Alle berichten (29)

Sorteer op

SANDRA REEMER ZANGERES WILDE OUDERS LEED BESPAREN

10897355689?profile=original

’Kom, gezellig. doen en deschouders eronder

Bron Telegraaf, 7 juni 2017

Ze wist drie maanden geleden nog heel erg zeker dat het allemaal goed zou komen, Sandra Reemer. En als ze daar ergens in een uithoekje van haar hoofd misschien best aan twijfelde, dan drukte ze dat weg. Niet voor zichzelf, maar voor haar hoogbejaarde ouders, die ze al dit leed zo graag had willen besparen.

Gisteren werd bekend dat de zangeres en televisiepersoonlijkheid toch is bezweken aan de gevolgen van kanker. Ik sprak Sandra (66) in maart voor een reportage in onze zaterdagbijlage VRIJ. Toen liet manager Rik Luijcx weten dat ze het nare nieuws van de diagnose borstkanker graag via een persoonlijk interview in De Telegraaf naar buiten wilde brengen. Dan wist iedereen het maar. Daarna zou ze zich meteen afsluiten van de buitenwereld om zich volkomen te kunnen richten op haar behandeling.

Zo op het eerste gezicht was er helemaal niets aan haar te zien. Vrolijk als altijd bewoog ze zich door haar Brabantse woning, vol met herinneringen aan reizen en optredens. Zorgzaam ook, er waren broodjes gehaald en wilde ik misschien iets warms, een kopje soep? Er moest wel even gezellig wat gegeten worden natuurlijk.

Op aandoenlijke maar ook ferme wijze trok ze meteen de regie van het interview naar zich toe: „We gaan eerst over andere dingen praten. Over leuke dingen. Ik wil niet alleen maar kanker zijn, begrijp je dat?” Iemand die zo ziek is, want al na korte tijd zag ik de vermoeidheid doorschemeren in haar ogen, de gelige kleur van haar huid, ga je niet tegenspreken. Het was háár interview.

Het laatste, blijkt nu, maar dat lag op dat moment beslist niet in de lijn der verwachtingen. We zouden nog een keer afspreken toch, als ze al die nare chemobehandelingen straks achter de rug had? Als het weer goed zou gaan? Dan kon ze vertellen wat ze allemaal zou gaan doen, want juist door het succesvolle tv-programma Gouden Jaren had ze weer volop plannen en ideeën voor de toekomst.

Het verhaal over die kankerdiagnose, waar Sandra al lange tijd mee getobd moet hebben, wilde ze schrijnend genoeg zo vrolijk en luchtig mogelijk houden. Niet voor zichzelf, ze had het punt bereikt dat ze geen schone schijn meer hoefde op te houden. Maar voor haar ouders, 92 en 97 jaar oud. Het meest vreselijke moment van haar leven was de dag dat ze het aan hén had moeten vertellen.

Positief

Dat het ouderpaar op die hoge leeftijd misschien nog een dochter moest gaan verliezen, daar lag ze ’s nachts van wakker. Het verdriet dat deze twee, toch al zo breekbaar, voor hun kiezen kregen deed haar meer pijn dan de kanker zelf. Ook daarom hield ze de boodschap positief en opgewekt. Ze zou beter gaan worden, punt! En als ze met die vaste overtuiging niet alleen haar ouders maar ook zichzelf een hart onder de riem stak, was dat mooi meegenomen.

Het heeft alleen niet mogen baten. Van één ding was ze wel heel zeker: „Ik heb een fantastisch leven gehad. Alles eruit gehaald wat erin zat. En voor nu komt mijn Indische kant naar boven: kom, we doen gezellig en zetten de schouders eronder.”

Privé

7 juni 2017

10897356254?profile=original

ZANGERES EN TV-PERSOONLIJKHEID TOT HET LAATST    VOL HOOP EN MOOIE PLANNEN 

Dood overviel SANDRA  in anderhalve week

Waarschijnlijk was ze zieker dan ze zelf wilde inzien, maar dat SANDRA REEMER (1950-2017) zo snel zou overlijden aan de ziekte die haar trof, heeft zijzelf nooit kunnen denken. Vol vertrouwen in haar artsen en een goede afloop, ruimde ze - vandaag twee weken geleden - met ADDY VAN DEN KROMMENACKER haar garderobe op. Een avond die veel emoties losmaakte omdat aan elk kledingstuk een verhaal zat…

De dood van SANDRA REEMER, op slechts 66-jarige leeftijd, overviel gisteren de Nederlandse showbizzwereld, zoals zijzelf pas anderhalve week geleden moet zijn overvallen door het nieuws dat haar ziekte niet alleen was teruggekeerd, maar dat ook haar kansen waren gekeerd.

„Toch bleef zij tot het laatst positief en geloven in een goed einde”, zegt haar manager RIK LUIJCX, die de droeve taak had het nieuws van haar overlijden namens de familie bekend te maken.

’Beste vriend’ en couturier ADDY VAN DEN KROMMENACKER had zondagavond nog contact met Sandra. „Ik ben nu in goede handen”, zei ze hem, nadat zij was opgenomen in het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis en zo dankbaar was voor de zorg die zij daar kreeg. „Ik had geen idee dat het de laatste keer was we contact zouden hebben”, zegt hij vanuit Florence. „Ze wenste me nog een mooie show.”

ALBERT VERLINDE, die Sandra kent uit Den Bosch, zag haar eind maart voor het laatst op de Nationale Boomplantdag, waarvoor zij zich gezamenlijk inzetten. „Het viel me weer op hoe prachtig ze eruit zag, maar ze was waarschijnlijk zieker dan ze zelf wilde inzien. Wat me trof was dat positieve, wat Sandra zo typeerde. Ze was een bijzondere vrouw, hoor. Presentatrice, zangeres, met terugwerkende kracht denk je nu: wat was ze veel eigenlijk! Ze heeft vaker meegedaan aan het Songfestival dan wie ook. Daarnaast wist ze heel veel van kunst en literatuur. Op de Tefaf in Maastricht, waar we eens waren, noemde ze van bijna elk werk de schilder. Wat ben ik geschrokken, het is zo vlug gegaan…”

Haar zusje MARINA REEMER: „We zijn kapot. Het is veel te snel gegaan. En wat heb ik een respect voor haar, hoe sterk zij zich hield naar mijn ouders en naar ons. Ze was op.”

Succes

Hoe anders zag het leven er nog maar enkele weken geleden uit voor Sandra Reemer die, nadat haar ziekte zich naar het zich liet aanzien met succes was bestreden, juist weer zo positief vooruitkeek. Via sociale media dankte zij opgewekt fans en mensen op straat voor alle goede wensen en blijken van liefde die zij had mogen ontvangen.

Ze had een belangrijke knoop doorgehakt. Sandra had besloten de prachtige boerderij onder de rook van Den Bosch, waar zij jarenlang gelukkig was met enige echtgenoot FERDI BOLLAND en na haar scheiding van hem in 1991 bleef wonen, te verkopen. Bolland reageerde gisteravond geschokt. De twee hadden weinig contact meer en hij heeft niet geweten hoe ernstig ziek zijn ex-vrouw was.

Sandra had haar oog laten vallen op een appartement in hartje ’s-Hertogenbosch en verheugde zich er enorm op om verlost te zijn van haar enorme huis, dat zo onderhoudsgevoelig was en zo afgelegen was. Straks zou zij zomaar even binnen kunnen lopen bij Addy, een boodschap kunnen doen zonder eerst in de auto te stappen, en weer onder de mensen te zijn. Bovendien zat zij dichterbij haar ouders, beiden in de negentig. „Die waren haar alles”, zegt iedereen die Privé spreekt, onder wie Addy: „De band tussen Sandra, haar ouders en familie, die was zo hecht en bijzonder…”

Het publiek kreeg er iets van mee, toen Sandra hen beiden vorig jaar nog ondersteunde op de Dam, tijdens de Nationale Dodenherdenking. Waardig en indrukwekkend begeleidde zij daar haar vader en moeder die in Nederlands-Indië zo hadden geleden onder de Japanse bezetting. Het zou één van de laatste keren zijn dat Sandra in het openbaar verscheen. Later in 2016 ontdekte zij een knobbeltje in de borst, waarmee zij nog maanden bleef doorlopen. Pas na haar deelname aan het Omroep MAX-programma Gouden Jaren, waarvoor zij met onder andere BEN CRAMER en CARRY TEFSEN terugkeerde naar Indonesië, besloot zij het advies van haar dokter op te volgen en specialistische hulp te zoeken.

„Over de behandeling was zij zo enthousiast”, zegt manager Luijcx. „Hoe vaak ze niet vertelde hoe blij ze was met juist déze artsen bij wie zij terecht was gekomen. Daarom kon zij ook zo positief blijven.”

Shock

Hoewel nog in shock door het nieuws van het plotselinge overlijden van Sandra, beseft Addy dat hij bijna veertig jaar vriendschap op een bijzondere manier heeft afgesloten. Hij vertelt Privé: „Anderhalve week geleden was ik bij haar, omdat ze een keer door die enorme kledingkasten van haar heen wilde. Op de boerderij zijn we toen een hele avond bezig geweest met uitzoeken wat mee moest naar het nieuwe huis, wat er weg kon, en wat ik ergens zou opslaan. Al die pakken, al die herinneringen aan Wedden Dat..?, waar ze natuurlijk schitterde naast JOS BRINK, en Sterrenslag, alles kwam weer boven. Al die jaren trokken aan ons voorbij. Bij alles wist ik nog wanneer zij het had gedragen en wat ik niet wist, vulde zij aan. Ik werd er heel emotioneel van. Nee, zij niet zo, besef ik nu. Niet dat ze iets afgesloten had, want ze was vast van plan te gaan verhuizen en keek daar erg naar uit. Maar, ik weet het niet… Afwezig is het woord ook niet. Ze had het gewoon niet graag over haar ziekte. We praatten er wel over, maar altijd in het positieve. Ze zou er echt wel bovenop komen met al die liefde die ze kreeg en voelde. Met negativiteit wilde ze niets te maken hebben, daar schoot je niks mee op. Opgewekt zijn, dat was het allerbelangrijkste.”

Addy kijkt verdrietig, maar dankbaar terug op bijna veertig jaar intense vriendschap. „Ik heb nooit ook maar één keer ruzie of spanningen met haar gehad, daar was ze ook de vrouw niet naar. Ik heb haar leren kennen in 1980, kort nadat ze met Colorado aan het Eurovisie Songfestival had meegedaan. We vonden dezelfde kleding mooi en toen ze kort daarna al die presentatieklussen kreeg, vroeg ze mij haar te kleden. Ze heeft mij bekend gemaakt en ze bleef me trouw. In die tijd wilde elke couturier haar als klant. Maar ze zei: „Nee, ik heb Addy!”

Het grote verdriet in haar leven, de scheiding van Ferdi Bolland, verliep geruisloos. Eensgezind en vastbesloten vrienden te blijven, deden ze gezamenlijk en eenmalig hun verhaal. En het gekrakeel rond de Dutch Diva’s met MARGA BULT en SJOUKJE SMIT leek meestal meer eenrichtingverkeer, doordat Sandra zich niet uit de tent liet lokken en niet op hun verwijten inging. Gisteren was Marga overigens een van de eersten die via Facebook vertelde ’enorm geschrokken en stil te zijn door het nieuws over muziek-collega en presentatrice Sandra Reemer.’

Ben Cramer, die Sandra weer langere tijd meemaakte tijdens de Indonesiëreis, raakte daar onder de indruk van haar. Hij zegt: „Ze sprak niet over haar ziekte. Pas toen ze al maanden terug was, heeft ze het ons verteld tijdens een reünie, ze was bang dat het programma anders dáárover zou gaan. Twee weken geleden zei ze me nog dat het allemaal goed zou komen en dat ze zin had in ons plan om samen een theaterprogramma te gaan maken met LAURENS VAN ROOIJEN, die ook mee was. Dat hadden we daar met z’n drieën bedacht. En nu dit… Ik ben me kapot geschrokken.”

Addy kan er met zijn verstand niet bij dat hij vandaag terugkeert in Nederland en Sandra, na het opruimen van haar garderobe, daar nooit meer zal zien: „Toen ik zondag eerst naar Roemenië vloog om vervolgens naar Italië door te gaan, voelde ik me niet zo lekker. Ze wenste míj daarop desondanks een goede show en heel veel beterschap. Dat beterschap, dat is dus het laatste wat ik van haar heb gehoord…”

Lees verder…

Sandra Reemer (66) overleden

Sandra Reemer (66) overleden
AD.NL van 6 juni 2017

Reemer in 2014.

Reemer in 2014. © Ronald den Dekker

Sandra Reemer (66) overleden

Sandra Reemer is vandaag op 66-jarige leeftijd overleden. De presentatrice en zangeres heeft de strijd tegen borstkanker verloren.




De veelzijdige Reemer werd geboren als Barbara Alexandra in Bandoeng, Indonesië. Toen ze zeven jaar was, vluchtte ze met haar ouders naar Nederland. ,,Ik had twee jaar lang heimwee'', zei ze daarover tegen Eva Jinek in januari van dit jaar. Voor het programmaGouden Jaren (Omroep Max) reisde ze af naar haar geboorteland. ,,Indonesië is thuiskomen. Maar ik ben toch meer toerist dan iets anders.''

De diagnose borstkanker kwam bij Reemer 'als een mokerslag aan', vertelde ze twee maanden later. Ze richtte zich volop op haar herstel en de behandeling. ,,Ik ben al bestraald en zit midden in een traject van chemotherapie. Ik voel me gelukkig erg goed, alleen af en toe een klein beetje moe. Ik hoop dat dat zo blijft, maar dat weet je niet'', klonk het toen.

Dutch Diva

Reemer werd als zangeres bekend met het duo Sandra & Andres. Als solozangeres deed zij in 1972,1976 en 1979 mee aan het Eurovisie Songfestival. Tot 2015 hield de ze zich bezig met de Sandra Reemer Foundation, waarmee ze kinderen in ontwikkelingslanden steunde om scholing te krijgen. 

Van 2000 tot 2005 werkte Reemer met Marga Bult en Sjoukje Smit samen als The Dutch Divas. Met het nummer From New York to L.A. bereikte het trio de Mega Top 100. 

De Nederlandse showbizzwereldreageert geschokt op het overlijden.

Lees verder…

Dramatisch besluit Anneke Grönloh: ‘IK STOP!’

10897350868?profile=originalDramatisch besluit Anneke Grönloh: ‘IK STOP!’

Wekenlang heeft ze erop lopen kauwen, voordat zij de knoop doorhakte. Maar voor ANNEKE GRÖNLOH staat haar besluit vast: Nederlands eerste tieneridool wordt morgen 75 jaar en vindt dat een mooi moment om bekend te maken dat zij stopt met optreden en daarmee een punt zet achter haar carrière. Een besluit dat haar zwaar valt…

Nederlands eerste tieneridool ANNEKE GRÖNLOH wordt morgen 75 jaar. Maar vandaag al, aan de vooravond van die mijlpaal, maakt de zangeres bekend wat zij de afgelopen weken voor zichzelf heeft besloten. Een dramatisch besluit, wat haar dan ook zwaar valt: Anneke stopt met optreden en zet gedwongen - door haar slechte gezondheid - een punt achter haar rijke carrière van zo’n 60 jaar.

Dertig miljoen keer gingen ze wereldwijd over de toonbank, haar grote hits als Brandend Zand , Soerabaja en Paradiso . De zangeres woont sinds een paar jaar in Frankrijk en zingen voor haar trouwe publiek wordt steeds moeilijker. Sinds vorig jaar draagt zij vrijwel continu een zuurstofmasker, wat Anneke er overigens niet van weerhield daarmee toch nog verschillende optredens te doen.

Energie

,,Maar het gaat niet meer”, zegt ze me vandaag, ,,ik kan niet meer. Na afloop denk ik steeds: ik ben gek dat ik dit doe. Ik sta naar adem te happen, kan dan nauwelijks praten en ben aan het eind van mijn Latijn. Het probleem is: ik kan nooit een béétje optreden. Ik geef me altijd helemaal, dat heb ik mijn hele carrière gedaan, hoe frêle ik misschien ook oog. Maar het kost tegenwoordig zoveel energie, de reis alleen al. En daarbij, mijn krachten nemen gewoon af en ik merk dat ik steeds langere tijd nodig heb om ervan bij te komen. Dat kost me tegenwoordig dágen. Maar het is zo jammer, weet je? Veel liever was ik nog een paar jaar doorgegaan, maar helaas, dat zit er niet in. En half gas geven… dat kan en wil ik niet. Ik moet er vol voor gaan en als dat niet meer lukt, dan zal ik onder ogen moeten zien dat er niets anders op zit dan te stoppen. En dat besluit heb ik de afgelopen maanden nu voor mezelf genomen.”

Verjaardag

Met haar manager BART PEETERS heeft Anneke bedacht dat het moment van haar 75ste verjaardag moest worden aangegrepen om dat nieuws bekend te maken.

,,Ik heb er weken mee rondgelopen”, zegt ze, ,,en enorm tegenaan gehikt. Gisteren dacht ik nog: zal ik die stap nou wel zetten want het is zo definitief, maar het is beter zo. Er is stiekem ook wel naar toegewerkt door de mensen om me heen. Nieuwe optredens hebben we al een tijdje niet meer aangenomen. De agenda is gesloten. De optredens die al eerder waren geboekt, werk ik natuurlijk nog netjes af. Maar elke keer komt de allerlaatste daarmee dichterbij en dan valt het doek ja, dat zal niet gemakkelijk zijn want optreden is altijd mijn lust en mijn leven geweest. Ik weet ook niet beter, ik heb sinds mijn middelbare schooltijd nooit anders gedaan.”

Zelfs de dood van haar man en haar snel slechter wordende gezondheid konden Anneke Grönloh niet stoppen. Toen zij afhankelijk werd van een zuurstofmasker moest zij wat schroom overwinnen om daarmee op de bühne te verschijnen, maar de reacties vielen haar ontzettend mee.

,,Ik zag de mensen af en toe wel eens schrikken,” zegt ze, ,,en ik vermoed dat ze dachten: als dat maar goed gaat. Maar als ik dan begon te zingen, was ik toch weer gewoon Anneke Grönloh. Ik heb het grote geluk gehad dat mijn stem altijd vol en krachtig is gebleven. Daarom is het ook zo jammer. Maar het wordt onverantwoord. Als ik van het toneel kom heb ik het Spaans benauwd, mijn hart gaat tekeer en moet dan zo hard werken dat het bonkt in mijn keel. Mijn grote angst is een longontsteking, die zou fataal zijn. Maar ja, toch was dat het me steeds waard. Ik heb nog zoveel plezier in werken en ben er dan ook kapot van, echt kapot, dat het niet langer meer gaat. Wat had ik er graag nog wat jaartjes aan vastgeplakt en het publiek die liedjes gegeven waar ze ook nooit genoeg van hebben gekregen. Maar helaas. Ik heb mijn hele leven weten te voorkomen dat ik afhankelijk van iets of iemand zou zijn. Maar die zuurstof… ja, daar kan geen mens zonder.”

Rasoptimist

Verder zegt ze: ,,Nu ben ik helemaal afhankelijk van alle apparatuur, die ook steeds mee moet. Drie enorme koffers met die machine, met elektriciteit, met reservebatterijen voor als de stroom uitvalt en ik zonder lucht zou komen te zitten. De cylinder met zuurstof moet mee. Bart of mijn zonen sjouwen het allemaal en doen dat graag, daar niet van. En het publiek geeft me met zijn enthousiasme ook zoveel energie terug dat het soms verleidelijk is om te denken: ik ga nog wel even door. Ik zing al mijn liedjes nog in dezelfde toonaard! Maar ik wil het moment toch voor zijn dat het niet meer verantwoord zou zijn om op het toneel te staan. Ja, die beslissing emotioneert me zeer. Ik ben een rasoptimist maar hiermee heb ik grote problemen. Ik probeer me er zo goed en zo kwaad als dat gaat bij neer te leggen, maar het valt niet mee. Zingen en optreden is zo’n deel van mijn leven geweest. Ik moet me erbij neerleggen dat mijn gezondheid gewoon niet al te best is.”

Feesten

Anneke denkt niet dat, nu de beslissing is genomen, er een last van haar schouders zal afvallen: ,,Nee, het doet vooral veel pijn. En dat zal wel blijven. Natuurlijk, ik heb veel om op terug te kijken. En ik hoop dat me nog even gegeven is, maar lang zal dat niet meer zijn. Nee, nee, zeker geen jaren. Dat zit er niet in. Tien jaar geleden zat ik samen met JOS BRINK aan de keukentafel onze papieren voor de AOW in te vullen. Wij waren even oud, scheelden maar een week ofzo. Alleen werd bij hem heel kort daarna kanker geconstateerd en overleed hij al een paar weken later. Wim-Jaap is er niet meer. Mijn zusje is dood. Mijn verjaardag vier ik het liefste alleen.”

Dat lijkt morgen dan ook geen feestelijke dag te worden, bij Anneke in Frankrijk: ,,Vroeger gaf ik grote feesten. Omdat ik het hele jaar zoveel weg was, vierde ik mijn verjaardagen het liefst met het gezin, de familie en vrienden thuis. Dan werd er voor meer dan twintig man gekookt, later waren het er nog tien en nu…

Ik kan de drukte ook niet meer aan en uit eten gaan naar een restaurant, zit er niet meer in. Ik hou het hier maar een beetje stil en leef toe naar mijn laatste optreden wat in de agenda staat. Nee, ook daar wil ik dan niet veel aan doen. Dat wordt me te emotioneel, het afscheid. Mijn werk heeft altijd veel voor me betekend, maar optreden is teveel een gevecht geworden. Ik moet te hard knokken om het publiek te geven waar het recht op heeft. Ik ben moe.”

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 1     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Zonder er iets dramatisch van te maken, heb ik een probleem, met  veel, zo niet alles, dat mij in het harnas van mijn levensloop heeft gewrongen. Wringen vind ik een zeer goede omschrijving, omdat ik nooit aan wanhoop heb toegegeven, ondanks mijn geweldige eenzaamheid en de totale afwezigheid van een familie verband en nooit een tehuis heb gehad dat daartoe behoorde.      

Na het vele, vele vallen ben ik altijd weer opgestaan. De levenskracht                                                                  daartoe, dank ik aan mijn vader, aangaande de parabels die een beste vriend van mijn Vader,  gedurende  een te korte tijd, aan mij heeft doorgegeven en bovendien van wat   ik te weten ben gekomen over zijn reputatie, samen ook met het geweldige niveau dat hij daarmede    in de  maatschappij en ook  zijn eigen Maatschappij, de B.P.M.-Shell, heeft weten te bereiken. Nu op de leeftijd van 77 jaar, voel ik mij genoodzaakt de balans van mijn leven op te maken. Niet alleen voor mijzelf, maar ook eventueel voor mijn kinderen. Het is mijn gevoel dat, als ooit een van mijn kinderen een probleem heeft, dat de geschiedenis van het leven van hun vader, hen de kracht kan geven om door te zetten

Ik had en heb een uitzonderlijk leven, interessant zelfs, maar toch in mijn persoonlijk gevoel onmenselijk, gemeen, te zwaar en bovenal  zeer eenzaam. Men kan zeggen dat ik redelijk succesvol met het overleven ben geweest, maar letterlijk met elke actie tot een verbetering van mijn leven, heb ik keer op keer ook altijd tegenstand moeten overwinnen. Het was met de handicaps van mijn verleden, altijd weer een strijd. Het is voor mij nooit vloeiend geweest, altijd en eeuwig waren er problemen, die ik heb moeten overwinnen, tot op dit moment toe.

Al verscheidene jaren ben ik van plan, om een boek over mijn leven te schrijven en daarin de ontdekkingen van de menselijke levensfactoren te beschrijven. Graag had ik de hulp ingeroepen van iemand als Adriaan van Dis of van andere schrijvers wiens namen ik tegen ben gekomen. Door het leven van mijn vader en dus met mijn eigen afkomst daardoor, had ik potentieel schatrijk moeten en kunnen zijn, maar door de oorlog is het totaal het tegenovergestelde geworden Armoede werd lange tijd mijn deel en ik voelde mij altijd opgejaagd en uitgebuit.

Maar vanwege en dankzij mijn beide ouders, heb ik kennelijk een geweldige veerkracht meegekregen, waarmede ik niet alleen al mijn tegenslagen heb weten te overwinnen, maar nu zelfs een staat van leven heb weten te bereiken, waar velen zeggen, nou waar heb jij nu nog zorgen voor nodig, Voor mij is het genoeg om nu te kunnen leven. Ik kan nu hopelijk van het aantal jaren die ik mogelijk nog heb, nog een beetje genieten. Maar wat is genieten, als je mogelijkerwijze niet meer weet hoe je dat kunt doen, als je moet oppassen om financieel rond te komen. Maar helaas, genieten, dat ken, of kan ik nu ook al niet meer, de strijd is voor mij te zwaar geweest, naast een vluchtige glimlach en terugkijkend het met een zekere 

voldoening, is het meestal slechts een bittere voldoening die niet echt is. Het is toch ook niet echt, het kan gewoon niet echt zijn. En zo ben je aan het wachten op de volgende klap die moet komen, je hebt toch immers nooit anders meegemaakt.  Zo gaat het met mij.

Adrian Lemmens, twee jaar oud.

Uit mijn historie zal toch zeker blijken dat mijn gedachtegang en mijn levensbeslissingen niet dom of ondoordacht zijn geweest. Waarom is het mij dan ook niet mogelijk om eens achterover te kunnen leunen en van enig succes, met enige voldoening kunnen te genieten? Ik geloof inderdaad dat er zo iets is dat de maat nu vol is; het is allemaal teveel geweest. Maar waarom heb ik in dat geval dan ook niet de moed verloren en ben ik in elkaar gezakt en tot niets meer in staat, dat is toch wel het wonder van het leven. Ik noem het   de veerkracht in de mens en stel vast dat die enorm krachtig is.

Ja, ik ben getrouwd en ik heb drie kinderen, die allen uitstekend terecht zijn gekomen en mijn vrouw is ook mijn zeil kameraad op zee.! Ik stelde zeer hoge eisen aan mijzelf en zonder die eeuwige discipline, had ik het ook nooit overleefd. Het is immers je verstand en je wil tot leven, die een mens in leven houden. In mijn leven heb ik mijzelf altijd van alles  ontzegd om uit mijn armoede omhoog te kunnen klimmen en iets te bereiken. Ik ben nooit  gewend geweest op vakantie te gaan, een ijsje, een bioscoop, met vrienden een drankje drinken of sporten. Als je dat allemaal niet gewend bent, dan is het ook tamelijk gemakkelijk om frugaal en gedisciplineerd te zijn. Uiteindelijk    heb ik redelijk wat bereikt. Maar het geeft geen geluk of genoegen, om er op terug te kunnen kijken, het was immers allemaal te hard en te onmenselijk.

Wat het voor mij nog erger maakte, is dat alles zo anders had gekund. Dat dankzij mijn vaders vooruitziende blik mijn mogelijkheden anders hadden gelopen. Dat mijn vader zijn grootste offer, zijn eigen leven, bracht in het vervullen van zijn vaderlijke plicht  voor zijn nageslacht en na het  voldoen van wat mijn vader als zijn plicht zag, hij slechts een trap na kreeg; van zijn eigen land.

Voor de mensen die de oorzaak van ons ongeluk werden, was er aanvankelijk veel succes en was dat ook voor een langere periode voor hen weg gelegd, maar tenslotte verdronk de een met zijn dikke pensioen in zijn eigen zwembad en was de ander ongelukkig met zijn kinderen en zijn ambitieuze vrouw.  En het feit van het eeuwige mislukte pogingen om mijn persoon te elimineren, alsmede de vele schandalen met secretaresses op zijn kantoor. Met zijn geweldige macht en zijn onaantastbare positie, kon die man doen en laten wat hij wilde. Die man had geen geweten. Inderdaad zijn er in onze wereld mensen die op een gegeven moment zo hoog staan, dat ze zich door gegeven omstandigheden onaantastbaar wanen en zelfs met de duivel zelf heulen. Ik heb nu een pensioen van de WUV, met alle restricties dat voor het Nederland, dat wij nu kennen, gewoon is. Uiteindelijk was ik een kundige advertentiefotograaf, met ook mijn eigen uitstekend geoutilleerde studio. Het maken van ontwerpen voor advertentiewerk, was voor mijn aangeboren handigheid niet zo’n probleem en verdienden wij daarmede extra geld met minder uitgaven En   dat had ook extra voordelen.

Door het in die tijd anti Nederlands heersende sentiment, in Nieuw Zeeland, (de Nederlanders hadden een reputatie voor hard werk en succes waardoor de gemiddelde en kalme steady-as-she-goes Nieuw Zeelander zich bedreigd voelde) en zo kreeg ik meestal alleen maar het werk, waar ik bekend om werd. Werk dat nu alleen met computers gedaan wordt, deed ik in die tijd reeds met het gebruik van meerdere camera’s voor de productie van één foto. Het brood-en-water werk ging weer naar mijn Nieuw Zeelandse collega’s die ook vrienden maakte met “wine and dine”, wijn en etentjes, ter bevordering voor hun werk en hun contacten, iets dat mij en mijn historisch nu zo ingewortelde mentaliteit niet lag, en waardoor wij nooit een geweldig inkomen konden bereiken. Echter op en met mijn vrije tijden en momenten, bouwde ik ons eigen huis en ook een nieuwe studio voor mijzelf, met mijn eigen handen en contractuele hulp.

Mijn studio werd ook bekend, voor het feit dat wij fotografisch bijna het onmogelijke konden doen, met behulp van lasers en met fluorescerende verven, dat zorgvuldig geheim werd gehouden door ons. Zo gebruikte ik mijn tijd om te verdienen wat ik kon, of mijn huis te bouwen, zoals ik dat voor ogen had. Op het einde kwam dat allemaal op zijn pootjes terecht, maar het was wel dubbel hard werk, terwijl mijn vrouw Paula mijn secretaresse was en de moeder van onze kinderen, die op oudere leeftijden vaak in alles meehielpen.

Nu met nieuwe wetten en regulaties kan zoiets ook niet meer, of alleen nog maar ten dele. Gemeten naar mijn inkomen dat in die tijd ook naar ons nieuwe huis ging, werd ik op het gemiddelde inkomen geschat door    de WUV en mijn kwalificaties zonder de Nederlandse papieren, werden volgens Nederlandse maatstaven niet erkend. Een rechtszaak in Utrecht, bepaalde via een vinnige WUV advocaat, dat mijn kwalificaties gelijk stonden met een gewone verkoper in een fotowinkel en daarop werd mijn WUV pensioen berekend. We kunnen er van leven, maar dat is alles.

Adrian Lemmens met zijn ouders, 1939.

Dat is ook geen bevredigende situatie, na alles dat ik heb meegemaakt en verloren heb. Mede door de Nederlandse behandeling voor wat betreft de “Indische Kwestie”, met name door ons met hun acties uiteindelijk zwaar te bestelen, werd ons gezin behoorlijk getroffen. Ergo voor mijn Vader, die werkelijk het hoogste offer bracht voor de goede zaak en het met zijn leven betaalde. Ik ben en voel mij echter nog steeds een Indische jongen van “Tempo Doeloe”, met een Hollandse (Amsterdamse) vader en een Duitse moeder. Beiden krachtige, nee kolossale mensen. Helaas de omstandigheden hebben mij mijn vader ontnomen met de torpedering van de “JUNIO-MARU”, met de zo velen andere kostbare Nederlanders en de arme meedogenloos bedrogen ROMUSHA’S. Alle 5860 van onze mensen, van ons nu vroegere Nederlands-Indië kwamen daarbij om het leven.

Via het internet heb ik merkwaardige belevenissen en kennismakingen meegekregen, zowaar net ook weer van een naamgenoot, familie zelfs, een kampgenoot uit het Banyu-Biru kamp 10.

Toen wij op het laatste moment door de B.P.M.-Shell uit Borneo werden afgevoerd naar Java, op vrachtwagens door de jungle naar Banjermasin en  op een boot van de K.P.M.  werden geladen als deklading met onze bedienden en bagage. Ik heb dat schip als een toenmalig zesjarige altijd in mijn herinnering meegedragen, een drie eilanden schip van het type dat toen bekend stond, zwarte romp en wit bovendek.

Ik heb dat schip, waarvan mijn Moeder in die verwarring zelfs de naam niet meer wist,  meer dan twintig jaar gezocht; ik weet, of wist, dat het klein was. Na de boeken van Bezemer (zowat 1500 pagina’s) te hebben doorgeworsteld, viel mijn oog op het K.P.M. schip de Janssens, onder gezag van een merkwaardige man en gezagvoerder G.N. Pras. Toevallig begon in dezelfde tijd ook de Australische schrijver “Doug Hurst” met een boek onder de titel            “The Fourth Ally” staat daar merkwaardigerwijze de ms. of ss. Janssens op blz. 44 en de afbeelding van het schip (er zijn merkwaardig veel toevalligheden die in mijn leven voorkomen) is nagenoeg het evenbeeld van wat nog in mijn herinneringen staat. En dat is nog niet alles: op dat moment komt opeens ene Gerardus Lemmens uit Engeland via e-mail zich aandienen. Zijn vader blijkt op het moment van de inscheping in Banjermasin, de tweede boordwerktuigkundige te zijn geweest op dat schip. Terwijl zijn moeders naam Lemmens Guetjens G.C., als onze kampgenote van camp tien “Banyu-Biru” onder die van mijn Moeder Lemmens-Finger T.G. staat, in die kamplijst van “Camp 10 Banyu-Biru”. Allemaal ongelooflijk.

Gerard Lemmens, een van drie kinderen is pas na die oorlog geboren. Zijn vader overleefde de oorlog, zijn broer en zus zijn van voor de oorlog. Gerard Lemmens  gehuwd met een Schotse vrouw woont nu in Sussex in Engeland.

Wat zo bijzonder is over dit schip, is dat wij buitengaats van Banjermasin en op weg naar Java, door twee Japanse Zero’s werden aangevallen, met onder elke vleugel een bom, dus vier bommen, ik zie ze nu nog hangen, als op mijn netvlies gegrift. Daar gaat de eerste bom, het schip vaart nu op volle kracht, de officieren volgen de baan van de bommen en maken uitwijkingsmanoeuvres. De dekken zitten vol met vrouwen en kinderen waaronder veel baby’s, vele bedienden, waaronder mijn baboe “Sumina” en de barang (bagage) Een beginnende bijna geluidloos  geschreeuw gaat op. Het is angstwekkend, schreeuwden ze toch maar echt. De bom komt rakelings langs de bakboordzijde, vlak langs ons heen aan het achterdek. Een geweldige fontein schiet omhoog en stort zich op het dek. Wij spartelen allen schreeuwend op dek tussen de ronddrijvende bagage. Naar mijn herinneringen kwam het water tot mijn heupen. Dit gebeurd in totaal vier keren. Het schip gaat geheel schuin in de bochten, waardoor allen aan dek overal tegen aan en tegen elkaar botsten, een baby spoelt bijna overboord. Het was een verschrikkelijke nachtmerrie, waarvan de beelden mij mijn gehele leven achtervolgd hebben, vooral als ik in mijn tegenwoordige leven de een of ander haai tegen kom (wij zijn namelijk zeezeilers).  

Mijn vader in het uniform van reserve sergeant bij het KNIL.

Vier bommen overleven wij op die manier, daarna kwamen die Zero’s weer op ons af en wij wisten het instinctmatig: wij zouden nu mitrailleervuur moeten ondergaan. Maar plotseling braken zij hun aanval af en verdwenen. Oorzaak is een eenzame “Glenn-Martin” van een basis op Noord Java, die om welke reden dan ook, de Japanners op de vlucht deed slaan en wij hadden dit drama overleefd. De Glenn-Martin vloog drie rondjes om het schip, met haar vleugels wiegend als een groet en een gejuich van het schip ontlokte en wij bereikten tenslotte Java.

Na het lezen van veel beschrijvingen, over de verschillende acties, van de dappere “Janssens” uit het boek van de Australische auteur en die de gehele oorlog overleefde, ben ik er 99% zeker van, dat zij de “ms. Janssens” was, die ons naar Java bracht, maar die ene procent zou ik toch nog graag verzekerd zien. 

Na mijn korte beschrijving, voor onze mensen, in het ICM-online van Ferry Schwab, met de “Indische Kwestie”, aangaande het incident met Marlies van Zanten Hyllner in 2012, ging ik op vakantie naar Europa Twee van mijn drie kinderen wonen overzees. Ik had mijn artikel aan ICM-online laten lezen, die het prompt publiceerde, eigenlijk zonder daar eerst mijn toestemming voor te vragen, maar “no matter”. Mijn artikel heb ik met de grootste moeite gedurende mijn reizen proberen te volgen.

Doordat ik constant onderweg was, kon ik zonder de medewerking van Ferry Schwab ook geen lid worden, ik ben niet zo’n computerheld en heb ik nooit ooit iets van het kennelijk regelmatige commentaar op mijn artikel kunnen volgen. Dit vond ik zeer spijtig en werd ik daar door ICM en Ferry zelf ook niet verder geholpen. Ik heb nu het contact met ICM en Ferry  verloren; ook al omdat zij met hun activiteiten meer op de Nederlandse dan op de buitenlandse Indische bevolking zijn gericht. Pasar Malam dit en Pasar Malam dat, waar wij (van overzee), helaas niet naar toe kunnen gaan. Bovendien wil ik hem verder ook niet met mijn besognes lastigvallen. Mijn reden daarvoor is gewoon, omdat ik samen met mijn familie niet alles alleen maar heb verloren in en van het oude Nederlands-Indië, maar dat wij dankzij mijn vaders hoge functie (de nr. drie in de top bij de B.P.M.-Shell, op Balikpapan Borneo en daarbij Tarakan), ondanks de oorlog nog geweldige investeringen hadden in Engeland en de U.S.A. Tegoeden van de B.P.M. die onder grote woede van de toenmalige Nederlandse Regering, wel al haar mensen het achterstallige salaris en pensioen uitbetaalde. Maar onze investeringen, bezittingen en gelden, zijn ons in Nederland allemaal door toedoen van de Nederlandse Staat ontnomen. De Nederlandse autoriteiten zijn er ook de schuld van geweest, dat ook ons eigen huis of eigenlijk dat van mijn (voogd) grootvader, waar wij notabene in opgegroeid waren, ons ontnomen is. Ons huis is gewoon geconfisceerd      en dat 24 uur voor we in Amsterdam als repatrianten aan wal kwamen.  

Komt daarbij ook nog eens de Wet tot de HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW (die pas in 1956 gewijzigd werd)  EN DAAR OOK NOG EENS BOVEN OP, MIJN MOEDER EN HAAR DUITSE ACHTERGROND, kregen we de zoveelste schop onder ons achterwerk. Daar kwam nog bij dat wij bij de, door Nederland en haar bevolking, ongewilde Indische Nederlanders behoorden. Hoe is dat mogelijk, wat kon er nog meer tegen ons worden ondernomen. Hoe meer konden wij nog vernederd worden. Helaas, alsof dit allemaal nog niet genoeg was, dit was in feiten nog maar het begin van onze ellende, zoals men in deze artikelenserie die ik speciaal voor de NICC Nieuwsbrief heb beschreven, zal ontdekken.

Buitengaats van IJmuiden, kregen wij op de “ms. Slooterdijk van de HAL”, waarmede wij uit Indië arriveerden een telegram van de Amsterdamse Autoriteiten. Ons huis in Amsterdam Centrum werd nu opgeëist voor Nederlanders en wij moesten nu zelf maar voor onze accommodatie zorgen. Er werd ons door deze autoriteiten geen verdere hulp verleend voor het vinden van een andere behuizing.

Ons huis, het ouderlijk huis van mijn Vader, was gedurende de depressie, door mijn Vader, van mijn grootvader gekocht, om hem met zijn kunst schilders zaak, beneden in zijn souterrain te redden van bankroet. Dat was dus vanaf dan ook ons huis, Cornelis Anthoniszstraat nr. 8 in Amsterdam Centrum.  

Mijn grootvader, tevens mijn voogd, en de wet  handelingsonbekwame vrouwen, toen ook nog benodigd als haar mannelijke familie lid, woonde nog steeds in het souterrain. Het bovenhuis had hij helemaal opgeknapt met parketvloeren en nieuw behang, zodat het voor ons prettig wonen zou zijn. Ook had hij in de buurt naar scholen voor mij  geïnformeerd, ik was nog niet naar school geweest en kon nog steeds niet lezen of schrijven, of zelfs tellen. Dat was in oktober 1946 en ik was dus tien jaar oud.

Nogmaals mijn ouders in ons huis in Pladjoe aan de Moesi rivier.

NU KOMT  VOOR ONS,  ONS DUBBELE ONGELUK.!!! 

A.)  Van Indië komende waren wij in Nederland niet welkom.

B.)  Vanwege de confiscatie van ons huis, verloor ik mijn voogd (groot-vader ) die al in zijn tachtiger jaren was en hij was nog steeds herstellende van de laatste en vreselijke hongerwinter in Amsterdam.

C.)  Mijn Moeder was een Duitse en sprak dus met een Duits accent en in Nederland heerste een grote anti Duitse gezindheid en haat. Haar Nederlandse paspoort, was van geen consequentie.

D.)  Mijn Moeder was door de wet van de “HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW,” onbevoegd en onmachtig, om voor haar eigen belangen te zorgen, zonder een mannelijke bijstand of familielid. Mijn grootvader niet alleen mij als voogd, was maar ook mijn Moeder  ontnomen als inwonend mannelijk familielid, door die actie tegen ons.

E.)  Mijn Grootvader was vanwege zijn gezondheid ook behoeftig aan mijn moeders hulp en bijstand; een wederzijds drama.

F.)  Mijn moeders familie zag een kans in Duitsland, in de Britse bezettings-zone, mar de mogelijkheid voor ons, om daarheen te vluchten was nihil en er werd niet bemiddeld.

G.) Mijn alarmerende tekort aan educatie werd door deze situatie verzwaard. Er was voor mij geen oplossing en was ik vaak opgesloten en alleen, terwijl mijn Moeder noodgedwongen op stap was.

H.)  Mijn moeders, of liever mijn vaders reputatie, was mijn Moeder voorgegaan. Bij de B.P.M.-Shell, was mijn moeder bekend als de “Gouden weduwe Lemmens” Later ook de weduwe van de “JUNIO-MARU”.

I.)  Mijn Moeder ging voor hulp naar de B.P.M.-Shell, gesteund voor het voor-oorlogse advies van  haar man en mijn Vader, om nooit iemand te vertrouwen en zich alleen bij de B.P.M.-Shell te vervoegen. Ik was daar bij en hoorde die waarschuwing van mijn vader ook In Bandoeng, na de capitulatie.

J.)  Mijn Moeder werd naar de B.P.M.-Shell weduwen en wezen afdeling verwezen, waar een  een zekere J. den Besten zich onmiddellijk over haar ontfermde en haar omringde, met alle zo welkome attentie, die zij van de Nederlandse autoriteiten moest ontberen. Deze man had in zijn functie natuurlijk inzage in onze papieren, hij liet mijn moeder na die tijd niet meer los en ging de begeleidde haar, totdat hij mijn Moeder binnen het jaar te pakken had, met hemelse beloften, ook jegens mij en met grote vooruitzichten en alle mogelijke attenties. Het was de Heer of liever de “bandiet”, Jannes den Besten gelukt om ons in te palmen. Zijn broer NICOLAAS den Besten, zou in de latere vijftiger en zestiger jaren de Amsterdamsche Bank oplichten voor 60 miljoen gulden met de zogenaamde “SOCRATES AFFAIRE”.

Waar was de verantwoording van de B.P.M.-Shell, in deze situatie  voor een gewezen en eens “zeer” belangrijke top-employé’, zijn weduwe en zijn weeskind (hierop geef ik ook een antwoord, verderop in mijn relaas). Helaas, voor mijn Vader, in zijn hoge positie, waren er ook vijanden en die waren nu zelfs machtiger na die oorlog, die door die ons beiden individuen was overleefd. Een was de zoon van een zittend directie lid van de B.P.M.-Shell in het hoofdkantoor, nu zat hij zelf in die directie, ir. Jan Brouwer en de andere, een verrader en collaborateur met de Japanners, die daarmee zijn familie had gered, een dr.ir. in de Archeologie, H.H. Brons, Ab in de omgang. Hij was later in Nederland, de oprichter en directeur van de R.R.P., de Rotterdam Rijn Pijpleiding Maatschappij,  een dochteronderneming van de Shell, voor het transport van olieproducten naar Duitsland, die dat werd dankzij zijn vriendje de eerder genoemde directeurszoon, ir. Jan Brouwer. Beide “heren” werden door mijn Vader gecorrigeerd, uit naam en in opdracht  van de B.P.M.-Shell, vanwege hun slechte openbare gedragingen en hun onbetaalde rekeningen van voor de oorlog. Voor welke redenen ook hun  

aanvraag tot een salarisverhoging was geweigerd.

Het was niet mijn vaders keuze maar het was wel in zijn functie, deze mensen daarvoor te berispen. Wat een ongelukkige omstandigheid, dat ook in dit geval, het wederom de B.P.M.-Shell was, die ons daarmede dupeerde, vooral met de toekomst- mogelijkheden, die deze twee individuen later zouden of konden hebben.

Wij, mijn moeder en ook ik, moesten daar na die oorlog een dubbele prijs voor betalen, was dat nodig, was dat fair. Onze familie was door deze ongelooflijke samenloop van omstandigheden ernstig gedupeerd.

(tot zover het eerste deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef).

 

Reactie Jan De Keten Webmaster ICM.

In het artikel werd Ferry Schwab (ICM)  in het negatief daglicht gesteld. Ferry kennende staat voor iedereen klaar van "hoog" tot "laag"; Ik ken hem al lang van uit zijn projecten van zijn bedrijf. Een manager waar velen een voorbeeld aan kunnen nemen - desondanks de grote druk en spanningen, stond hij altijd klaar, en al bel je hem om  2 uur s'nachts uit zijn bed. Ik kan mij niet vinden in het verhaal van Adrian Lemmens, wie publiceert kosteloos een verhaal, en waarom hebben de andere leden uit New Zeeland zoals een Ivo geen problemen gehad! Adrian had drukker met zijn rijzen en moet zich afvragen of hij ook dat over heeft voor andere Indo's, behalve dat zijn eigen verhaal centraal wil plaatsen.

Deze vraag zal Adrian zich zelf moeten stellen het feit dat dit ook bij NICC is gepubiceerd zegt genoeg, lijkt mij een excuusjes wel op zijn plaats. Welke Indo runt 14 jaren een toko als ICM, met ondankbare mensen, sorry het moet er even uit!. Zonder ICM was dit verhaal niet wereldwijd verspreid. Waarom heeft Ivo geen problemen met ICM, is nu al 2 jaren abonnee van ICM, woont ook in New Zeeland.

Jan De Keten Webmaster ICM

8 juli 2013.

Lees verder…

10897284676?profile=originalIndo Rock ons cultureel paradepaardje? (5)    door:  Albert van Prehn

Vanuit onze afkomst hebben wij veel met muziek te maken, niet alleen met de muziek van onze ouders maar wat dacht u van de Indonesiërs zelf? Ik weet nog goed dat onze baboes en ook de jongos hun liedjes zongen tijdens het werk wat zij voor mijn ouders deden. Veel van deze melodieën kende ik alleen maar via hen en bovendien zongen onze ouders ook al die Indonesische liedjes gecomponeerd door mensen die in hun tijd deze de wereld in stuurden zoals: ‘sorry huil je toch nona manies’, ‘waktoe potong padi’ en ik weet niet meer welke liedjes er nog meer zijn, omdat ik geen verkeerde dingen wil vertellen, maar Indonesisch was het, met taal en al.

Eigenlijk zijn de melodieën best mooi, het brengt je weer in de sfeer van het land, de nostalgie gaat je parten spelen als je die nummers hoort, en wat opvalt is dat die liedjes altijd een soort van heimwee, verdriet, miskenning inhouden en dat daaraan gerelateerd ook de melodie hangt. Zonder tekst voel je al wat het liedje gaat vertellen. Zouden wij kunnen zeggen “The Indonesian blues music”? Ik ga te ver denk ik als ik dat zo de wereld in jaag.  Er zijn ook talrijke vrolijke muziekjes maar ook hier, mooie melodieën en harmonieën. Ik denk dat van dat zicht punt de indo muzikant daarom meestal kiest voor de mooie melodieën muziek, zoals country bijvoorbeeld. In feite zijn wij al van inborst geen hard rockers en metal laat staan trash etc., waar het lawaai de boventoon voert en de gitaren elkaar geen ruimte geven als het gaat om geluidshinder.

Ik kom zelf veel met mijn bands in zalen waar men op onze muziek danst en ook binnen onze band wordt gekozen voor mooie melodieën muziek, zoals ik het even noem. We hebben geen scheurwerk à la Slash en weet ik veel hoe die groepen heten die met een hoop geschreeuw, op Vikingen gelijkende figuren daar met een hoop lawaai staan te beuken op hun gitaren. Ikzelf heb wel sommige bands die ik leuk vind, maar dat doet in deze zaak er niets toe. De Indo’s houden er in het algemeen niet echt van en ik weet zeker dat als ik voor een kumpulan met metal of hard rock kom, dat ik met alle apparatuur en al binnen de kortste keren de zaal uit vlieg.

Daarbij moet ik wel zeggen dat ik ook geen fan ben van te overdreven lieftallige muziekjes die ik her en der hoor en waar de componist teveel heeft gekeken naar de over-romantiek en dat in zijn compositie heeft verwerkt. Indo-kassian-muziek noem ik het oneerbiedig en daarvoor mijn excuses, want het is puur een persoonlijke smaak. Van mij mag een muziekstukje best mooi klinken maar ook met inhoud en het moet niet saai worden door het te overgieten met een romantische uitdrukking.

Onze muziek tot nu toe, is voor een groot deel staande gebleven en van al die bands die ik tegenkom als collega’s, hoor ik over het algemeen min of meer dezelfde nummers, soms in een eigen jasje gestoken. Is dit verkeerd? Nee hoor, zolang je de muziek met jouw hart en soul kunt brengen is er niets aan de hand want we spelen, laten we eerlijk zijn allemaal bijna covers die we brengen. Wat ook heel veel te zien is dat we het niet kunnen laten om ook de Indonesische invloeden die wij ook in ons hebben, onze roots van de andere kant, te spelen en dat is eigenlijk voor een groot deel de muziek die wij nog steeds maken en op de bühnes brengen. Covers, of het nou Amerikaans-Hollandse of Indonesische zijn, we brengen het op onze eigen manier, de Indo manier.

In de rock and roll tijd had men behoefte om het “Indo Rock” te benoemen maar nu is deze benaming niet specifiek voor iedere indo band van toepassing. Er zijn jongens die de echte rock and roll uit het roemruchtige verleden nog steeds proberen te brengen op de originele manier van toen, maar als ik eerlijk ben, is er toch een verschil van uitvoering. De oude muziek klinkt toch wat gedrevener en je voelt de spirit die de muzikanten hebben beziggehouden terwijl het in onze tijd iets anders beleefd wordt, als ik zo vrij mag zijn.      Ik speel ook wel wat oude instrumentals maar gezien mijn muzikale verleden breng ik het op een persoonlijke manier en zou die oude jago’s niet eens kunnen evenaren, niet wat het spelen betreft, maar wat betreft de sound, de invulling die die oude knakkers zo in zich hadden.

De roots muziek en dan bedoel ik de Indonesische kant van onze roots, heeft toch heel veel invloed op onze uitvoering gehad en heeft het nog steeds. Vandaar dat onze kumpulans nog steeds kunnen bestaan, want zowel muzikanten alsook het publiek heeft een ding gemeen wat hen tot elkaar brengt. Dat is en blijft diezelfde roots die wij hebben in ons, die roots die het Indo zijn in zijn muzikale beleving zo kenbaar maakt. Voorlopig houden wij het zo en op de dag dat dat er niet meer is, zullen er geen indo muzikanten meer zijn.

 

Lees verder…

10897349477?profile=original10897349296?profile=originalHalbe Zijllstra van de VVD vraagt zich af "waar is die 689 miljoen gebleven, 

veel geld voor die tijd" dat de republiek Indonesia aan Nederland betaalde die weer aan de Nederlandse Indische Gemeenschap (NIG) betaald diende te worden, die uit het land moesten vluchten met het verlies van al hun bezittingen, spaar - en banktegoeden. Rutte en Geert wordt wakker ! Gaat nu om ruim 3 miljard, betaal een keer de Indische schulden aan de 60.000 Indiegangers en gebruik die meevaller eens om je oude Indische schulden te betalen, grote wanbetaler!

Lees verder Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel VII ophttp://icmonline.ning.com/…/geschiedenis-trakaat-van-wassen…

Lees verder…

Op zoek naar herkenning

Op zoek naar herkenning


De transformatie van het bergdorp Poedjon/Pujon

Het boven Malang gelegen bergdorp Pujon heeft veel geleden tijdens de oorlog. Zó veel dat alleen een zeer geoefend oog nog de restanten ziet van wat het ooit moet zijn geweest. Jan Somers neemt ons mee naar het dorp van zijn grootouders en gaat op zoek…

Malang, op weg naar Pujon. Op de achtergrond de Arjuno.

Door Jan Somers

Bewoners van Soerabaja die de hitte wilden ontvluchten gingen ‘naar boven’. Favoriet waren  de bergdorpen boven Malang: Batoe, Poenten en Poedjon. Naar Malang was er een goede treinverbinding, en verder met bus of goedkope taxi.

Batoe was een druk vakantiedorp, met Poenten en de uitspanning Selekta als uitloop. Batoe had veel tuinbouw, en een beginnende teelt van appels. Ik kan me het landgoed van een rijke autohandelaar herinneren. Een groot complex met kampeerfaciliteiten voor de padvinderij. Van zo’n kampeervakantie kan ik me herinneren dat we bij slecht weer uitweken naar een groot logeergebouw. Op dat terrein had hij ook een katholieke kerk voor de inwoners, waarvoor hij een priester betaalde. Hij scheen ook veel geld te doneren aan de katholieke kerk; in Soerabaja was ik misdienaar toen hij een hoge pauselijke onderscheiding kreeg.
Ook Herman Bussemaker, de bekende historicus, had hier zijn wortels. Hij was weliswaar geboren in Soerabaja, maar verbleef tijdens de Japanse bezetting op de sinaasappelonderneming van zijn ouders boven Batoe. 

Poedjon, aan de weg van Malang naar Kediri.

Poedjon lag weer boven Batoe, op een bergpas, met een prachtige kronkelende weg richting Kediri. Als desa stelde het niet veel voor. Een kaarsrechte weg bovenop de pas (1200 m.), met wat zijstraatjes. Feitelijk heette onze desa Ngroto, maar werd Poedjon genoemd naar de gelijknamige daerah. Het mooie van Poedjon was de ligging tussen de bergen: Kawi, Dorowati, Andjasmoro bergketen, Ardjoeno, Keloed. De Keloed was bekend om de knappe drainage van het kratermeer dat in 1919 bij een uitbarsting met heet water 104 dorpen vernietigde.

Als kleine jongen logeerde ik hier bij mijn grootouders. Zij hadden hun koffietuinen in de bush van de Zuid-Smeroe verruild voor hun oude dag in Poedjon. Als vijfjarig jongetje mocht ik wandelen met de Bengaalse geiten. Beter gezegd, zij wandelden met mij. Ik was nog te klein om de relatie tussen die geiten en de sateh kambing van oma Wakirah te kennen. En naar koffie loeak zoeken in de kleine koffietuin. Soms logeerden we bij een oom en tante die een bloemenkwekerij hadden, maar ook begonnen waren met appels. Ze waren ook net begonnen met vakantiehuisjes. ’s Middags mocht ik Soebandie, de mantri, helpen met het oppompen van de Stormkings die werden gebruikt als verlichting naast de vele lampoe templeks. Schuin tegenover ons woonde een andere familie, met als moderniteit een stroomvoorziening: een generator die een paar 25 Watt lampjes kon voeden. Het hele dorp liep uit! Vanwege het lawaai van de generator kwam al gauw een einde aan deze nieuwigheid. In Poedjon was een luxe hotel, Hotel Justina, dat ook elektrisch licht had. Maar de dure auto’s in de oprit trokken meer aandacht. In dit hotel verbleven in 1929 de Belgische kroonprins Leopold en kroonprinses Astrid enkele dagen om uit te rusten van hun tweemaandelijkse reis door Indië.

Mijn ouders lieten in Poedjon een huis bouwen voor de vakanties, en om er na hun pensionering in te wonen. Het lag schuin tegenover dat van mijn grootouders, achter de bloemenkwekerij, en naast het huis van Soebandie (die we overigens Bandiet noemden) met zijn gezin. Om de ‘bewoner’ van een te kappen bamboebosje gunstig te stemmen moest een slametan worden georganiseerd. Bandiet vond de lokale priester te duur, híj deed het voor minder. Baboe Soep vond het maar niks, en ze kreeg gelijk: Bandiet spoorde naderhand nog meer boomgeesten op die ook met zijn ritueel moesten vertrekken.

Een Nulite Stormking, verkocht door de firma Joseph Rute, Soerabaja.

Mijn ouders stonden wel open voor nieuwigheid. Zo kwam er een gasnetwerk om vier luxe gaslampen te voeden. Centraal stond een gastank met benzine die ik onder toezicht van Bandiet elke dag mocht oppompen met een fietspomp. Het was geen succes, losse Stormkings waren veel handiger. Een andere moderniteit was de watervoorziening met een hydraulische ram uit de Kali Konto naar een eigen watertoren. Hoefde de toekang air niet meer te sjouwen met petroleumblikken aan zijn pikolan om de mandibak te vullen. En je kon onder de douche. Met het gevaar dat je dacht dat het leidingwater was, drinkwater. Maar het was hetzelfde water dat voorheen de toekang air ook uit de Kali Konto haalde.

Ik was nu 11 jaar oud. Als nakomertje mocht ik niet meedoen met de vriendenkring van mijn broer en mijn zus. Ja, een enkele keer voor spek en bonen, maar ik had daartegen zo mijn eigen waardigheid. Samen met een nichtje waren we dan ook tot elkaar veroordeeld. Elke dag wandelden we kilometers ver in de weelderige natuur van Poedjon, naar twee Amerikaanse sinaasappelkwekerijen, Valencia en Citrus. Daar zagen we de grote kleurbaden en de machines die op elke djeroek de naam Sunkist afdrukten. Ik weet niet of dat bedrijf in Florida de herkomst van hun fruit noemde. Ook djeroeks met dikke schillen voor de sukade.

Poedjon, wandelkaart

Er waren ook twee grote visvijvers. Wij mochten daarin niet pootjebaden voor verkoeling, het zouden heilige vijvers zijn. Volgens baboe Soep was dat onzin, de bewoners wilden alleen niet dat het water troebel werd door opgewoeld slib. Ook vond ze pootjebaden niet zo verstandig, alle min of meer vloeibare afval van die desa werd in die vijvers geloosd.
We liepen ook vaak naar het zwembad Lebaksari. Over de grote weg was dat ver, maar we wisten via een bergweggetje af te snijden, direct naar de brug over de Kali Konto. Dat eenvoudige bad werd gevoed door er een riviertje doorheen te leiden, ijskoud! Een enkele keer ben ik er met mijn ouders geweest om in het restaurant te ‘genieten’ van lekkernijen uit Nederland zoals spekpannenkoek. Vond ik niets aan.
Af en toe liepen we naar de waterval Tjoban Rondo. Die was niet zo groot, maar wel in een prachtige omgeving. Met acht kilometer heen en acht kilometer terug een beetje ver, een enkele keer mochten we op paardjes waarmee in Poedjon werd geleurd. Er liep wel een begeleider mee, maar die paardjes waren helemaal geprogrammeerd op die route.

De oorlog, en later

Met de Japanse bezetting kwam er natuurlijk een eind aan die avonturen. Ik ben er met mijn moeder nog één keer geweest om het huis op naam van mijn oma te stellen, om mogelijke confiscatie te voorkomen. We hebben er daarna niets meer van terug gevonden. De hele desa onderging bij de eerste politionele actie het lot van verschroeide aarde, en van de Europese bewoners hebben we niets meer gehoord. Op Kembang Kuning in Soerabaja zijn de in Poedjon gevonden menselijke resten in massagraven herbegraven, naamloos. Misschien ligt mijn Madoerese oma erbij.

Pujon. Herstel van door Republikeinen in de weg aangebrachte gaten, januari 1948. NA.

Mijn zus is naderhand met de MILVA terug gegaan. Na de eerste politionele actie ging ze met de trein naar Malang waar ze het graf van mijn net vóór de oorlog overleden opa terugzag. Met een kennis kon ze meerijden richting Poedjon, maar ze kwam niet verder dan de demarcatielijn bij het begin van de desa. Van Indonesische militairen hoorde ze dat het ook geen zin had door te rijden. Poedjon was volledig verdwenen, platgebrand. Veel later, op vakantie in Schotland, ontmoetten mijn vrouw en ik een Chinees echtpaar dat in Malang een ketjapfabriek had. Ook hij vertelde ons dat er van het oude Poedjon niets meer over was. Dwars over die desa was een heel nieuwe desa gebouwd. Poedjon had geen verleden meer.

Van Poedjon tot Pujon

In 1997 brachten we weer een bezoek aan Pujon: mijn vrouw ging ‘er heen’, ik ging ‘terug’ (volgens Indisch jargon). Er was inderdaad niets meer, maar dank zij mijn wandeltochten kon ik mij aardig oriënteren op de bergen die gelukkig onverwoestbaar bleken te zijn.

Het zwembad in Lebaksari: “Hello Mister!”

De eerste keer kwamen we vanuit Blitar. Na de vele bochten na Ngantang, waarschuwde ik de taxichauffeur: zo direct heb je links het zwembad. Geen zwembad gezien, wel een rij huizen langs de weg. Maar na de brug over de Kali Konto weer omhoog en vandaar even terug naar beneden gekeken: Ja!!!, zwembad!!!! Toen we later te voet nog eens richting zwembad wilden bleek het oude sluippaadje er ook nog te zijn. En ook de zwemmende katjongs: ‘Hello mister!’

Vanuit Blitar was het straatje naar ons huis moeilijk te vinden, maar na een goede schatting bleek het zijweggetje er nog te zijn. Met bruggetje over de vieze kali. Weer een zijweg rechtsaf. Maar op de plaats waar ons huis was geweest was nu een rij huizen zodat ik niet precies de plek kon vinden. En aan de overkant was op de plek van het huis van mijn grootouders alleen een wilde bush. Aan de bewoners noemde ik namen van mensen die ik hier had gekend, maar er werd alleen maar nee geschud. Behalve tegen mijn vrouw die overvloedig werd aangesproken door de vrouwen, over hun kinderen die al dan niet sakit zouden zijn. Een keer daarop, vanuit Malang, kon ik de weg beter vinden. Op het kaarsrechte deel van de weg over de pas bleek Hotel Justina het vuur ook niet te hebben overleefd. Maar ik veerde op toen er in die weg nog twee kleine heuveltjes bleken te zijn, mij bekend van het rolschaatsen. Meteen rechts de plek waar het huis van oom James had gestaan: kale vlakte. En daarna rechts natuurlijk het hierboven genoemde zijweggetje naar ons huis. Ook het paadje langs het huis van mijn grootouders naar de Kali Konto. Niets te vinden behalve een restant van een muur die wellicht van het huis was geweest. Voor de nostalgie toch maar een foto van gemaakt, net als van het ravijn dat achter ons huis lag.

Natuurlijk zijn we ook naar de Tjoban Rondo geweest. Die waterval bleek nooit te zijn weggeweest, nog steeds prachtig in een weelderige omgeving met o.a. veel Ketjoeboeng. Op de heenweg hadden een paar mensen een hek over de weg geplaatst waar je wat moest betalen, ik dacht de tegenwaarde van een paar dubbeltjes. Onze chauffeur knikte, doe maar. Ontwikkelingshulp?
Ook nog vanuit Batoe richting Soember Brantas gereden, het brongebied van de Brantas die uiteindelijk door Soerabaja stroomde als Kali Soerabaja en dan Kali Mas. Ook zo’n prachtig gebied. Daarna nog een bezoek aan Selekta, nog steeds in volle vooroorlogse glorie met die hoge springplank.
Alles nog steeds duur, alleen  maar nontonnen, kijken, kijken, maar niet kopen..
Ja, dat was dan mijn Poedjon. Zelfs mijn vrouw bleek hier de weg goed te vinden, mijn verhalen waren kennelijk goed overgekomen.

Lees verder…

10897249257?profile=original

Rudy Kousbroeks “Kampsyndroom”.

Besproken door Pjotr.X. Siccama / deel 3.

 

In een hoofdstuk wijdt Kousbroek aandacht aan de meeest gruwelijkste wreedheden die op DELI in Sumatra plaats vonden.

De passages daarin beschreven zijn té gruwelijk om hier in een paar zinnen te beschrijven. Ik raad de lezer daarom ook aan om zelf hiervan kennis te nemen.

 

Op school leerden we nauwelijks over de geschiedenis die met het voormalig Nederlands Indië te maken had. Alles wat met slavernij, uitbuiting, en sociaal onrecht te maken had, werd doodgezwegen: het blijkt een aaneenschakeling van een strict gestructureerde socio(cultuur)politiek te zijn geweest: een grote leugen in een land van list en bedrog. Mensen waren rechteloos en onbeschermd, terwijl er wel degelijk een wet was om uitwassen van welke aard ook te voorkomen. Die immoraliteit van heel het koloniaal bewind maakt de schrijver uitermate nu nog kwaad en terecht.

Kousbroek had het over een van de grote wingebieden in de Archipel: noord en oost van Sumatra, waar de afschuwelijkste misdrijven hadden plaatsgevonden. Maar ook op andere plaatsen (Kousbroek: cit.’’ook bij de Staats en kolenmijnen was het ten hemel schreiend () sterftecijfer bedroeg 37% ..”) Ze waren zo ernstig van aard, dat ik het niet voor mogelijk hield: monstrueus is nog bescheiden uitgedrukt: in elk geval werd ik al lezend met mijn neus op de feiten gedrukt en ben (misselijk van schaamte) en nu net als Kousbroek woedend.

Op het eiland Java van waaruit het enorme gebied werd bestuurd, hoorde men bijvoorbeeld helemaal niets van de mistoestanden in andere wingebieden. En daar begon de ellende al van het onthouden aan het grote publiek van de informatiestroom uit die gebieden. Die was er gewoon niet. Men moet zich voorstellen dat waar Kousbroek over heeft, het begin van de 20ste eeuw was en publicatie, laat staan voorlichting aan de bevolking opportuun noch prioriteit was. Het koloniaal bestuur keek wel uit, omdat ze best wisten dat gestructureerde uitbuiting door mensen en ondernemingen aan de orde van de dag was. Neen, men verkoos liever om situaties die het daglicht niet konden verdragen intern door ambtenaren te laten onderzoeken. Men kon dan “intern de nodige maatregelen nemen”; een eeuwigdurend “jam karet” (voortdurend tijd rekken) volgde dan, zoals altijd daar te doen gebruikelijk was. Deze onderzoeken overigens werden bij voorbaat in het geheim gehouden en altijd uitgevoerd in algehele duisternis.

En juist in het gebied waar Kousbroek over schrijft, werd er een justitieel ambtenaar verzocht door de Gouverneur Generaal in de persoon van J. Rhemrev  (omgekeerde naam voor Vermehr), om misstanden (ongetwijfeld na ernstige druk geworden interne informatie) ter plaatse te onderzoeken. Een saillant detail, waar Kousbroek ook zijn vraagtekens bij heeft gezet was de keuze van de GG, om uitgerekend deze ambtenaar van justitie Rhemrev het onderzoek te laten doen. Citaat: “Ik ben er niet zeker van dat Rhemrev niet opzettelijk voor de wolven werd gegooid”. (einde citaat). Kousbroek vroeg zich af of de keuze een teken van moed of verlichting was om de opdracht tot onderzoek aan een Indo te verlenen.

De vraag is waarom hij dat vindt. Eerder zei hij dat (vermoedelijk) een bewuste poging was om het onderzoek zo weinig mogelijk kans te geven. Maar waarom? Rhemrev had de opdracht tot in alle bijzonderheden uitgevoerd, mag worden verondersteld. Of hij als 1ste luitenant bij de Infanterie in het KNIL (en ambtenaar op Justitie, nog maar een broekje in het justitieel apparaat en uiteraard onervaren) onder meer ook deelgenomen had deelgenomenaan de gevechtshandelingen tijdens de politionele acties is niet verder bekend (zie foto). Niettemin stierf Rhemrev tijdens de politionele acties in 1948.

Er moet iets anders gespeeld hebben in de gecompliceerde koloniale bestuurstructuur. Zou het hier wellicht gaan om het afschuiven van interne verantwoordelijkheid? (het verhinderen van promotiekansen om er nog een te noemen?) Lag het mogelijk aan de (in)competentie van deze ambtenaar of de inschatting dat bij voorbaat het tot niets zal leiden?

Het rapport werd, in elk geval, nadat het was afgerond de gouverneur van Nederlands Indië aangeboden, die op zijn beurt, zeer waarschijnlijk onder embargo(?) of in elk geval geconsigneerd, voorzien van aantekeningen (mag worden aangenomen) van de gouverneur zelf naar de minister (en het Nederlands Kabinet) verzonden. De ontzetting bij de minister (en het kabinet) was groot en moest hen hebben overdonderd nadat de inhoud van het vernietigend rapport hen bekend was. De verantwoordelijke minister weigerde vervolgens dit rapport aan de leden van het Nederlands Parlement ter inzage te geven omdat hij grote rellen vreesde

 (in zo’n situatie zou heden ten dage de minister direct moeten aftreden.)

 

De constateringen in het onderzoeksrapport bleken juist te zijn en Rhemrev had zijn taak degelijk vervuld. Ik vind daarom, dat het in dit geval geen sprake is van een gewoon intern incident, maar eerder van een koloniale en bijzonder ingewikkeld geworden bestuurscultuur, die toen gangbaar en gebruikelijk was, met inbegrip van onderlinge sociale verschillen en tegenstellingen.  

Het Rhemrev-rapport, daarin werden deze gruwelijkheden tot in details beschreven en de Nederlandse bevolking heeft er nimmer van geweten.

10897267082?profile=original

Werknemers op Deli-onderneming(en) in de 30/40-er jaren van de vorige eeuw.

 

Hartverscheurend vond ik het verhaal in het boek van Chalid Salim, een Indonesische voorvechter van de Indonesische onafhankelijkheid die in Den Haag in 1985 overleed. Kousbroek noemt deze man: “Djago”, wat in het Indonesisch: “de geweldige” betekent. Deze man werd  voor zijn nationalistische activiteiten in een Nederlandse interneringskamp (Boven Digoel) op Nieuw Guinea (waar ook Mohammed Hatta, Sharrir en later ook Sukarno zaten) gevangen gehouden (trouwens zonder enige vorm van proces) onder erbarmelijke omstandigheden. Een Indonesische man die een hoge en volledig Nederlandse opleiding had genoten, bij wie thuis gewoon Nederlands werd gesproken en in zijn gevangenschap zonder twijfel nog Hollands dacht.

Volgens D. Koch “was het, het noodlot van het Nederlands bewind over Indonesië, dat het zich in toenemende mate de nobelste geesten onder de inheemse bevolking tot vijand maakte”.

Het is waar en zeer nobel van de heer Koch, maar het is te laat voor al die lovende woorden; eigenlijk is het áltijd te laat.  En onder de nobelste geesten kunnen Soetan Shahrir en Mohammed Hatta onder andere worden geschaard. Wanneer we hun geschriften (Kousbroek weet ontstellend veel over deze Indonesische bijzondere mensen) later nog eens raadplegen, zal menige lezer niet verbaasd staan dat naar mijn idee in al die geschriften mogelijk sleutels bevatten voor een eeuwigdurende vriendschap tussen beide landen, die door anderen en elementen van duistere aard in het

10897267671?profile=original

verleden moedwillig werd gedwarsboomd.

Ik meen te weten dat er slechts twee soorten schrijvers bestaan: de zogeheten blindschrijvers (waar Kousbroek er een paar ten tonele voert) en schrijvers waarvan hun ogen altijd waren geopend, maar hun geschriften nooit werden geloofd en/of gehoord.

Daar hebben wij in het verleden onder elk koloniaal imperium en dus in de wereldcultuur­geschiedenis al meerdere voorbeelden van politieke arrogantie van gezien, waarvan uitkomsten bij voorbaat catastrofaal zijn.

 

Nog even over het trieste verhaal van Chalid Salim in het boek: wilde ik toch  een moment stil staan bij een zin in dit boek en die is het volgende: naar aanleiding van Salims gevangenschap met andere revolutionairen op Nieuw Guinea (o.a. Dr.Tjipto Mangoenkoesomo) kwam de vraag op (in gesprekken mag worden verondersteld): Wat zij dan wel gedaan hebben? Zoals een Nederlandse dame tegen Chalid Salim zei: “Nou meneer Salim, als dat waar is, zult u het er wel naar gemaakt hebben.”

Is dit een exempel van naïviteit en cultuurverwarring en/of afwezigheid van cultuurinzicht? De wijsgeer onder ons mag het zeggen.

10897268089?profile=originalDeze man is groot onrecht aangedaan, maar zelfs erkenning voor het enorme leed en materiële compensatie als eerherstel werden hem niet toegekend. De Nederlandse Staat staat weer voor de Wereldgemeenschap met een aangeslagen en onzuiver geweten in de inmiddels onherstelbaar verroeste beklaagdenbank, zich verschuilend achter wetten die zij zelf heeft bedacht en waarvan alle mazen forensisch zijn dichtgesmeerd.

Ergens  vond ik opgedoken een tekening van een plantage op Sumatra,  die veel leek op een foto honderd jaar eerder genomen van een plantage (waar ook tabak werd verbouwd) in het zuiden van  Noord Amerika, Louisiana om precies te zijn, waar de Afrikaanse slaven (slavernij was net afgeschaft)  toen onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken. Overeenkomsten zijn frappant, terwijl de slavernij meer dan een halve eeuw was afgeschaft, leek het alsof op Sumatra de tijd eenvoudigweg was teruggedraaid en de afschaffing van de slavernij niet heeft plaatsgevonden. 

Verder in genoemd hoofdstuk memoreert Kousbroek over de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van de 2e WO. waarin hij mensen die de jaarlijkse herdenking op 15 augustus de slachtoffers herdenken, eraan herinnert, dat voor al die mensen die onder het Nederlands regime in Nederlands Indië, tijdens de aanleg van de Sumatraweg, de Indonesiërs, zonder meer vermoord, doodgeslagen, uitgehongerd en doodgetrapt werden, nooit weden herdacht, laat staan  een monument ter nagedachtenis werd opgericht: zij zijn naamloos gestorven en gewoon vergeten: zij hadden hun leven geofferd om anderen een comfortabel leven te laten leiden.

Kousbroek: ‘’…laten we het minder over onszelf hebben..’’ 

De schrijver maakt zich zeer kwaad wanneer hij aan juist die gruwelen denkt, gepleegd door monstrueuze medeburgers vóórdat de 2e WO begon. Kousbroek fulmineert: Het waren juist die mensen die, eenmaal geïnterneerd door de Japanse bezetter, de grootste bek hadden in het Jappenkamp (waar de schrijver zelf ook gevangen zat). Het waren die mensen die ook de grootste klagers waren hoe zij door de Japanse bezetter werden behandeld, onder andere bij de aanleg van de Birma Spoorweg. Beide gebeurtenissen waren even misdadig, ernstig en mensonterend.

10897267894?profile=original10897268488?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Juli 2013-07

Pjotr.X.Siccama

10897264495?profile=original

 

Lees verder…

Mariniers De Punt verdienen beter

Mariniers De Punt verdienen beter

Telegraaf 1/6-210897348288?profile=original017

Via bepaalde media worden we al een tijdje op de hoogte gehouden van verwoede pogingen om de mariniers die op 11 juni 1977 met gevaar voor eigen leven een einde maakten aan de gijzeling in een trein bij De Punt aan de schandpaal te nagelen. Zonder enige vorm van bewijs worden deze toen jeugdige frontsoldaten nu in het verdachtenbankje gezet.

Lezers van pak ’m beet jonger dan vijftig zeggen de terreuracties die in de jaren 70 heel Nederland in spanning liet verkeren, waarschijnlijk niet veel. De vijftigplussers des te meer.

Veertig jaar geleden verkeerde ons land in een gemoedstoestand die valt te vergelijken met de huidige angst voor terreuraanslagen. Vanwege gijzelingsacties in een consulaat en in treinen, een school en een provinciehuis, stonden de verhoudingen tussen het Molukse deel en het autochtone deel van de Nederlandse bevolking op scherp. De Zuid-Molukkers kwamen in 1951 voor een tijdelijk verblijf naar Nederland, met de belofte van de Nederlandse regering dat zij op de Molukken hun eigen staat zouden kunnen stichten. Zij verbleven in kampen, waaronder Kamp Vught en Schattenberg, onder meestal matige tot slechte omstandigheden.

Nadat zij een generatie – ruim vijfentwintig jaar – hadden gewacht op het inlossen van de beloften van de Nederlandse regering, wilden enkelen van de jongere generatie hun situatie niet meer accepteren en gingen over tot radicale acties.

Gijzelingsacties door Molukse jongeren kenmerkten zich door wreedheid. Gijzelaars werden als levend schild gebruikt of zonder enig mededogen geliquideerd. Een hoofdconducteur en machinist werden onder bedreiging van een vuurwapen gesommeerd een trein te verlaten, die bij De Punt tot stoppen was gebracht. Vierenvijftig passagiers werden gegijzeld. Onder hen de latere burgemeester van Utrecht, toen enkele weken zwanger. Tegelijkertijd begonnen vier Zuid-Molukkers met de gijzeling van ruim honderd kinderen en vijf leerkrachten in een school in Bovensmilde.

Met deze acties wilden ze de Nederlandse regering dwingen zich in te zetten voor een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken en bovendien eisten ze de vrijlating van 21 Zuid-Molukse gevangenen. Als voor 25 mei 14.00 uur deze eisen niet zouden worden ingewilligd, zouden de trein en de school worden opgeblazen. In de basisschool in Bovensmilde moesten leerlingen letterlijk schreeuwen voor hun leven. „Van Agt, wij willen leven”, hoorden wanhopige ouders en andere betrokkenen de gegijzelde kinderen door de ramen gillen.

In dat klimaat van angst, wanhoop en woede moest de toenmalige regering besluiten hoe de gijzelacties zonder al te veel bloedvergieten konden worden beëindigd. De wetenschap dat de gijzelnemers voortdurend dreigden hun gijzelaars te doden, hing als een zwaard van Damocles boven alle beleidsmakers. Een eventuele bevrijdingsactie, waarbij ook veel gijzelaars zouden sterven, zou een orkaan van woede onder de bevolking losmaken. Het bevrijden van de trein bij De Punt was een actie die alle betrokkenen vooraf hoofdpijn bezorgde. Hoe bestorm je een trein vol gijzelaars en zwaar bewapende terroristen, zonder dat het een bloedbad wordt?

De ontruiming van de trein door mariniers van de Bijzondere Bijstandseenheid (BBE) werd uiteindelijk een huzarenstukje. Straaljagers zorgden voor luchtsteun en de BBE’ers drongen met gevaar voor eigen leven de trein in. Tijdens de actie stormde een van de gijzelnemers een coupé binnen om, zo verklaarde hij later, alle gegijzelden te doden. Een marinier wist hem uit te schakelen, al raakte hij daarbij ook een passagier dodelijk.

Zes van de negen treinkapers kwamen bij de acht minuten durende bestorming om het leven. Naast de abusievelijk getroffen gegijzelde, stierf nog een onschuldige treinpassagier. Nu, veertig jaar later, stellen nabestaanden van twee doodgeschoten treinkapers dat hun familieleden stand rechtelijk zijn geëxecuteerd. Ze eisen schadevergoeding van de Staat der Nederlanden.

Een aantal mariniers van tien is door de rechtbank opgeroepen om na vier decennia een getuigenverklaring af te leggen. Geluidsopnamen van de bevrijdingsactie worden in het proces door de advocaten van de nabestaanden als bewijs ingebracht. In gesprekken tussen de mariniers heel kort na de actie zouden de woorden ’genadeschot’ en ’kapotgeschoten’ zijn gevallen.

Natuurlijk valt te begrijpen dat de nabestaanden alsnog precies willen weten wat er gebeurde en hoe hun familieleden stierven. De vraag is of daar een rechtszaak en een schadeclaim voor nodig is. Is het de families te doen om de waarheid of om geld? Zouden de nabestaanden zich in dit geval realiseren dat de gijzeling in De Punt voor alle betrokkenen nog altijd een open wond is? Ook voor de gegijzelden van toen en de veelal jonge mariniers, die in een soort oorlogssituatie koelbloedig moesten optreden. Hebben die ooit om geld gezeurd vanwege de opgelopen trauma’s?

Deze rechtszaak had om meerdere redenen nooit gevoerd moeten worden. Open gesprekken tussen alle betrokkenen hadden partijen bij elkaar kunnen brengen en veel eerder de ware gebeurtenissen op tafel gekregen, dan dit proces dat bij voorbaat alleen maar verliezers kent. De (oud-)mariniers van De Punt verdienen hoe dan ook geen beschamende plek in de rechtszaal, maar een heldenstatus.

Reacties of tips? Mail naar:

jvdheuvel@telegraaf.nl

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives