redenen waarom zij hier kwamen.

In het voor­malig Neder­lands Indië heerste een vrij sociaal liberaal arbeidsklimaat en er waren geen sociale vang­netten ter bescherming van werkenden zoals in Ne­derland. Met hun Neder­landse c.q. Eu­ropese opvoeding in Indië herkenden de repatrianten de Neder­landse samen­le­ving amper of hele­maal niet. Immers het gedrag en de om­gangs­vor­men van de Neder­lander strookte niet met dat­gene wat ze in Indië had­den geleerd: goede manieren, be­leefd zijn tegenover een ieder, met twee woorden spreken zonder aanziens des per­soons, kortom de etiquette van het fatsoen.

 

In de Indo/Europese en Europese gemeenschap ontstonden

 als gevolg van de segregatie (zie het eerste deel) diverse niveaus en stijlen van leven: arm tot heel arm en rijk tot  heel rijk. Zowel de (vaak) rijke Europeanen als de rijk geworden Indo/Europeanen (meestal self-made) staken met hun sociale status de ogen uit van de rest van de Indo/Europeanen die  groten­deels een middenklasse vormden. En in deze maat­schap­pelijke verhouding was het woord solidair niet bepaald een woord dat dage­lijks werd gebezigd. En wanneer men de heden ten dage ter be­schikking staande actuele in­formatiebronnen raad­pleegt over de Indo/­Europe­aan, komt men niet zel­den onge­rijmdheden tegen. Dan worden er voorbeel­den van suc­cesvolle personen van Indo/Eu­ropese afkomst, Indo‘s dus, ten tonele ge­voerd, die vanaf de zestiger  jaren bekend zijn geworden op het ge­bied van de kunsten zoals, thea­ter, dans, film, muziek etc. met obligate commentaren dat zij het (toch) ge­maakt hebben! Daar kun­nen we suc­cessievelijk aan toevoegen dat ze dat succes (onder de alziende ogen van  hun ouders!) uit eigen kracht en inspan­ning hebben verworven. Ook carrières in de Krijgsmacht en op wetenschappelijk ge­bied (vaak medisch) worden dan uitgeme­ten. Maar de talenten op divers gebied onder de leden van de In­do/Europese be­vol­kingsgroep had men nauwe­lijks of helemaal niet in de gaten ge­had laat staan bevor­derd. Velen ont­wikkelden zich op eigen houtje, on­ge­subsidieerd of  nauwelijks ge­spon­sord door een of andere firma. Wat dat be­treft veel respect en lof en we gunnen hen het succes van ganser harte, dat vinden ik en ieder­een een goede ont­wikkeling; het zijn in feite nog fijne stipjes in het ge­heel, incidenten, maar die al flonkeren boven het ver­maledijde tranen­meer van de bitterheid van gisteren dat we met zijn allen hope­lijk zeer snel achter ons zullen laten om het plaats te laten maken voor de grote verwach­tingen die de Indo/Europeaan voor dit (ONS) mooie land voor ogen heeft.

 

Ik hoop  hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan hen die de geschiedenis van de In­do/Eu­ro­peaan graag willen kennen en draag ik deze serie artikelen daarom op aan alle jonge men­sen en aan alle mensen van de Indo/Europese gemeenschap omdat ik weet wat het is om (een) Indo te zijn.

 

10897249257?profile=original

PJOTR X. SICCAMA

 

Lees verder…

 10897229286?profile=original“In den beginne was het Woord en het Woord is vlees geworden” 

door Wouter Muller  

Enkele jaren geleden gaf een collega  een presentatie over het haar werk met diverse groepen allochtonen in Hengelo.  Zij eindigde haar presentatie met een wensdroom: ‘ik zou willen dat als ik op een dag wakker word, het woord ‘allochtoon’ niet meer bestaat’.  Groot applaus van de aanwezigen. Die collega kan binnenkort haar wensdroom vervullen door te verhuizen naar Amsterdam. Daar heeft het gemeentebestuur besloten om voortaan het woord ‘allochtoon’ niet meer officieel te gebruiken. In plaats daarvan wil de gemeente het voortaan hebben over bijvoorbeeld ‘Turkse Amsterdammers’ of ‘Marokkaanse Amsterdammers’.  Zelf heb ik ook wel eens gewenst dat het woord ‘allochtoon’ zou verdwijnen, omdat het de mensen die we ermee bedoelen meer kwaad dan goed doet en door henzelf steeds meer als een last wordt ervaren.

 

Als Indische Nederlander heb ik die last zelf nooit meegemaakt. Toen in de jaren ’50 meer dan driehonderdduizend (!) mensen noodgedwongen vanuit Indië naar Nederland kwamen, werden ze hier ook ‘Indisch Nederlanders’ genoemd en niet ‘allochtonen’.  De meesten hadden ook de Nederlandse nationaliteit en het woord ‘allochtoon’ bestond nog niet. Toen dat woord wel bestond, wilden de Indische Nederlanders beslist niet als allochtonen aangeduid worden. Zij waren immers van oudsher Nederlanders en wilden niet tot die andere categorie gerekend worden. Sterker nog, Indische Nederlanders zetten zich daartegen af, omdat zij zich wél aan de Nederlandse samenleving hadden aangepast en ‘de allochtonen’  volgens hen (nog lang)niet.  Dan wil je daar niet mee geassocieerd worden. Ik heb wel meegemaakt dat er soms afgunst was op allochtone organisaties. Die kwamen namelijk wél voor bepaalde subsidies in aanmerking en de Indische organisaties niet. Dan wilde je ineens wel tot de allochtonen gerekend worden.  Zo zie je maar, ook Indo’s zijn net mensen.

 

Met de wens van mijn collega en met het Amsterdamse gemeentebesluit is iets interessants aan de hand.  En dat is taal. Of beter gezegd woordbetekenis.  In de bijbel wordt het prachtig aangeduid:  ‘In den beginne was het Woord en het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond’.  Anders gezegd: om iets tot realiteit te krijgen moet er eerst een woord voor bedacht worden. Zodra dat er is, bestaat wat ermee bedoeld wordt ook écht en kan je er iets mee doen.  Zo dook in de jaren ’70 ineens het eerst onbekende woord ‘hyperventilatie’ op. Direct daarna is ‘het vlees geworden’ en bleken ineens heel veel mensen met hyperventilatie onder ons te wonen.

In de letterlijke vertaling vanuit het Oud-Grieks betekent allochtoon ‘van een ander gebied’, dit in tegenstelling tot autochtoon (‘van hetzelfde gebied’).  Het woord allochtoon is niet door de allochtonen bedacht, maar in 1971 als beleidsterm geïntroduceerd door de sociologe Hilda Verwey-Jonker op verzoek van de overheid. Die had behoefte aan een handig  woord waarmee je in één klap een hele groep mensen kon aanduiden.  En vanaf toen werd het woord vlees en zijn de allochtonen ‘onder ons gaan wonen’. Daarna werd het woord onderhevig aan maatschappelijke processen waardoor (in dit geval) de neutrale beleidsterm een steeds negatievere klank heeft gekregen.

Het kan ook anders: in Nederlands-Indië had het woord ‘Indo’ een negatieve betekenis en werd het gebruikt als scheldwoord. Tegenwoordig kun je op elke pasar malam T-shirts kopen met ‘Proud  to be Indo’. En de bekende Enschedese  gitarist Beppie Kamphuis kocht daar eens een T-shirt met als tekst ‘Ik wou dat ik een Indo was’.  Ooit een autochtoon of allochtoon zien lopen met een T-shirt ‘Ik wou dat ik een allochtoon was’?

 

De auteur is muzikant, tekstschrijver en componist

 

(Column is gepubliceerd in de Twentse Courant Tubantia, 2 maart ’13)

Lees verder…

10897266653?profile=originalKousbroeks ‘’Kampsyndroom’’ 

Besproken door: Pjotr.X. Siccama – d 4

Was het maar anders geweest..(!)” schrijft Kousbroek.

Ja, anders. Had de Nederlandse Staat en in haar verlengde het algehele principe van een oud koloniaal concept (die andere koloniale mogendheden toen eveneens strikt hanteerden) direct of geleidelijk in een nieuw beleid geleidelijk (of direct) geconverteerd, had zij als eerste de wereld laten zien dat het ook “anders” niet alleen mogelijk was, maar tevens het oude kolonialisme in die tijd vaarwel kunnen zeggen en andere koloniale mogendheden naar de kroon gestoken.

Een verdomd gemiste historische kans van jewelste. Het had alles te maken met geborneerdheid van politici, kortzichtigheid en afwezige visie en durf. Van de democratische bestanddelen waar wij zo rijkelijk van zijn voorzien en bevochten en gekoesterd hebben, werden merkwaardig genoeg niets aangesproken.

De Nederlandse Staat als koloniale mogendheid die in het midden van de 20e eeuw tot een einde is gekomen, keek allereerst en niet zonder zorgen, angstvallig naar de naaste Europese buren, hoe zij met het systeem omgingen in hun koloniën, uit vrees voor economische mishits en valse concurrentie. Een dwangmatige competitie schuilt blijkbaar in hun handelen. Het is het  patroon dat zich voortdurend herhaalt.

Het werd immers altijd gezien door een handelskijker om de status quo van het evenwicht in de wereldhandel te handhaven. Maatstaf voor een korte termijn denkwijze, maar niet wanneer een natie, een Staat op een wereldpodium te kijk staat en doet alsof zij het best goed doet in de Colonia. Eigenlijk zou de Nederlandse Staat best een hoofdrol willen spelen in het politieke

 10897273470?profile=original

Foto- trafkamp Boven Digoel op Nieuw Guinea waar de Indonesische intellectuelen werden gevangen gehouden.

wereldpodium, maar de omstandigheden van die tijd voor haar koloniën, waren helaas zo duister van aard, dat zij liever eieren voor haar geld koos, geen pottenkijkers duldde en op die manier alle kritieken te ontlopen.

Waren Soetan Sharir, Hatta en zovele vrije geesten maar niet gedeporteerd, maar  in plaats daarvan gehoord en naar hen geluisterd, dan was er voor beide landen Indonesië en  Nederland een veelbelovende toekomst weggelegd: de Wereld zou er voor beide landen er heel anders hebben uitgezien. Een exhibitie van een Staat en hoe een Staat tot zulke voor haar onwetend gehouden inwoners rampzalige beslissingen had kunnen nemen: mond gesnoerd, kop ingedrukt, ontnemen van de individuele vrijheid, beroven van menselijk geluk.: het waren ingrediënten van een politiestaat.  

Kousbroek verdwaalde, zo schrijft hij bij het lezen van een historische Europese roman van Hella Haasse, omdat hij geen in of uitgangen kon vinden. In mijn voorstelling was het beeld te vergelijken met het moment van het eerste uur van de strijders voor de onafhankelijkheid van de nieuwe Republiek Indonesië (Sharir, Hatta, Sukarno e.a.), maar bij hen waren er helemaal geen deuren die konden worden geopend, laat staan dat er stemmen van binnenuit konden worden gehoord.

Wanneer Indonesiërs voor studie of door omstandigheden in Nederland (en Europa) verbleven, waren zij uiterst verbaasd dat er in Nederland heel andere Hollanders woonden, die zich keurig gedroegen en bij wie niets te bespeuren viel van discriminatoire bejegening. Ze vroegen zich af of daar in de kolonie wellicht een andere soort Hollanders waren. Zulk een constatering geeft immers te denken en is voor een natie als Nederland werkelijk ernstig en uiterst pijnlijk. 

Een van de pijlers voor een harmonische samenleving is de zorg voor goed onderwijs waarbij de cultuurpolitiek een natuurlijk stimulerend fundament dient te zijn dat verantwoordelijkheden van de uitvoerders verlangt. En uitgerekend op dit terrein hadden zij in de kolonie die verantwoordelijk waren voor een van de meest belangrijk onderdelen het geheel laten afweten. In de “taal en cultuurpolitiek in de koloniën” van Groeneboer (zie serie artikelen in ICM) bijvoorbeeld werd al gewezen op de bizarre situatie in het onderwijs met name in Nederlands Indië: de zogeheten “wilde scholen” ontstonden (waar overigens Tjalie Robinson les had gegeven) en waar successievelijk het “wilde Nederlands” in de dagelijkse omgang werd gesproken. De autoriteiten vonden deze ontwikkeling maar niets, maar daar bleef het eigenlijk bij. Drastische maatregelen ter verbetering bleven eenvoudig uit. Weer een gemiste kans om de Nederlandse (zeg Europese) cultuur dicht bij de inheemse bevolking te brengen. In het begin vond het koloniaal bestuur het nodig om de (interne) discussie te openen over de vraag om het Maleis, (dus nog geen Bahasa) als Nationale eenheidstaal in heel Nederlands Indië in te voeren en/of het Nederlands.

Het idee om het Nederlands (taal van de koloniale mogendheid) over de gehele Archipel in te voeren kwam eigenlijk van ons westers buurland dat in India het Engels als voertaal wist door te voeren. Maar na veel interne consults en veelvuldig ingestelde commissies die over dit punt moesten buigen, zag het koloniaal Bestuur definitief ervan af. Redenen tot dit besluit waren discriminerend: Invoering zou een “gevaar” opleveren en een bedreiging voor de Nederlandse suprematie en ook nog: ..het zou de Inheemse bevolking makkelijk toegang verschaffen tot alle ontwikkelingen en in de Westerse wetenschap en zo meer, kortom a superiorcomplex. Het Nederlandse motto ‘’Je maintiendrai’’ wordt hier bedenkelijk en wel letterlijk gepraktiseerd.

 

Suprematie, uit het Latijn afgeleide term dat het Romeinse Rijk uiteindelijk de kop heeft gekost, zo ook Nederlands Indië waar heldere tekens van verval  overal de kop opstaken en zichtbaar werden om het einde aan te kondigen.

Dat alle Rijken gedoemd zijn ten onder te gaan, kan heel eenvoudig worden gezien en gemeten aan de hand van het gedrag en mentaliteit van de inwoners zelf. Want daar verbergen zich al tekenen tot verval. Het grootste voorbeeld was het Britse Imperium waar het begin van de ondergang zich had gemanifesteerd in de al maar groter wordende tegenstellingen en de verwerpelijke dagelijkse houding en gedrag van de Britten in de straten van India jegens haar oorspronkelijke inwoners.

 

Kousbroek over het trio Sharir, Hatta en Sukarno  : “..had het maar nog een generatie langer geduurd…’’ voordat de 2eWO begon, neem ik aan. (Die gelegenheid had een ieder ze van harte gegund)  Ja hád en wat dan ?

Zouden deze Indonesische intellectuelen anders hebben gereageerd na en tijdens de inval van de Japanse bezetting? Zouden ze wellicht onherroepelijk de zijde van het koloniaal bewind hebben gekozen? . Er zou dan bijvoorbeeld geen politionele actie zijn geweest waarop het Nederlands koloniaal beleid door de Wereldgemeenschap danig werd gekapitteld. Kortom er zou helemaal geen druppel bloed zijn vergoten. Maar al die mensen (arme onschuldige drommels) zijn nu dood en werkelijk voor niets gestorven, omdat politici alles stuk maken.  Was het inderdaad maar anders geweest.

 

Het leek alsof het hele Archipeldrama zich had afgespeeld op het artificiële speelveld  als een soort ondergaande straf, de Indonesiërs opgelegd, dat zij uit pure wraak de zijde van de nieuwe bezetter kozen. Was het ressentiment van de Indonesiërs? Zij waren immers door het koloniaal Bestuur in de steek gelaten.  Maar dan kwam de gelegenheid en het juiste moment dat  de


Indonesiërs het speelveld eindelijk op konden met een immense rugdekking van de nieuwe bezetter. De kinderen die eerst niet buiten mochten spelen daar het speelkwartier voor hen werd ingetrokken, speelden nu de hoofdrol. Beroofd werden zij daarvoor van al die speeluren door hen die te lichtzinnig over anderen hadden gedacht en geoordeeld.

Een grote historische stupiditeit van het koloniaal bewind met oerdomme bewindslieden die alleen de schijn wilden ophouden tegenover de
Wereldgemeenschap om duidelijk te laten zien dat zij ook een majeure rol speelde  te vervullen had op het Wereldtoneel en immer ten koste van anderen.

 

Wanneer de heer Wertheim (wiens uitspraken en geschriften met betrekking tot het koloniaal bewind in Nederlands Indië ondergetekende kent en in het algemeen zeer waardeert) in het boek ten tonele verschijnt, valt zijn uitspraak me weer behoorlijk tegen als hij met “..heimwee naar de tijd van Sukarno” aan komt draven. Is dit valse nostalgie of een serieuze grap?

Jammer; maar waarom gaat deze man voorbij aan de ware nucleus van het strijdtoneel van de Merdeka van en door die uiterste belangwekkende mannen als Sharir en de zijnen die bergen hadden verzet en toch de belichaming vormden van die Merdeka als het geweten van de Nieuwe Republiek is een raadsel.

 

De schrijver Pramoedya Ananta Tour noemt Kousbroek een grote schrijver van dit moment in Indonesië, maar heeft ook kritiek op historische onderdelen en de onvermijdelijke tijdsperiodes van het koloniaal bewind. Over zijn werk kan ik moeilijk oordelen aangezien ik niet bepaald een groot kenner ben van zijn werk. In ieder geval brengt Kousbroek me op pad om er meer kennis van te nemen.

Deze Indonesische schrijver beschouwt Raden Adjeng Kartini (ze stierf toen ze amper 25 was in 1904) als een soort geestelijke verlosser en ziet in haar de belangrijkste vrouw voor de emancipatie van de inheemse geaardheid (en identiteit). Zij schijnt officieel tot nationale heldin te zijn verklaard. Haar rustplaats, een soort mausoleum, trekt elk jaar veel bezoekers als een waar pelgrimsoord. De Indonesische kunstenaars, niet alleen schrijvers (door Pramoedya wordt ze min of meer geclaimd voor het proletariaat) maar ook beeldende kunstenaars hebben Kartini in het hart gesloten en zien in haar de belichaming van de, wat we in het Westen noemen: de Artes Liberales. Voor nagenoeg alle uitingen van de Kunsten is zij het grote symbool geworden in heel Indonesië.

 

In het hoofdstuk over Kartini onthulde Kousbroek en passant het feit dat Du Perron over deze vrouw schreef en een oordeel gaf. Het staat een ieder vrij om ergens over te oordelen (alhoewel ‘’oordelen’’  hoe dan ook een belastend werkwoord blijft en de moraal zo om de hoek komt kijken), maar in Du Perrons visie maak ik op dat hij wel (bij voortduring en niet zelden) behoorlijk tekeer kan gaan en deze vrouw in haar zwakheid treft en op haar ziel trapt  Zou het wellicht kunnen zijn omdat Kartini  een Javaanse vrouw of simpel een vrouw was? Du Perron kon toch immers ook weten hoe de levensomstandigheden waren en met name de opvattingen van de Javanen om de Westerse cultuur op te nemen (niet alleen afkomstig uit gegoede families en/of hogere milieus). De Javaanse gevoeligheden waren (en zijn) er gewoon en zeker voor vrouwen van het kaliber Kartini was het beslist niet eenvoudig en niet vanzelfsprekend een vreemde cultuur te bestuderen op haar manier. De vrouw had in al haar pogingen en wensen/verlangen moeten worden gestimuleerd en gestuurd. Was het omdat Kartini een Javaanse vrouw of gewoon een vrouw was?

 Per slot was Du Perron ook half Javaans, met een Javaans voorkomen en onmiskenbare Dravidische trekken overigens. Maar dit terzijde. Juist hij moest het beter weten, maar verloochening van zijn eigen achtergrond, afkomst en verleden scheen hem geen enkele moeite te hebben gekost, integendeel zou ik  zeggen: blijkbaar een sterke karaktertrek.

Het stond hem vanzelfsprekend vrij om zijn kritiek(en) te leveren; op zichzelf juist, maar wanneer je de destructieve kritieken die hij in zijn geschriften, overigens niet alleen jegens Kartini, leest, dan ontdek je de donkere zijden van zijn karakter als schrijver. Kousbroek naar aanleiding van de Perron s oordeel over het eigen maken van de “Westerse cultuur’’: Citaat: “..het geeft integendeel een voortreffelijk beeld van de ontwikkeling de Javanen die zich de ‘westerse cultuur’ wilden eigen maken en als zodanig ‘’de Europese provincie Holland’’ vonden..”.(einde citaat)

 

Voortreffelijk beeld! Ik meen te weten dat het begin van de ontmoeting met de Westerse Cultuur voor de Javanen een heel vreemde ervaring moest zijn geweest, dient niet vergeten te worden. In die voor de Javanen diffuse en verwarrende omstandigheid is de beschrijvende constatering misschien ( nogmaals: ab viso modo)  juist, maar hier spelen andere curieuze zaken een rol waarvan er een is: de leedvermakelijkheid.van Du Perron die met een minachtende toon op de


culturele adaptatie wees. Enfin men kon blijkbaar nooit iets goeds doen in zijn ogen. Volstrekte arrogantie van du Perron waar hij (of wilde niets van weten)  ongetwijfeld, ‘’de drempel’’ van het Javaans inzicht en Adat, naar mijn inziens als een razende Roeland voorbij was gerend en het hart volkomen had gemist.

Hier laat Kousbroek zich bewust (?) meeslepen in een naar mijn smaak vreemdsoortige gedachtengang van du Perron. En wel op een manier die mij niet bevalt. Ik vertrouw van mijn favoriete auteur dat hij zich hiermee niet schaart onder de betweterige auteurs die menen de wijsheid in de achterzak te hebben.

Terug naar Kartini. Het is niet mijn forte en heb ook niet een gezag om direct over de persoon te oordelen;  Ik constateer slechts dat het verschijnsel van de afwezigheid van juiste informatie en cultuurbronnen waar altijd al een groot gebrek aan was debet was en niet bepaald bevorderlijk voor een jonge progressieve vrouw als Kartini om zich in een andere cultuur te verdiepen. De andere berg die zij ook nog moest overwinnen was de toen nog strengere Javaanse hiërarchie dan nu het geval is waarin nauwelijks ruimte was voor geestelijke vrijheden en bevrijdingideologieën. De heren die dachten beter te weten moeten zich  schamen om zich bij voorbaat oordelen aan te matigen.

 

Maar dan de zin over “de ontwikkeling der Javanen die zich ‘de Westerse cultuur’ eigen wilde maken”. Voilà. Nu initieerden (eerder: grepen ze aan) de Javanen zelf de mogelijkheid om de “Westerse cultuur” goed te bestuderen en te ontwikkelen, of ze worden onmiddellijk gesanctioneerd door psychische onthoofding. Men zou er zijn bekomst van krijgen. Het was duidelijk dat op deze manier de toegang tot “de poorten van De Europese provincie Holland” voor alle Indonesiërs nu wel definitief waren gesloten. Hádden zij die ‘’Europese provincie maar niet gevonden’’, dan was het voor hen veel beter geweest om via een geheel andere weg het oude hart van Europa en de Europese ziel te ontdekken en op die manier ‘’de provincie Holland’’ vanuit dat centrum eens te bekijken. Maar alles is bij ons verkeerd gelopen en heeft het collegium poenalis haar destructieve werk gedaan. Einde van het begin van een sprookje.

Het ging hier onder andere (ook) over (vrouwen)emancipatie en een vrouw in de Javaanse cultuur werd (wordt nu veel beter) beschouwd als van een ander niveau, een andere categorie. Du Perron was naar mijn idee, op z’n zachtst gezegd vrouwonvriendelijk en bovendien een grote gemene snob die zichzelf als “echte Europeaan” zag, wat hij helemaal niet was.

 

Dat een buitenstaander (buitenlanders) werkelijk niets snapt (Kousbroek) van wat in de Dutch Indies heeft afgespeeld en zeker niet op dit niveau.is wel duidelijk – Is it a political or cultural dilemma? (hoor je maar al te vaak). Zo diep zijn we gezonken voor wat betreft het nalaten van propaganda en verspreiding over de Nederlandse cultuur. En die lieden die voor deze onduidelijkheid mede schuldig waren, zijn in dit artikel genoemd.

Ik stel daarom voor om forensische experts in te huren om deze culturele chaos onder de aandacht te brengen voor algehele uitleg aan onze buren in Europa en verder in het buitenland overal waar wij geaccrediteerd zijn, inclusief het Vaticaan.

Kousbroek ergert zich in zijn boek om het een en ander; welnu, wat mij ergert is het constante gekibbel van Du Perron (en ook Ter Braak in mindere mate) over andere auteurs die over Nederlands Indië hebben geschreven, in plaats daarvan hadden zij zich meer op hun eigen toko en op hun eigenlijke werk (en taak) moeten concentreren en zich niet te gedragen als een kwellend gezelschap.

Wás Du Perron maar niet vóór de 2e WO gestorven, dan zou hij wel zeker anders hebben gepiept.

Ach, was het inderdaad maar anders geweest.

 

Wordt vervolgd

10897273680?profile=original

10897274084?profile=original

 

 

470 × 352 - kecopbioinfo.blogspot.com

 v l.n.r. Soetan Sharir, Sukarno, Mohammed Hatta.

 

10897273885?profile=original

10897274475?profile=original

Graf van Kartini.                                                            Indonesische volksheldin  Kartini

10897274854?profile=original

Lees verder…

DEN HAAG EIST OPHELDERING OVER KWESTIE JAVAZEE

DEN HAAG EIST OPHELDERING OVER KWESTIE JAVAZEE

Jakarta houdt zich stil

10897387875?profile=original

door Olof van Joolen

Nederland had begin september twijfels bij de informatie die Indonesië aanleverde voor het gezamenlijke onderzoek naar het lot van de uit de Javazee verdwenen scheepswrakken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom gevraagd of er niet méér duidelijk was.

Toen Indonesië niet met meer info over de brug kwam, heeft Nederland via de eigen experts nog gegevens proberen los te weken. Toen dat ook niet lukte, bleef het beeld zoals het was en is het onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd. Haagse bronnen melden dit aan De Telegraaf.

Pijnlijke details

Dagen na publicatie van het rapport waarin stond dat niet meer vast viel te stellen hoe de schepen illegaal waren gesloopt, onthulde de Indonesische onderzoekspagina Tirto.id pijnlijke details over de plek waar sloop van zeker tien oorlogsbodems heeft plaatsgehad. De Telegraaf sprak met mensen die op de sloop in Brondong hebben gewerkt. Lokale autoriteiten meldden dat er op zeker vier plekken in het stadje stoffelijke resten zijn begraven, die zijn gevonden tijdens het in stukken snijden van wrakdelen.

De Tweede Kamer kreeg gisteren van de ministers Bijleveld (Defensie) en Van Engelshoven (Cultuur) per brief een update over de affaire. Er lijkt weinig schot in te zitten. Het wachten is nog steeds op groen licht vanuit Indonesië. Volgens een woordvoerder van Defensie wordt er achter de schermen bijzonder hard aan het dossier gewerkt.

Er is tussen Den Haag en Jakarta dagelijks op hoog niveau contact. De belangrijkste stap van de afgelopen dagen is het versturen van een zogeheten note verbale. Dat is een brief waarin Indonesië officieel om opheldering wordt gevraagd. Het geldt binnen de diplomatie als een zwaar middel.

Stoffelijke resten

De bewindslieden stellen dat het voor nabestaanden zeer belangrijk is dat er snel duidelijkheid komt over de stoffelijke resten. ,,Nederland voert op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over nader onderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen, zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden”, aldus de ministers.

10897388092?profile=original

Lees verder…

Rapport Trakaat van Wassenaar - Deel VII

10897354699?profile=original10897355077?profile=originalRapport: Trakaat van Wassenaar - Deel VII

7.     Interventie kamerlid Halbe Zijlstra

 

Tijdens het IP en ICM-festival stelde Halbe Zijlstra namens de VVD de vraag, waar of die 600 miljoen oude guldens zijn gebleven. Ook stelde hij vast dat je een claim niet met een andere claim kunt betalen, dan wel verrekenen of afkopen:

(zie hiervoor de link: http://icmonline.ning.com/video/reportage-ipmanisfestatie-ip).

Halbe Zijlstra heeft hierover schriftelijk vragen gesteld aan Ab Klink van het Ministerie van VWS. De antwoorden van Ab Klink waren in een rookgordijn verhuld en verre naar tevredenheid van Halbe Zijlstra. 

 

Antwoord AB Klink (VWS) namens het Ministerie van BuZa:

 

Het is op zijn minst merkwaardig te noemen, dat een Minister van VWS de vragen beantwoordt, terwijl het ‘Verdrag Traktaat van Wassenaar 1966’ met het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd gesloten en van 1973 tot 2003 de financiële betalingen via ditzelfde Ministerie plaatsvonden. Zie de brief van Ab Klink in de bijlage.

10897355653?profile=originalBIJLAGE BRIEF AB KLINK

 

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum 24 maart 2010

 

Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Zijlstra (VVD) over de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen, de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-krijgsgevangenen en het geding Froeling (2009Z15775, ingezonden 4 september 2009).

 

 

Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

 

Dr. A. Klink

***) Vreemd, dat niet het Ministerie van Buitenlandse Zaken de brief beantwoordt, daar zij het Verdrag met de uitvoering hiervan heeft afgesloten.

 

 

 

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Zijlstra over de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen, de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-krijgsgevangenen en het geding Froeling.

 (2009Z15775, ingezonden 4 september 2009)

1.

Bent u op de hoogte van de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen (8 december 1955) en de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-Krijgsgevangenen  (30 november 1955) en het geding Froeling (24 oktober 1957)? 

Ja. 

2.

Is naar uw mening de kern van de genoemde vonnissen dat de betreffende vorderingen expliciet als rechtmatig worden beoordeeld en tevens dat de vorderingen juridisch gezien niet op de Staat der Nederlanden betrekking hebben, maar op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, wat is volgens u wel de kern van de vonnissen?

De kern van de genoemde arresten is niet dat de betreffende vorderingen expliciet als rechtmatig worden beoordeeld en tevens dat de vorderingen juridisch gezien niet op de Staat der Nederlanden betrekking hebben, maar op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië. De rechter heeft in de genoemde arresten slechts een oordeel gegeven op de vraag of in de betreffende zaken de juiste partij in het geding is. In casu is dat niet de Nederlandse Staat, maar de Republiek Indonesië. Een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden.

3.

Bent u op de hoogte van het Traktaat van Wassenaar, zoals dat is overeengekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië op 7 september 1966?

 Ja, ik ken de overeenkomst van 7 september 1966 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië.

4.

Is naar uw mening de essentie van artikel 1, lid 1 van het Traktaat dat alle financiële claims van de beide landen en hun onderdanen tegen elkaar en hun onderdanen met dit Traktaat vervallen, ook alle vorderingen op de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, wat is naar uw mening dan de essentie? Kunt u daarbij aangeven hoe de memorie van toelichting dan gelezen moet worden, waar vermeld staat dat “Tenslotte zij aangetekend dat uit artikel 1, lid 1, voortvloeit dat aanspraken van particulieren op het voormalige Gouvernement van Nederlandsch-Indië niet meer tegenover de Republiek Indonesië kunnen worden geldend gemaakt”?

De overeenkomst uit 1966 betrof claims die waren ontstaan in de periode tussen de soevereiniteitsoverdracht (1949) en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen (1962). Ze hadden betrekking op door Indonesië genationaliseerde Nederlandse eigendommen. Voor het afsluiten van de overeenkomst in 1966 was al een consequente beleidslijn dat men zich voor het indienen van claims niet tot Nederland moet wenden, maar tot de opvolger van het Nederlands-Indisch Gouvernement, de Republiek Indonesië. De overeenkomst bracht daarin dus geen verandering. De Nederlandse Staat kan de rechten van particulieren niet zomaar afnemen en heeft dat met deze overeenkomst ook niet gedaan. Afgesproken is dat de Nederlandse Staat zich niet sterk meer zal maken om van de Republiek Indonesië vergoedingen te ontvangen voor claims. Dat is opgenomen in de Memorie van Toelichting bij de overeenkomst en in de Memorie van Toelichting van de Verdelingswet. Het oogmerk van de overeenkomst was om met de afspraak over betaling van een lump sum door de Republiek Indonesië ervoor te zorgen dat in ieder geval nog een deel van de claims van de Nederlandse Staat en van particulieren gehonoreerd zou worden. Zonder de overeenkomst zou de kans op enige vergoeding bijzonder klein zijn geweest.

5.

Is naar uw mening de essentie van artikel 3, lid 1, dat tegen betaling van 600 miljoen Nederlandse guldens de in artikel 1, lid 1, van het Traktaat genoemde financiële verplichtingen worden afgekocht als finale afdoening? Zo niet, wat is naar uw mening dan de essentie? 

Met de betalingen van de Republiek Indonesië aan de Nederlandse Staat werd inderdaad een finale afdoening beoogd.

6.

Heeft de Staat der Nederlanden met het overeenkomen van dit Traktaat niet feitelijk de aansprakelijkheid van de in artikel 1, lid 1, genoemde financiële verplichtingen overgenomen van de Republiek Indonesië in haar hoedanigheid als rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, waarom is dat volgens u niet het geval?

Uit niets blijkt dat de bedoeling van de overeenkomst is geweest om financiële verplichtingen over te nemen.

 

7.

Heeft de Republiek de betreffende 600 miljoen gulden geheel voldaan en daarmee dus aan de verplichtingen van het Traktaat van Wassenaar voldaan? Zo ja, wanneer heeft de laatste betaling plaatsgevonden? Zo nee, wat zijn naar uw mening de juridische implicaties van het niet nakomen van de afspraken door Indonesië?

 

De Republiek Indonesië heeft geheel aan zijn verplichtingen voldaan. Betalingen vonden plaats in termijnen van 1973 tot en met 2003.

8.

Kunt u aangeven waar het over 600 miljoen gulden aan is uitgegeven? Welk gedeelte van dit bedrag is besteed aan het afdoen van financiële claims die onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden hadden op de Republiek Indonesië en haar onderdanen, als zijnde de rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië en op welke wijze is daarbij juridisch vastgelegd dat daarmee de betreffende claims zijn afgedaan?

 

De Republiek Indonesië heeft in totaal 689 miljoen gulden, inclusief rente, aan de Nederlandse Staat betaalt. Daarvan was  223 miljoen gulden bestemd ter voldoening van een gedeelte van de claim die de Nederlandse Staat op de Republiek Indonesië had. Het resterende bedrag werd uitgekeerd ter voldoening van claims van particulieren, met name als gevolg van nationalisering van bedrijven. Men had drie maanden lang de gelegenheid om de claim in te dienen bij het Bureau Schadeclaims Indonesië. Daaraan is toen ruime bekendheid gegeven door bekendmaking van de Verdelingswet in het Staatsblad, maar ook door publicatie in de landelijke pers en via diplomatieke posten in het buitenland.

****) Je kunt een claim niet afkopen door een andere claim en weer wordt de term ‘particulieren’ gehanteerd en dus geen ondernemingen.

 

 9. 

Wat zijn naar uw mening de juridische gevolgen van het Traktaat van Wassenaar wat betreft vorderingen die particulieren en bedrijven hebben op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Kunt u daarbij specifiek aangeven of hiermee de gerechtelijke vonnissen zoals genoemd in de vragen 1 en 2 in een ander daglicht komen te staan, aangezien het er op lijkt dat de Staat der Nederlanden door het Traktaat de claimanten feitelijk de mogelijkheid ontnomen heeft om hun claims in Indonesië te gelde te maken?

Zie mijn antwoord op vragen 2 en 4. De in de vragen 1 en 2 genoemde arresten komen niet in een ander daglicht te staan, omdat deze geen inhoudelijke beoordeling inhouden en slechts duidelijk hebben gemaakt dat de Nederlandse Staat geen partij is voor de claimanten. De Nederlandse Staat heeft met het bedingen van betaling van een lump sum kunnen regelen dat er ten minste een deel van de claims gehonoreerd kon worden. \

 

UIT DE MEDIA

Bewerken

Lees verder…

2018, 24 JAN. Procedurevergadering" VWS. Door Peter Flohr & Anton te Meij.

10897383459?profile=original10897383655?profile=original

Bronvermelding: Verslag Peter Flohr.

Verslag van een dagje Den Haag voor de Indische Kwestie.

Een kwestie die al meer dan 73 jaar speelt en opgelost moet worden. Daar zet ik mij voor in.

Heel vroeg op pad vandaag. Met Anton Te Meij woensdag 24 jan. afgesproken in café Luden in Den Haag om 9.00hr ter voorbereiding van de rest van de dag. Om 10u naar de 2de Kamer om de “procedurevergadering” VWS te volgen. Het gaat om een vergadering van de Vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In de procedurevergadering gaat het om besluiten over afhandeling en beantwoording van brieven die de commissie ontvangt.
In de commissie zitten 25 Kamerleden. Alle partijen zijn vertegenwoordigd. Een grotere partij heeft meer leden in de commissie dan een kleine partij. Vandaag zijn 15 leden aanwezig. De vergadering wordt in sneltreinvaart afgehandeld.

Agendapunt 34 gaat over de uitvoering van de “gewijzigde motie van het lid Agema over de afhandeling van de Backpay-regeling”. Fleur Agema (PVV) diende deze motie in op 22 december. Zij kreeg daarbij de steun van de hele kamer om eerst een evaluatie te houden over de uitvoering van de Backpay-regeling. Nu was in de commissie de vraag aan de orde hoe en wanneer de motie uitgevoerd zou worden.


Agema benadrukte dat in de Kamer gesproken is over het feit dat op dit moment het nieuw opgericht forum IP2.0 in feite de belangen vertegenwoordigd dan het oude IP. Zij verzoekt dan ook om iP2.0 ook bij de evaluatie te betrekken. De commissie had hier geen bezwaar tegen, waarmee bekrachtigd is dat IP2.0 bij de evaluatie betrokken wordt. De evaluatie vindt vóór 1 juli 2018 plaats.
Chapeau! Anton en ik waren buitengewoon tevreden met dit resultaat. Weer een stapje gezet in serieuze erkenning van IP 2.0.

Intussen was na de lunch Peggy Stein gearriveerd. Met z’n drieën zijn we in gesprek gegaan met Niels Rigter, parlementair verslaggever van de Telegraaf. Meerdere onderwerpen werden uitgediept. Het was een goed gesprek. Het is nuttig om journalisten steeds goed bij te praten. De Indische kwestie is een ingewikkelde kwestie. We hebben hem een overzichtsdocument meegegeven: “Aspecten van het rechtsherstel” inzake de Indische Kwestie. Intussen kwam Fleur Agema in de lunchhoek waar we zaten, nog even langs om onze positieve reactie te horen.

In de middag Kamerlid Sharon Dijksma van de PvdA bijgepraat over de Indische Kwestie en de stand van zaken. In dit gesprek blijkt hoe belangrijk het is om je als platform IP2.0 te presenteren met de meest actuele informatie over de betrokkenheid van de grote groep Indische-Nederlanders. Sharon Dijksma toonde zeker dat ze oprecht gevoelig is voor de narigheid die er bij veel mensen leeft over deze kwestie. Zij is een gedreven politicus.
Zelf heb ik nog eens gewezen op een door mij ingediende motie, op het PvdA congres vorig jaar januari, om samen met andere partijen deze kwestie op te lossen over de grenzen van de eigen partij. Deze motie is door een meerderheid van het congres overgenomen. Ik hoop dat zij en haar fractie dit zich aantrekt en samen met andere partijen aan de slag gaat. Sharon zegde toe dat ze de staatssecretaris VWS zeker zou motiveren om met ons in gesprek te gaan, met name over de totale Indische Kwestie. Wij verwezen haar ook naar de “SVB-impactanalyse” wat betreft het totale bedrag wat uitgekeerd zou kunnen worden.

Conclusie van de dag: Er zijn belangrijke stappen gezet: meer erkenning van IP2.0 en meer achtergrondinformatie kunnen vertellen over de Indische Kwestie.

We zijn redelijk tevreden weer huiswaarts gegaan en klaar om volgende concrete stappen te zetten. Mondelinge informatieoverdracht en in gesprek gaan blijft belangrijk.

TRANSLATION;

Report of a day in the Hague for the Indian issue.

An issue that has been playing for more than 73 years and has to be resolved. That's what I'm in for.

Very early today. With Anton at meij Wednesday 24 Jan. Agreed at café luden in the hague at 9.00 hr in preparation for the rest of the day. At 10 pm to the 2th room to follow the "procedurevergadering" Vws. It is a meeting of the standing committee on public health, welfare and sport (Vws). The Commission is concerned with decisions on handling and replying to letters received by the commission.
There are 25 Mps in the commission. All parties are represented. A larger party has more members in the commission than a small party. Today 15 members are present. The meeting will be dealt with rapidly.

Item 34 deals with the implementation of the 'amended motion by the member of the European Parliament on the handling of the backpay scheme', Fleur Aequalis (Pvv) submitted this motion on 22 December. It received the support of the entire chamber to review the implementation of the backpay scheme first. Now, in the commission, the question was raised how and when the motion would be implemented.
Aequalis stressed that in the room was spoken about the fact that currently the newly founded forum ip2. 0 actually represents the interests than the old IP. It therefore requests that ip2. 0 be included in the evaluation. The Commission had no objection to this, which confirmed that ip2. 0 was involved in the evaluation. The Evaluation shall take place before 1 July 2018
Chapeau! Anton and I were extremely pleased with this result. Another step in serious recognition of IP 2.0.

Meanwhile, after lunch Peggy Stein arrived. The three of us have been talking to Niels Rigter, parliamentary reporter of the telegraph. Several topics were deepened. It was a good conversation. It is useful to keep a close eye on journalists. The Indian issue is a complex issue. We gave him a document: "aspects of the rights" on the Indian issue. Meanwhile, Fleur Aequalis arrived in the lunchhoek where we were, just passing by to hear our positive response.

In the afternoon, Mr Sharon Dijksma of the labour party brought up an update on the Indian issue and the state of affairs. This conversation shows how important it is to present you as platform ip2. 0 with the most up-to-date information on the involvement of the great group of Indian-Dutch. Sharon Dijksma certainly showed that she is genuinely sensitive to the trouble that many people live on on this issue. She's a driven politician.
I myself referred to a motion tabled by me, at the pvda Congress last January, to resolve this issue with other parties on the borders of its own party. This motion has been taken over by a majority of Congress. I hope that she and her group will take care of this and work together with other parties. Sharon said that she would certainly motivate the secretary of state vws to talk to us, particularly on the overall indian issue. We also referred to the 'Svb-Impactanalyse' as regards the total amount that could be paid.

Conclusion of the day: important steps have been taken: more recognition of ip2. 0 and more background information on the Indian issue.

We have gone home reasonably satisfied and ready to take further concrete steps. Oral Transfer of information and conversation remains important.

Lees verder…

10897371280?profile=original

 

Mevrouw Jannsen claimt Minister Bert Koenders in zake het Traktaat van Wassenaar.

Mevrouw Janssen met een Indische achtergrond trok de stoute schoenen aan, en schreef aan Bert Koenders het volgende:

Weledelgestrenge heer Koenders,

 

Betreft: Uitbetaling in zake het verdrag Traktaat van Wassenaar 1966.

 

 

In december 2015. nam ondergetekende kennis van het bestaan van dit onderhavig verdrag  via de website ICM en  website petitie online.

 

Het verdrag Traktaat van Wassenaar is in 1966 ondertekend door de regeringen van Nederland en Indonesië. Doel: De Indonesische regering betaalt aan Nederland het bedrag van 689 miljoen gulden ter genoegdoening aan de Nederlandse staatsburgers, die huis, have en goed in Indonesië moesten achterlaten ten tijde van de repatriëring tussen 1947 en 1962.

 

Als rechthebbende doet ondergetekende beroep hierop, op de uitbetaling hiervan. De hoogte van het bedrag is becijferd tussen de € 25.000 - € 30.000. Hiervoor wordt verwezen naar het boek "Rapport traktaat van Wassenaar" met ISBN - ISBN: 978-94-92575-18-0 opgesteld in opdracht van ACTW66 (Actie comite Traktaat van Wassenaar).

 

Enz. enz. …….

 

 Nog geen 24 uur later ontving ze volgende mail van de afdeling van zekere Hans Smit van de afdeling Juridische Zaken

 

Met antwoord:

Geachte mevrouwe  Jannsssen,

 Namens de minister beantwoord ik uw mail van 18 augustus jl., waarin u aanspraak maakt op 30.000 euro op grond van het Traktaat van Wassenaar 1966.  

Ik heb geen goed nieuws voor u: de Staat der Nederlanden zal die claim niet honoreren. Ik licht dat als volgt toe.

 

In –ruwweg- de periode 1957-1962 vonden in Indonesie op grote schaal nationalisaties plaats. Dat kwam erop neer dat de eigendommen van Nederlandse bedrijven en burgers door de Indonesische regering werden afgenomen zonder enige vergoeding. Tussen Nederland en Indonesie hebben in de jaren zestig onderhandelingen plaatsgevonden, die er enerzijds toe strekten om de betrekkingen tussen beide landen te normaliseren, anderzijds een schadevergoeding voor de gedupeerde Nederlandde bedrijven en burgers te krijgen. Via onderhandelingen zijn partijen uitgekomen op een betaling van Indonesie aan Nederland van ongeveer 600 miljoen gulden. Dat bedrag is in de periode van 1973 tot 2003 door Indonesie in jaarlijkse termijnen betaald. Nederland heeft dat geld aan de gedupeerden doorbetaald op basis van de Verdelingwet 1969. Om voor doorbetaling in aanmerking te komen, moest men zijn claim tijdig hebben ingediend, uiterlijk in 1970. Er hebben toen advertenties in de krant gestaan met informatie dat en hoe men een claim kon indienen. Er zijn enkele duizenden claims ingediend. Men moest die claim kunnen onderbouwen met bewijsstukken. Verder betrof het hier niet meer dan een gedeeltelijke vergoeding van ongeveer 15% van de geleden schade en moest de claimant voor de volledige schade finale kwijting verlenen. 

Dan uw claim. Het is of het een, of het ander. Ofwel u heeft uw claim tijdig ingediend, en dan bent u akkoord gegaan met betaling van 15%, derhalve 4500 euro. En dat geld is in de periode 1973-2003 aan u uitbetaald. Ofwel u heeft uw claim niet tijdig ingediend, maar dan kunt u onder de Verdelingwet geen aanspraak meer maken op vergoeding.  

Onder deze omstandigheden is het niet nodig dat ik u vraag om uw claim te bewijzen, want ik kom daar om de in de vorige alinea genoemde reden niet aan toe.   

Vr.gr.

 

Hierna bracht Hans Smit ludiek via zijn email om binnen zijn netwerk de rest hiervan op de hoogte te stellen, het toeval is dat mevr.Jansen lid is van de Pvda, en als lid ontving ze de mail die voor haar bestemd. De betrokkene heeft wel de privacy van mevr. Jansen fors en bewust geschaad. Onder andere ging de mail naar Stork. Wat heeft Stork in godsnaam hier rnee te maken.

Toch een vreemd antwoord dat volledig afwijkt die heer ing.MBA F.Schwab sr. Ontving op 26 maart 2015  van drs. J.H. A Waltmans namens Minister Bert Koenders waarvan de lezing als volgt is: 

In aanvulling hierop merk ik op dat de compensatie uit hoofde van de Overeenkomst niet bedoeld is voor de “ Indische Gemeenschap” als zodanig, maar voor diegenen die aantoonbare schade hebben geleden door de Indonesische nationalisaties van Nederlandse eigendommen in de periode tussen de soevereiniteitsoverdracht (1949) en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen (1962).

 

Privacy schending van mevrouw Jannsssen.

Naast  het afserveren van mevrouw Jannsssen ( met drie sss),  vond de betrokkene van de betreffende departement ook nog te delen, en kennelijk  om zijn ego een podium te geven om zijn reactie openbaar te delen met:

Van:   ........................................................
Verzonden: dinsdag 22 augustus 2017 8:54
Aan: 
CC:
Onderwerp: FW: uw mail aan Minister Koenders van 18 augustus 2017

U begrijpt om de privacy te beschermen is mevrouw Jannsen een fictieve naam. Werk aan de winkel voor Bert Koenders om binnen zijn departement de ambtenaren tot orde te roepen.

Verontschuldiging voor taal – fouten in de eerste brief, deze is zo door de redactie overgenomen.

 

WORDT VERVOLGD

Lees verder…

ERESCHULD EN BOETE door Pjotr Xerxes Siccama

10897380055?profile=originalERESCHULD EN BOETE

foto :  Michel Korzec.

Een ander lid van de Indische gemeenschap is een zekere mevrouw Spoor-Dijkema die na vijftig jaar nog verkondigde dat er geen goede Jappanners bestaan (‘Vrij Nederland’, 1991).

Deze uitspraken uit de Indische gemeenschap zijn in- en intriest en teleurstellend.

De redactie van de Volkskrant (1991) had schijnbaar in een moment van verstandsverbijstering (?) het geschrift van een zekere heer Korzec geplaatst, die (in een column) commentaar gaf over de, zoals hij het noemde “gedisproportioneerde” aanspraken van de Stichting Japanse Ereschulden.

 

 

Hoezo gedisproportioneerd? Waar haalt mijnheer Korzec die wetenschap vandaan dat te beweren en zich dat aan te matigen? Stoken en modder over een gemeenschap uitstorten die hij helemaal niet kent; is hij een geïnterneerde uit WO II of anderszins een oorlogsslachtoffer? Voorzover ik na kan gaan, is dat niet het geval. Maar het kwaad is al geschied en de destructie heeft zijn werk gedaan. Het doet er nu ook niet meer toe omdat hij kennelijk de bedoeling had mensen voor de schenen te schoppen en te beledigen. Of draagt deze wijsneuzige meneer nog latente en onbegrepen ressentimenten met zich mee, al zeulend, onder een merkwaardig soort jaloezie waarvan hij zelf oorsprong en oorzaak niet meer weet (als oorspronkelijke niet-westerse Europeaan)? Om hier in West Europa voor vol te worden aangezien, moet je toch wel driftig om je heen slaan en zeuren over zaken waar je immers geen ene notie van hebt? Een buitenstaander heeft doorgaans de grootste mond omdat hij zelf betrokken noch verantwoordelijk is. Ik gun als sociaal mens en rechtgeaard vrije democraat van nature een ieder zijn mening en de vrijheid een mening te verkondigen zoals men wil maar hier is geen sprake van een mening: het is een onvervalst oordeel. Dat deze man door Kousbroek ook is aangehaald met betrekking tot de claims van de Stichting Japanse Ereschulden wil niets zeggen over de kwaliteit van zijn geschrift of denkbeeld, laat staan over de man zelf. Ik raad hem dan ook aan zich eerst te verdiepen in de Indisch-Nederlandse geschiedenis, talloze rapporten en vooral de NIOD-rapporten te lezen voordat hij zich waagt aan enig oordeel.

 

Heel anders is het bij burger-geïnterneerden en anderen die aanspraken maken op een materiële genoegdoening die overeenkomt met andere claims van oorlogsslachtoffers en die volstrekt gedisproportioneerd is, om dat woord nog maar eens te gebruiken.

Het is voor mij onbegrijpelijk van Kousbroek dat hij uit de column van Korzec alleen het woord gedisproportioneerd eruit heeft gepikt. Over het waarom, krijgen we het volgende te lezen:

“De overlevenden van de Duitse kampen kregen Wiedergutmachung dat willen de Indische geïnterrneerden ook, maar ze willen meer. Ze willen twintig keer zoveel.

Nu gooit Kousbroek (zelf geïnterneerd om het nog erger te doen lijken), net als Korzec, een knuppel in het hoenderhok, en maakt louter om te JENNEN), een behoorlijke fout met de hiervoor genoemde misplaatste en ridicule opmerking. Ik vind dit zo teleurstellend en bijzonder gemeen van de man om een groep mensen (waar hij, naar hij zegt zelf toe behoort) neer te zetten als lamenterende klagers. Kousbroek weet drommels goed dat dit onwaar en buiten de werkelijkheid is! Ze willen helemaal niet MEER, ze willen volledige genoegdoening (hetgeen nog niet is gebeurd) wat hen recht doet en rechtens toekomt, nu in materiële zin die gelijk is aan  andere oorlogsslachtoffers. Wat kan die man toch zeuren om iets waarmee hij, naar hij zelf zegt veel moeite heeft, namelijk over het onrecht dat in dit land met voeten wordt getreden. Onbegrijpelijk.

 

Bij onze Europese buren gebeurde de compensaties (voor hún koloniën) toch vloeiender en beschaafder en vraag men zich af of  het de Nederlandse regering historisch nog niet duidelijk genoeg is dat de buurlanden Frankrijk, Engeland hun voormalige koloniën (nog afgezien van de VS) en zelfs het straatarme Portugal hun slachtoffers volledig hadden gecompenseerd. De internationale schande die Nederland hiermee op zich laadt, is buitengewoon groot wanneer dit langer blijft duren. Alles staat in de NIOD-rapporten waar en hoe de Nederlandse regering moet handelen.

Nederland wordt nu internationaal constant in de gaten gehouden (gemonitored zoals dat hedentendage heet) nu deze kwestie speelt en dus actueel is, om te weten waarmee en vooral op welke manier de Nederlandse Staat tot een voor de Indische gemeenschap bevredigende oplossing zal komen aanzetten.

 

Er gaan in mijn directe omgeving al stemmen op om Europese (juridische) sancties op te leggen aan hen die verantwoordelijk zijn voor het onrecht aangedaan aan een gemeenschap; die zijn, zo ik heb vernomen in voorbereiding voor het geval de Indische Kwestie niet snel wordt opgelost.

 

Om alles in juiste verhoudingen te zien schrijft Kousbroek vervolgens dat Duitsland aan de Joodse slachtoffers (per hoofd) ca. fl. 2000 had betaald. Ziedaar zijn grote berekeningsfout. Zoals we weten uit de gegevens werd per hoofd aan de Joodse gemeenschap meer dan fl. 40 duizend uitbetaald, evenals de Roma/Sinti-gemeenschap overigens. Ziedaar, zij werden geheel gecompenseerd. Kousbroek was dus weer niet goed geïnformeerd over de hoogte(s) van de respectievelijke vergoedingen/compensaties aan Europese slachtoffers. Waar haalt hij die compleet foute informatie toch vandaan? Ik neem hem dit zeer kwalijk. Hier lijkt iemand flink met cijfers te goochelen en een dom spelletje te spelen, kijken of een gek er misschien in trapt. Het bedrag heeft exact de hoogte die overeenkomt met de claim van de Indische gemeenschap (20 x fl. 2000 weet u nog?) (de burger-geïnterneerden e.a.). Dat is volstrekt helder en legitiem. Sterker nog, de Indische gemeenschap heeft in haar aanspraken zelfs de geldontwaarding, langer dan zestig jaar nog niet eens in het bedrag verdisconteerd. Een bedrag van € 35 duizend is daarom zelfs heel redelijk (zij het altijd nog te schamel bij nader inzien moet ik erbij zeggen, zowel letterlijk als figuurlijk.)

 

Nu komt de vraag weer op: waar komt die agitatie van Kousbroek vandaan om uitgerekend dit punt te berde te brengen? En dan: waarom maakt hij zich zo verdomd druk om deze zaak waarbij hij persoonlijk geen enkel belang heeft maar waarbij hij wel anderen onnodig tegen de schenen schopt? Ook dit reken ik hem bijzonder aan. Dat hij persoonlijk zelf de materiële genoegdoening niet nodig heeft, is zijn zaak en keuze maar dat hij op de stoel van een ambtenaar gaat zitten om zijn onredelijke betoog publiekelijk te spuien is werkelijk niet comme il faut.

 

Laten we eerlijk zijn en niet doen alsof het bedrag zo hoog en onoverkomelijk is.

En dan de onheuse behandeling en onrechtvaardigheid in deze kwestie die meer dan 65 jaar heeft geduurd. Het is nu de allerhoogste tijd om hier komaf te maken en een definitieve streep te zetten onder deze (voor ieder) pijnlijke Indische kwestie. Kousbroek gaf zelf toe (waar komt opeens die ambivalentie van hem vandaan?) dat de Nederlandse Staat (al die regeringen na WO II, de KVP onder leiding van Romme (de man die de vermaledijde fokpremie” heeft ingevoerd, waar hij de sociale bijverschijnselen van die wet op de koop toe nam, voorop met zijn uitspraak:


 “.. we zijn hun niets verschuldigd..(.)” zo onvoorstelbaar stupide, grievend, laks en bovendien krenterig en geborneerd handelt wanneer het om aanspraken en in het algemeen over gelijkstelling gaat.

 

De Nederlandse Staat had al lang de tijd gehad om komaf te maken met de Indische Gemeenschap en ze in hun aanspraken volledig tegemoet te komen. In de 60-er en 70-er jaren had de Indische Gemeenschap toen hard en met de vuisten op tafel moeten slaan; maar ze waren hiervoor te beschaafd (“overbeschaafd”, schreef Jan Blokker – scheen geen visitekaartje te zijn PS).

En juist die houding tekent en kenmerkt het lot van mensen die dachten dat de ander uit hetzelfde hout waren gesneden. Het is met die bescheidenheid nu geheel afgelopen, de messen geslepen en de barricades opgesteld.

 

Per slot zijn de NIOD-rapporten waarin de aanspraken van de Indische gemeenschap zijn neergelegd en bevestigd niet voor niets opgesteld Waar moeten ze nog op wachten? Tot ze allen dood zijn? Er is immers geen enkele belemmering om de aanspraken nu uit te voeren; en ondertussen worden weer miljarden euro’s de wereld in geslingerd in plaats van recht(en) en democratie te exporteren voor al die ontwikkelingsprojecten waarvan een handvol uitvoerders het meeste profijt trekken en dat uit gemeenschapsgeld, tegen ongelijke verdeling en onrecht in de Wereld, maar eigen burgers worden ondertussen hun rechten ontnomen en volstrekt genegeerd. De woorden van Kafka zijn hier vlees geworden.

 

10897270465?profile=original

10897270653?profile=original

Het NIOD gebouw – Amsterdam.

 

10897269292?profile=original

 

10897302663?profile=original

De stille tocht 2012 Den Haag – de stoet naar plein 1813.

 

Door :

 ICM Columnist / respondent

 Pjotr Xerxes Siccama

10897249257?profile=original


 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives