Alle berichten (12)

Sorteer op

Als een kind van de kolonie Door: Sabine de Rozario

10897338074?profile=originalAls een kind van de kolonie    Door:  Sabine de Rozario

Zon, strand, cultuur en heerlijk eten. Dit is zo’n beetje een vakantie naar Indonesië in een notendop. Of is het meer en kan daarom een reis naar het geboorteland van de voor-ouders de gevoelens aardig in de war brengen?

Bovenstaande vraag houd me nog altijd bezig. Een vraag die past in het rijtje: Indonesië, Indische roots, identiteit, bewustzijn. En laten dat net de onderwerpen zijn waar ik mij in mijn blog: “Door blauwe ogen” mee bezighoud. Ik maak een rondje bij een aantal jonge Indischen en vraag naar hun bezoek aan Indonesië.

Met eigen ogen

In afwachting van de antwoorden die ik per mail hoop binnen te krijgen, ga ik bij  mezelf te rade. Hoe ervaarde ik mijn eerste bezoek aan Indonesië? Ik kan stellen dat de vakantie naar het ‘vaderland’ grote impact op mij heeft gehad. De puzzel-stukjes vielen tijdens deze reis voor mij in elkaar.
Met eigen ogen zien hoe de geboortegrond van mijn vader eruit zag, maakte me meer bewust van waar hij vandaan komt: het klimaat, de samen-leving, de geuren en kleuren.
Ik kende Indië uit de verhalen, door er zelf rond te lopen werd het duidelijker voor me. Ik kreeg ook meer inzicht in hoe mijn familie moest hebben geleefd, hoe hun omgeving eruit zag en waarom ze vaak korte antwoorden geven. Zoals antwoorden met slechts ‘al’ in plaats van een hele zin. Iedereen bleek dat te doen in Indonesië, ‘sudah’.

Ik denk nog even door: Kan een vakantie aan het geboorteland van (een van) de ouders of groot-

10897338268?profile=originalFoto genomen tijdens mijn tweede vakantie in Indonesië. Toraja 1996.

ouders, het Indische gevoel bij een persoon bevestigen? En kan het bezoek het bewustzijn van de Indische identiteit aanwakkeren? Allebei serieuze vragen waaraan je misschien niet denkt voor vertrek.

Kind van de kolonie

Ferdinand antwoordt hierop: ,,Ik voelde me als een vis in het water toen ik in Indonesië was. Ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van mijn vader ben ik samen met hem naar Java gegaan. We hebben daar de familie en het ouderlijk huis bezocht. En ja, ik voelde me er Indisch, als een kind van de kolonie.” Als laatste voegt hij toe: ,,Tijdens mijn bezoek aan Indonesië merkte ik dat de Indische cultuur daar niet meer bestaat.”

En hierin moet ik Ferdinand gelijk geven, het Indische is bijna niet meer zichtbaar in het straatbeeld van Indonesië. Een paar gebouwen uit de tijd van de kolonie, wat Nederlandse naam-borden hier en daar, maar dan houdt het wel op. Opvallend genoeg, vond ik mijn Indische vader erg passen in het Indonesië van nu. Hoe hij met de mensen sprak, grappen maakte en rondliep alsof hij nooit anders had gedaan. Hij had het zichtbaar naar zijn zin.

Niet anders

Maar er is ook een ander geluid dat mij bereikt. Zo schrijft Peggy over haar Indonesië-ervaring: ,,Ik kan niet echt zeggen dat ik me anders voel wat betreft mijn Indisch-zijn. Ik vond het er mooi en voelde me wel verbonden met hun manier van leven.”

Nathalie heeft een mening zoals vele van haar derde generatie-genoten. Zo valt bij haar ook ‘alles op z’n plek’ en voelt ze zich ‘meteen thuis’ in Indonesië. Als enige geïnterviewde noemt zij haar uiterlijk, dat is namelijk hetzelfde als de Indonesiërs: ,,Groningen, waar ik woonde, was in die tijd nog erg licht. In Indonesië viel ik qua gezicht niet op,” verduidelijkt ze. Ook herkent zij de humor, gebruiken en waarden en normen van huis uit.

Huilend naar huis

Helaas komt aan een vakantie altijd een einde en wordt het weer tijd om naar huis te gaan. Voor sommigen valt het niet mee.
Nathalie: “Eenmaal in het vliegtuig onderweg naar Nederland heb ik uren gehuild. Ik wilde niet meer naar huis. Terug in Nederland heb ik drie maanden nodig gehad om te acclimatiseren. Lang trok ik overal mijn schoenen uit, zelfs in de klas”.

10897338497?profile=originalDe 11-jarige Nathalie (1988) met vakantie in Indonesië.

Eenmaal bezig aan dit artikel, vraag ik me af hoe het zit met degenen die nog nooit naar Indonesië zijn geweest. Wat zou voor hen een reden kunnen zijn om te gaan en wat verwachten ze van het land?

Gevoelsmatig

Ik besluit Herbert te mailen, want hij is nog niet in Indonesië geweest. Binnen vijf minuten komt zijn antwoord mijn mailbox binnen. Hij heeft er duidelijk       al veel eerder over nagedacht.
Herbert: “De reden voor mij is dat ik nieuwsgierig ben naar het land waar een gedeelte van mijn roots liggen. Mijn moeder, ze kwam op haar 21ste jaar naar Nederland, vertelt altijd vol trots over haar Indië en ik wil zelf ervaren welke impact een bezoek aan haar geboorteland op mij heeft en dan vooral gevoelsmatig”.

Als laatste vraag ik hem of hij bepaalde verwachtingen heeft. Herbert: ,,Ik verwacht een stuk herkenning aan te treffen van datgene wat ik van mijn moeder vanuit de verhalen heb mee-gekregen. Tegelijkertijd verwacht ik een land aan te treffen dat compleet anders is dan de periode van voor de dekolonisatie. Mijn moeder zegt eigenlijk altijd dat ‘haar’ land niet meer bestaat, dat was namelijk Indië.”

Ontdekken

En dat hoor ik vaker, de zin die niet anders dan met weemoed kan worden uitgesproken: ‘Indië is niet meer’. Toch heeft het nieuwe Indonesië een grote aantrekkings-kracht op Indische jongeren. Wat je er kunt vinden en wat het gevoelsmatig teweeg kan brengen, is per individu nogal verschillend. Mocht je nog niet zijn geweest, wellicht is het een idee om dat eens uit te vinden? En zelfs al heb je meerdere keren Indonesië bezocht, volgens mij valt er er elke keer wel iets te ontdekken van het land, over jouw achtergrond en familie.

Meer over dit onderwerp kun je lezen in het artikel Geboortegrond in een fles, gebaseerd op interviews uit het boek Door blauwe ogen.

  

Meer dan 10 jaar geleden heb ik een aantal Indische jongeren gevraagd naar hun ervaringen met Indonesië. Ze vertelden uiteen-lopende verhalen over hun vakanties naar het land waar hun (groot)ouders  zijn geboren. Over het algemeen sprak deze derde generatie positief over het (be)zoeken van/naar de roots.

Deze interviews zijn  opgenomen in het boek Door blauwe ogen (2005). Onlangs las ik een interessant blog van een Indisch meisje over het ‘teruggaan naar het vaderland’.  Het onderwerp waar ik toen hevig in was geïnteresseerd, speelt nog steeds bij de derde generatie blijkt uit het artikel. Dit is voor mij een reden om er weer aandacht aan te geven.

Genetisch doorgegeven

Om met bovenstaande quote uit het boek te beginnen: Bobby spreekt over herkenning als hij voor het eerst Indonesië bezoekt. Maar hoe kun je iets herkennen als je er nog nooit bent geweest? Zijn verklaring is dat de ervaringen van zijn moeder genetisch aan hem zijn door-gegeven. En daar geloof ik wel in, als ouder geef je onbewust emoties door, en in zijn geval zijn dat de ervaringen over Indië.

Opmerkelijk genoeg spreekt hij in het interview over de term ‘teruggaan’ en dat zeggen meerdere Indische jongeren tijdens de gesprekken. Teruggaan naar het land van de ouder(s), vind ik mooi gezegd, bijna romantisch eigenlijk. Technisch gezien is er geen sprake van teruggaan als je voor de eerste keer naar Indonesië afreist. Ervan uitgaan dat herinneringen worden doorgegeven, voelt afreizen naar Indonesië als teruggaan, ook al is men er nog nooit geweest.

Geboortegrond

Waar zoeken de nakomelingen van Indische ouders naar als ze eenmaal zijn in het land dat vroeger Nederlands-Indie was? Vaak hoopt men het ouderlijk huis te kunnen vinden of de oude school waar hun vader of moeder op zat. Sommigen bezoeken begraafplaatsen zoals het bekende ereveld Menteng Pulo in Jakarta. Een enkeling neemt aarde mee van de plek waar vader of moeder ter wereld is gekomen,  geboortegrond in een fles dat meegaat naar Nederland.

Ook al vindt je niet altijd waar je naar zoekt, uit de antwoorden van de geïnterviewden blijkt dat het bezoeken van de oude woonplaats van ouders of grootouders altijd grote indruk maakt.

Het antwoord van Michael (zie hieronder), gaf me een nieuw inzicht. Een verbinding met de plek voelen, maar niet persé met Indonesië zelf. Dat gevoel had ik toen ik vorig jaar het ouderlijk huis van mijn vader in Makassar bezocht. Ik vond het bijzonder om het huis te zien, maar had verder niks met de stad waar hij is geboren en getogen.

10897339053?profile=originalOp de foto met toeristen in Sanur

 

Zelf kijken

Nieuwsgierigheid naar de Indische cultuur is een belangrijke reden om naar Indonesië te vertrekken. Niet iedereen kan de Indische cultuur duidelijk verwoorden, omdat men er niet genoeg over weet. Zelfs al weet je als Indische jongere genoeg over de afkomst, omdat je dit is verteld of je de roots zelf hebt onderzocht op internet, een reisje naar Indonesië blijft trekken. Zelf wilde ik ook zien waar mijn roots liggen. Door alle verhalen was Indonesië inmiddels zo mysterieus geworden, daar móest ik heen. Ik wilde zélf de geuren en kleuren van Indonesië ervaren en op deze manier invulling geven aan mijn Indische afkomst.

Ik heb me vaak afgevraagd of men fysiek naar Indonesië moet om de Indische cultuur te leren kennen. Indische jongeren kennen de verhalen over Indië van de familieleden toch, is dat niet voldoende? Het oude Indië is er niet meer, dus wat gaan we daar vinden? We treffen er zeker geen Tempo doeloe aan, de oude Indische tijd uit de vaak geromantiseerde verhalen die ons zijn doorgegeven. Ook is de Indische cultuur niet meer aanwezig in Indonesië, want die is met de Indischen meegereisd naar Nederland, toch?

Ontheemd

Voelen we ons als derde generatie dan ontheemd, zou dat de keuze van teruggaan verklaren? Zijn we niet 100% senang in Nederland   of voelen we een gemis dat       we opzoek gaan naar een stukje van de puzzel in Indonesië? Voor velen geldt dat vragen worden beantwoord. Zo herkennen ze in Indonesië gebruiken en trekjes van hun Indische ouders die het beeld compleet maken.

Uit de interviews blijkt dat niet alle Indische jongeren afreizen naar Indonesië. Sommige noemen de hoge kosten een bezwaar of ze zijn er gevoelsmatig nog niet aan toe. Voor Mirona (36 jaar) komt zoeken naar haar roots in Indonesië absoluut niet ter sprake:

“Ik ben nog nooit in Indonesië geweest, wel in Azië, dat is mijn grote voorliefde. Misschien heeft het ook te maken met thuis, dat mijn ouders ook nooit zijn teruggeweest. Niemand van mijn familie is teruggegaan, niemand had het er ook over”.

Bewijs

Of de interesse en zelfs drang om naar Indonesië te gaan, genetisch is doorgegeven of wellicht is aangepraat door de omgeving, feit is dat Indonesië vaak in trek is bij de derde generatie Indischen. De bezoeken zijn soms teleurstellend, omdat niet aan de verwachtingen wordt voldaan, maar laten altijd wel een grote indruk achter. De Indische nakomelingen spreken van teruggaan naar het land van de voorouders, ook al zijn ze er nog nooit geweest. En met de term teruggaan wordt voor mij de band met Indië (of Indonesië) en de Indische afkomst bevestigd, een bewijs dat het Indisch-zijn en het Indische gevoel niet is gestopt na de tweede generatie Indischen.

Dichter bij Indië kan niet

Maar, nu komt er een vraag bij mij op..... Wat is de motivatie voor Indische nazaten om Indonesië te bezoeken en om welke reden gaat men juist niet naar het land van herkomst?

Het is lastig om met recente cijfers te komen,  want die zijn er niet, maar ik weet dat van de 36 geïnterviewden van het boek Door blauwe ogen (2005), 75 procent niet naar Indonesië was geweest. Dat kan liggen aan de leeftijd van de ondervraagden, de helft ervan was onder de 30 jaar oud.

10897338696?profile=originalPoseren voor de Batok, links nog net Bromo te zien (1996)

In mijn vriendenkring komt het cijfer veel hoger uit, van de Indische vrienden boven de 30 jaar oud, is slechts een klein deel nog niet naar Indonesië geweest. Ik zeg 'nog niet', want veel vrienden hebben wel de intentie om ooit te gaan. De reden dat ze nu nog niet zijn geweest komt door hun financiële situatie, een ticket kost nog steeds een hoop geld, laat staat voor een heel gezin. Het heeft ook met persoonlijke prioriteiten te maken. Men koopt  liever noodzakelijke dingen voor het levensonderhoud, heeft geen tijd of zegt het te ver te vinden.

Loyaal

Er zijn ook Indischen van de derde generatie die niet gaan vanwege de (groot)ouders. Als je bent opgegroeid  met  het  verhaal   dat

jouw ouders niet goed zijn behandeld door de Indonesiërs in het verleden, dat het niet meer een land is waar je vrij en zonder gevaren kunt rondwandelen en dat je zelfs niet gewenst bent als Nederlander in het huidige Indonesië, dan denk je wel drie keer na voordat je besluit te vertrekken. Jongeren zijn vaak loyaal aan hun ouders en durven of willen vanwege de slechte ervaringen die hun (groot)ouders hebben gehad in Indië meestal niet naar Indonesië.

Waarom naar Indonesië?

Indonesië is goed vakantieland, is een reden die men opwerpt, want het is er goedkoop, het eten is lekker en de natuur is geweldig. Toch blijft de meest genoemde reden van de derde generatie om Indonesië te bezoeken dat ze willen zien waar hun familie vandaan komt. Al blijkt het soms een hele onderneming om de geboortegrond  van  de  (groot-)

10897339255?profile=originalShoppen in Bali met mijn vader (1995)

 

ouders te bezoeken, die vaak op Java, Sulawesi of Sumatra is. Door de infrastructuur van Indonesië kost het soms veel tijd  om ergens te komen en daarbij weet niet iedereen de locatie van het oude

geboortehuis van de voorouders. Om het makkelijk te houden, reizen de meesten rechtstreeks naar Bali om daar te genieten van alles wat het land te bieden heeft.

Next best thing

Indonesië wordt ook gezien als the next best thing. Indië is niet meer, maar om de geuren en smaken te kunnen ervaren uit de verhalen over vroeger is Indonesië toch de plek waar dit kan. Zo heb ik het zelf ook ervaren. Eenmaal in Indonesië herkende ik de verhalen van Indië: over tjendol, warungs, straatverkopers, mystiek, sawahs en vulkanen. En dat is waar ik naar zocht en heb gevonden in het nieuwe Indonesië. Dichter bij Indië kon ik niet komen.

Sabine  de  Rozario, Blog: https://doorblauweogen.wordpress.com/  

ICM 16.7.16

Lees verder…

10897345278?profile=originalIndonesië heeft buik vol van ramadanpolitie Door:  Michel Maas

'Sociale media zijn geweldig!' jubelt een tweet. Twitter en Facebook hebben een overwinning geboekt, een kleine overwinning, maar eentje die verstrekkende gevolgen kan hebben. Het eethuisje van ibu Saeni mag tijdens de vastenmaand in de middag gewoon open zijn, en er is niemand die het haar nog mag verbieden. Dank zij het internet.

Onderkant formulier

Indonesië was al gewend geraakt aan knokploegen die met een beroep op de Koran café's in elkaar sloegen. Het raakte ook gewend aan het feit dat de islam steeds zwaarder begon te wegen, en leek niet meer op te kijken  van islamitische regels en verordeningen die her en der in het land werden ingevoerd. Toen het eethuisje van ibu Saeni vrijdagmiddag werd gesloten omdat zij zondigde tegen de ramadan leek ook dat een beklonken zaak.

De 'Polisi PP', de ordedienst van de gemeente Serang, viel op last van de burgemeester haar povere nerinkje binnen. Een lokale verordening verbood de verkoop van eten tijdens vastenuren. De 53-jarige Saeni smeekte om genade, maar de ordebewaarders gaven geen krimp: zij goten alle etenswaren in plastic zakken en namen die mee. Saeni bleef achter in haar eethuisje. Alles wat zij bezat waren een paar gebarsten plastic krukken, een kleine glazen vitrine en dat eten, waar zij al haar geld in had gestoken. Nu had zij geen eten meer, en geen geld om nieuw eten te kopen.

Een brug te ver

Saeni's tranen raakten een snaar bij heel veel Indonesiërs. De ontruiming was live op de televisie. De beelden zouden die dag honderden keren herhaald worden, en worden overgenomen door alle televisiestations van het land. Saeni's tranen raakten een snaar bij veel Indonesiërs. Zij hadden zich de islamisering altijd laten welgevallen, hadden nooit geklaagd, maar dit ging te ver.

Op Twitter en Facebook stak een storm op. 'Ibu Eni' was trending, en het duurde niet lang of haar zaak drong door tot in de hoogste regionen van het land. Vice-president Jusuf Kalla was een van de eersten die commentaar leverde. Er bestond geen wet, ook niet in de Koran, die mensen verbood tijdens de vastenmaand eten te verkopen, zei hij: 'Waar moeten anders al die mensen die niet vasten gaan eten?'

Foto: AFP

In strijd met godsdienst vrijheid en tolerantie

De minister van Godsdienstzaken, leidende figuren uit de islamitische wereld, iedereen schoof aan om uit te leggen dat de Koran niets zei over de verkoop van eten, en dat deze actie in strijd was met godsdienstvrijheid en tolerantie. President Joko Widodo zelf mengde zich in de discussie en zei dat de actie van de burgemeester van Serang 'op geen enkele manier te rechtvaardigen was'.
De storm ging maar niet liggen en werd ten slotte zo hevig dat de burgemeester deemoedig op de televisie verscheen om zijn excuses te maken. Hij sprak van 'een vergissing' en kondigde aan dat het eetverbod in de vastenmaand onmiddellijk werd ingetrokken.

3000 verordeningen schrappen

De zaak 'Ibu Eni' is daarmee nog niet afgesloten. Dit is nog maar het begin. President Widodo heeft aangekondigd dat hij op zeer korte termijn drieduizend plaatselijke verordeningen gaat schrappen, omdat die in strijd zijn met de nationale wetgeving. Onder die drieduizend zijn ongetwijfeld meer verordeningen die een islamitisch karakter hebben. De verontwaardiging over het lot van Saeni kan de president een belangrijke steun in de rug geven. Die zal hij nodig hebben, want tot nu toe is het niemand gelukt om de opdringerige islamisering van Indonesië een halt toe te roepen.

Saeni zelf kon nauwelijks bevatten wat haar overkwam. De ene na de andere omroep kwam bij haar langs om haar verhaal te horen en op het internet kwam een inzamelingsactie voor haar op gang. President Widodo schonk persoonlijk 10 miljoen rupiah (een kleine 700 euro). Dat alleen al was een kapitaal voor iemand die gewend was van een euro per dag rond te komen. Opnieuw kwam zij op de televisie, opnieuw huilend, maar nu van geluk. 'Ik heb nog nooit in mijn leven twintig miljoen rupiah gezien', huilde zij. 'Het is geen twintig miljoen. Het is meer', zei de interviewster, 'het is al vijftig miljoen'. Dat was in het weekeinde. Maandag stond de teller al op 265 miljoen, 17.500 euro. Genoeg om een heel restaurant te kopen.

De Volkskrant

ICM 16,7.16

Lees verder…

 

10897347474?profile=originalWaar is het geld gebleven die de Republiek Indonesie aan Ministerie Buitenlandse zaken heeft betaald, 600 miljoen veel geld voor die tijd”, aldus Halbe Zijlstra. “kan toch niet zo zijn dat je een claim afkoopt met een claim”..

 

 10897234678?profile=original

Zet de werkzaamheden van Halbe Zijlstra voort dat sinds 2009 begon. Deze zette het om in concrete stappen, daden en activiteiten, Dit door alle benodigde werkzaamheden uit te voeren, wat de Overheid in 51 jaren heeft nagelaten.

Stuk geschiedenis 2015 - 2019.

Enkele passage uit de samenvatting van rapport" Betalen Traktaat van Wassenaar". Planning is dat deze in september in boekvorm wordt uitgegeven. Deelnemers / donateurs die boven € 50 hebben gedoneerd ontvangen deze kosteloos, nadat het boek/rapport eerst door advocatenkantoor te Jakarta is overhandigd aan Bert Koenders te samen met die 10.000 ondertekenaars (deelnemers). 

Waar staat dit project nu met de ontwikkelingen?

Inmiddels is dit project in Fase II belandt, en is bezig met afsluiten van Fase I ;

A) Werkzaamheden verricht voor voorbereidingen, research, opstellen rapport en contacten bewindvoerders en regeringsleiders.

B) Voorbereidingen/besprekingen met JAT (Jakarta Advocaten Kantoor)

C) Opstarten campagne om de beoogde doelgroep gerechtigden te bereiken via de pasar malams, het Internet en koempoelans vanaf maart 2015 tot juli.  

D) petitie "Uitbetalen traktaat Wassenaar” voor werkzaamheden UPDATES om: onder de aandacht brengen op sociaal media, Helpdesk ondersteuning beantwoording vragen / reacties /. Ruim 10.000 belanghebbende werden bereikt Fase I Totaal € 321.000 aan werkzaamheden op basis van no cure no pay en uitgaven gespendeerd meldt het rapport.

ACTW66 heeft gekozen voor deze benadering, aangezien het ICM langs de kant het Indisch Platform vanaf 1999 steunt, en moeten constateren dat deze weg niet de geëigende manier is om tot oplossingen te komen met de Overheid als het om Indische vraagstukken gaat.  Na 70 jaren heeft de Overheid nog steeds niet het Indisch vraagstuk opgelost. Tegelijkertijd anno 2016 miljarden worden uitgegeven voor de vluchtelingen, maar niet voor Indische – vluchtelingen die dankzij het wanbeleid van Nederlandse regering politiek gezien o.a.  in 1959 de Indische – Nederlanders het land Indonesie werden uitgejaagd op bevel van toenmalige minister van Buitenlandse zaken van de republiek Indonesie.  Na 51 jaren wordt dit dossier onder het tapijt  geveegd, naast dat de NL Staat alle gelegenheden hadden om te komen met het Indisch geld, zoals het rapport meldt.

 Inmiddels is ACTW66 in Fase II belandt om de verdere uitvoeringswerkzaamheden namens de 60.000 – 70.000 verder gestalte geven.

  1. Verdere voering campagne om de beoogde doelgroep gerechtigden te bereiken met een uitbreiding via omroepen en de kranten, naast de pasar malams, het Internet en koempoelan vanaf juli 2016. Stijging zit in de kosten via de media en kranten.  Met de beschikbare kanalen via Het ICM werden slechts 10.000 gerechtigden bereikt. Gaat totaal om de 60.000 - 70.000
  2. Ten behoeve Informatie & Communicatie Uitgave boek `rapport traktaat Wassenaar` 70.000 keren
  3. Griffie kosten 2,5% over het te geclaimde te vorderen bedrag - Overige Voorbereiding Waardeoverdracht (reis, verblijf), Kandidaten ‘Deelnemersraad’ Organisatie ‘Deelnemersraad’

  Fase II Totaal € 1.230.000

Kortom ACTW66 heeft Fase I voor Uw belangen voorbereid en voorgefinancierd. Het succes van de afloop van dit project ligt geheel in uw eigen handen. U weet praten met de Overheid helpt niet als het om Indische vraagstukken gaat. Uw recht krijgt u niet door de brievenbus van deze Overheid. Net als de Nederlandse burgers zult u zelf het recht moeten halen door zelf een jurist in te schakelen. ACTW66 heeft het merendeel al gerealissrerd

Het succes van de afloop van dit project ligt in uw eigen handen of wilt investeren als deelnemer die ACTW66 collectief de Nederlandse Staat juridisch voor u aanspreekt, nu bent u aan de beurt als gerechtigde ofwel gedupeerde.

.  

Wordt nu donateur of deelnemer van ACTW66?

Uw donatie  kan U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07   ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie  Traktaat van Wassenaar (ICM) .

.

Volg onze updates op https://petities.nl/petitions/uitbetalen-op-basis-van-traktaat-van-...

of op www.icm-online.nl ;

 ICM 16.7.16

 

Lees verder…

NICC / ICM stand op de Indië Herdenking

NICC   / ICM  stand op de Indië Herdenking

10897344087?profile=original

Evenals vorig jaar heeft het NICC weer met ICM een gezamenlijke stand op de nationale Indië Herdenking op 15 augustus 2016. Vorig jaar zaten we nood-gedwongen in het Zuiderstrand Theater in Scheveningen vanwege de renovatie van het World Forum, maar dit jaar weer als vanouds  in  het  gebouw  van  het Haagse World Forum Convention Centre aan de Johan de Wittlaan.

Het NICC deelt de stand ook dit jaar met Ferry Schwab van de bekende Indische internetkrant ICM-online. Ook Armando Ello van ‘HoezoIndo’ zal bij onze stand van de partij zijn voor de promotie van zijn boek “Twijfelindo”. Zie ook zijn artikel op pagina 24.

Alle reden dus om op 15 augustus bij ons langs te komen. Wij hopen u op de Indië-Herdenking v.a. 10.30 uur te mogen begroeten. Heel graag tot dan ■    

Lees verder…

10897339268?profile=original

WN PRODUCTIONS
Istimewa nieuwsbrief

10 JAAR PASAR MALAM ISTIMEWA STEENWIJK

Ter ere van het 10-jarig jubileum zal de Pasar Malam Istimewa in Steenwijk nu 5 dagen duren.
De Pasar Malam in Steenwijk, die als een 3-daags evenement begon zit dus behoorlijk in de lift! En dat heeft alles te maken met het grote aantal bezoekers dat de Pasar bezoekt. Dat is ook niet verwonderlijk omdat er naast de Pasar nog veel meer te beleven valt in en om Steenwijk.

10897234678?profile=originalIs aanwezig bij ICM stand, en hoopt dat op de pasar malam de 10.000 ste handtekening te scoren voor de petitie trakaat van Wassenaar, 291 handtekeningen zijn er nog voor nodig. Dan kan ACTW66 en JAT (Jakarta Advocaten Team) eindelijk de mouwen opstropen
 
Dit jaar is de Pasar Malam van woensdag 27 juli t/m zondag 31 juli. De weekmarkt die voorheen altijd in het weekend op hetzelfde plein stond zal nu naar een andere locatie uitwijken zodat de Pasar Malam ook in het weekend door kan gaan.
 
De Pasar Malam Istimewa Steenwijk is de grootste gratis toegankelijke Pasar Malam van het Noorden van Nederland en zal plaatsvinden in het centrum van Steenwijk. Het programma bevat grote namen zoals Riem de Wolff van de Blue Diamonds, Ben Heart, Robin Yerah, Harold Verwoert, Ester Latama en John Russell Jr.
Steengoede bands als The Streetrollers, Xanur, Triple B & Friends, Hot News en Challenge XL zullen weer voor het welbekende swingende sfeertje zorgen. En culturele dansdemonstraties van Orchidee, Batik Dance Theatre, Aniadi Art, Wahana Budaya Nusantara, Naomi Bellydance Entertainment en Srikandi zullen u iets laten proeven van de cultuur van het Oosten. 

10897348480?profile=original

10897348692?profile=original

Feestavond op woensdag

Ter gelegenheid van de Vestingsfeesten in Steenwijk zal er op woensdagavond 27 juli een speciale feestavond zijn op het Pasar Malam plein. Deze feestavond wordt ingevuld met een speciaal programma van de populaire en zeer succesvolle band Wipe Out Selection. Deze avond feesten we door tot middernacht!
Verderop in deze nieuwsbrief leest u meer over deze band. 

10897350271?profile=original

Een gezellig dagje uit voor iedereen

De Pasar Istimewa is steeds meer van alle Steenwijkers geworden. Maar niet alleen zei, want uit heel Nederland komen de zomer-thuisblijvers naar Steenwijk. De hotels in en om Steenwijk zitten dan ook snel vol.
De sfeer en de gezelligheid op de Pasar zijn in de loop van de afgelopen 10 jaren inmiddels alom bekend. De Mensen die nog geen kennis hebben gemaakt meet een pasar, denken soms onterecht dat dit evenement alleen bedoeld is voor de Indische Nederlanders. Het tegendeel is waar. In feite is de pasar een gezellig en betaalbaar dagje uit voor alle Nederlanders, die van de Indische keuken houden en zich senang voelen in de exotische sfeer en cultuur. De pasar is er voor iedereen die zich bij ons op de pasar thuis voelt. Vorig jaar werd de pasar dan ook druk bezocht door allerlei bevolkingsgroepen. Vrijwel iedereen houdt van Indisch eten, lekker op een terrasje relaxen, genieten van muziek en danse en slenteren over de Oosterse markt.
 
Het Istimewa Team van WN Productions en Stichting Vestingstad Steenwijk en haar winkeliers en horeca hoopt u allen welkom te mogen heten en wenst u een geweldig mooie en sfeervolle 10 jarige Pasar Malam toe!!

Programma

Net als bij de voorgaande edities wordt het programma gepresenteerd door Sylvia Elders.
Sylvia is een echte kenner van de Indonesische cultuur. Zij verteld u graag over de geschiedenis, muziek, dans, culinaire lekkernijen en tradities. Gekleed in de Indonesische klederdracht, de sarong en kebaya, neemt zij u meer naar de gordel van de smaragd. 

10897341461?profile=original

Woensdag 27-07
 12:00 – 00:00
 
The Streetrollers:
Een band, geïnspireerd door de sound van de 50’s & 60’s en opgegroeid met de fameuze indorock maakt van elke gelegenheid een feestje. Of het nou in een kroeg is of op een Pasar Malam, met de Streetrollers gaan de voetjes geheid van de vloer. Van Poco Poco tot Rock&Roll.
 
Robin Yerah:
Met pas 20 lentes jong timmert Robin Yerah behoorlijk aan de muzikale weg. Hij won de lokale muziekwedstrijd van Zutphen en werd uitgeroepen tot beste singer/songwriter. In Steenwijk zal hij twee optredens verzorgen waarbij hij zichzelf begeleidt op gitaar.
 
Dansgroep Orchidee:
Steenwijk verkeert woensdag in tropische sferen door de dansgroep Orchidee. Een Indische dansgroep die je laat genieten van al het moois uit de Indische en Polynesische danscultuur. Met gratieuze bewegingen voeren zij dansen als de Selendang Sutra, de Tari Lilin en de Javaanse hofdans uit. Daarnaast behoren ook Molukse, Balinese en Sumatraanse dansen tot hun rijke en veelzijdige repertoire.
 
Wipe Out Selection:
Speciaal voor de Vestingsfeesten in Steenwijk is de Pasar Malam op woensdag tot middernacht open!
Met een speciaal avondprogramma verzorgd door de band Wipe Out Selection.
Wipe Out Selection is een band met de typische indorock muziek waarbij de gitaren door de lucht vliegen. Speciaal voor deze avond brengt de band een show die om 21:00 uur zal beginnen en door gaat tot 00:00. Dat belooft een spektakel te worden

10897349871?profile=original

Donderdag 28-07
12:00 – 22:00
 
Xanur:
Een band die country, dangdut, poco-poco, rock 'n roll, soul, keroncong maar ook nog muziek uit de jaren 70 speelt. Kortom een allround repertoire met voor ieder wat wils .
 
Ben Heart:
Geboren op het prachtige Sumatra is een graag geziene artiest op de Pasar Malams. Met zijn warme stem brengt hij mooie Indische nummers maar zingt daarnaast ook Nederlands- en Engelstalig. Ben heeft in de loop der jaren een grote schare fans opgebouwd. Van nature is Ben Heart eigenlijk een rock & roll zanger Hij heeft zijn repertoire uitgebreid waardoor hij nu grote bekenheid geniet als een allround zanger die ook zij eigen nummers schrijft. is Ben een populaire zanger – entertainer heel direct het contact met zijn publiek zoekt. Naast de artistieke kant is er ook een geheel andere kant die de moeite van het melden waard is; met de Ben Heart Foundation zet Ben zich in voor diverse projecten, waaronder het weeshuis Elisama op Bali.
 
Batik Dance Theatre:
Onder leiding van Ali zijn de dansers en danseressen vooral specialist in de prachtige Balinese en indrukwekkende Javaanse danscultuur. Maar hun repertoire omvat daarnaast ook dansen afkomstig van de andere eilanden van Indonesië. Ali bedenkt niet alleen zelf de dansen maar

maakt ook zelf de prachtige traditionele kostuums.

10897351057?profile=original

Vrijdag 29-07
12:00 – 23:15
 
Harold Verwoert:
Harold Verwoert is een echt multitalent! Men zou hem van veel producties kunnen kennen; als de bekende zwarte Piet “Coole Piet Diego”, deelnemer aan het songfestival of presentator van RTL4, TROS en Omroep Max programma’s.
Maar Harold heeft ook een grote voorliefde voor muziek. Hij is een zanger in hart en nieren. Met een breed repertoire kan Harold zijn veelzijdigheid laten horen en zien. Van Elvis Presley tot prachtige ballads, met zijn warme stem weet Harold de mensen te raken.
Op de Pasar Malam in Steenwijk zal hij tussen 12:00 en 19:00 uur maar liefst 4 keer optreden!
 
Aniadi Art:
Deze dansgroep staat onder leiding van Made Aniadi. Made is geboren op Bali. Zij is niet alleen de leidster maar ook de choreograaf en uitvoerend danseres. Met veel passie brengt deze groep de rijke danscultuur uit Indonesie naar het podium, in de stad Steenwijk.
 
Triple B & Friends:
Een relatief nieuwe formatie in het Pasar Malam netwerk. Maar dat zal zeker heel snel gaan veranderen. Deze formatie trekt met haar allround repertoire waaronder Rock&Roll, indorock en Evergreens het publiek gegarandeerd op de dansvloer. Triple B & Friends zullen tot ’s avonds na 23:00 doorspelen.
 
Naomi Bellydance Entertainment:
Naomi is geen onbekende in Steenwijk. Ze heeft haar eigen dansschool in Dorpshuis Onna. Op de Pasar Malam zal Naomi een éénmalig optreden verzorgen om 20:15 uur. De Oriëntaalse dans en muziek zijn van kleins af aan al in haar leven aanwezig geweest, en dat de bellydance haar passie is, is zeker terug te zien in dit weliswaar korte maar zeker erg krachtige optreden

10897351088?profile=original

Zaterdag 30-07
12:00 – 00:00
 
Ester Latama:
De muzikale loopbaan van Ester is op z'n minst 'opvallend' te noemen. Enkele highlights zijn bijvoorbeeld haar optredens met Frank Boeijen en 2Unlimited. Ester zong in het achtergrondkoor van Boney M maar was ook  bij verschillende grote en bekende bands de leading lady! Tegenwoordig treedt Ester voornamelijk als solo artiest op. Met het brede repertoire en haar leuke interactie met het publiek is Ester Latama niet alleen een kwalitatief maar ook een charmant onderdeel van het van het Pasar Malam programma.
 
Wahana Budaya Nusantara:
De liefhebbers van de Indonesische dans komen op zaterdag aan hun trekken met de bekende kleurrijke dansgroep Wahana Budaya Nusantara. Deze dansgroep danst in prachtige kostuums en heeft een indrukwekkend dansrepertoire. Het publiek kan ten volle genieten van deze dansgroep, mede door de culturele uitleg die de presentatrice Sylvia geeft bij iedere dans.
 
 Hot News:
Hot News is opgericht, nadat Oscar Rexhauser in 2006 zijn basgitaar aan de wilgen heeft gehangen en de formatie The Hot Jumpers ophief.  Leading Lady van het orkest is de pittige en expressieve Shirley Salomon. Het repertoire is zeer veelzijdig en van hoog muzikaal niveau met Top40 muziek, soul, country, country Rock, modern, Zuid-Amerikaans en natuurlijk veel Indische liederen.
 
Riem de Wolff (Blue Diamonds)
De absolute topper van de Pasar Malam in Steenwijk!
‘Je zult op je 17e al een ster zijn en verschillende gouden platen hebben gekregen voor je hits.’
Riem de Wolff begon zijn succesvolle carrière als één van de twee Blue Diamonds (samen met zijn broer). Zij waren de tegenhangers van The Everly Brothers. Sinds jaren is  Riem door het publiek in het hart gesloten en de meeste mensen kennen natuurlijk zijn grote hits “Let it be me”, “Little Ship”, “Oh Carol” en natuurlijk de wereldhit “Ramona” 

10897351659?profile=original

Zondag 31-07
12:00 – 20:00
 
Challenge XL:
Challenge wordt vooral gekenmerkt door een uitgebalanceerd repertoire dat o.a. bestaat uit dance classics, country, linedance en Indische keroncong/pop muziek. De wijze waarop de liedjes worden gebracht en de eigen interpretaties hiervan, maken  de specifieke Challenge-sound.
 
Dansgroep Srikandi:
Srikandi is een traditionele Indonesische dansgroep die op de Pasar Malam Steenwijk twee keer zal optreden. In deze dansen laat de dansgroep die traditionele Indonesische cultuur zien.
 
John Russell Jr.
De zoon van Big John Russell (“I Never Loved A Woman The Way That I Love You” & "Hokie Pokie”) treedt in de voetsporen van zijn vader. Men zal genieten van zijn soul en funky nummers. 

10897351684?profile=original

10897352666?profile=original

Lees verder…


10897234678?profile=originalVoortgangsverslag Traktaat van Wassenaar per 18 juli 2016.

De deelnemers (donateurs) en ondertekenaars verzochten het ACTW66 om tussentijdse verslag.   

 

Voor Fase I  heeft ACTW66 inmiddels vele benodigde werkzaamheden verricht en de nodige stappen ondernomen. ACTW66 heeft bereikt dat de advocaten, materiedeskundigen en de consultants op basis van "no cure no pay "voor ons werken bij deze megaklus om 60.000-70.000 gedupeerden De Staat hun gelden te laten uitbetalen.  Inmiddels hebben deze reeds werkzaamheden uitgevoerd voor Fase I.  Met de campagne werd van de 60.000 - 70.000 ruim 15.000 bereikt, naast dat er ruim 9.479 de petitie hebben ondertekend en 2417 hebben gedoneerd. 

Uit de gepleegde research door materiedeskundigen in samenwerking met team van ACTW66 werden de feiten, bevindingen en oplossingsrichtingen samengevat in het rapport "Voorstel concept rapport Uitbetalen Trakktaat van Wassenaar" . De planning is dat dit Rapport/ boek  in september wordt uitgegeven in boekvorm  beschikbaar komt, alvorens deze  met dagvaardinging met 10.000 handtekeningen uit handen van de advocatenkantoor te Jakarta wordt overhandigd aan Bert Koenders.  Ook hij is op de hoogte dat deze zaak staat aan te komen.

 

Alle bewindslieden van de Tweede Kamer zijn op de hoogte gebracht, en uiteraard Halbe Zijlstra die in 2009 begin maakte aan dit dossier, ook research heeft gepleegd.  Op 22 april jl. werd persoonlijk de president Joko Widodo van de republiek Indonesie in kennis gesteld van dit traktaat dat de Nederlandse Staat  het financiele onderdeel tot uitbetaling aan de Indische Gemeenschap niet heeft uitgevoerd uit dit verdrag.

 

ACTW66 heeft als claimstichting voor Fase I alle benodigde werkzaamheden en uitgaven voor haar rekening genomen. 

 

Voor Fase II, zijn middelen nodig om  ten eerst de groep van 60.000 gedupeerden (rechthebbenden) ,  zijnde aangemerkt als deelnemer van ACTW66 als claimstichtichting- te bereiken via de omroepen, en  de dagbladen.  Hier zijn veel kosten meegemoeid. De griffie kosten om deze zaak op de rol te zetten,  2,5 % van 689 miljoen. Ten slotte voor Informatie & Communicatie naar de gedupeerden toe , de levering van het rapport / boek "Voorstel Concept Rapport  Uitbetalen traktaat van Wassenaar 1966" voor 70.000 exemplaren.

 

Daarom vraagt ACTW66 een minimale donatie van € 25, en t.z.t ontvang u het  "Voorstel Concept Rapport Uitbetalen Traktaat van Wassenaar" dat in boekvorm wordt uitgegeven.

 

Uw donatie/bijdrage kan U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07  ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie ACTW 66 - Traktaat van Wassenaar . Wij hebben uw donatie hard nodig voor de uitvoeringskosten die de Nederlandse Staat bewust 51 jaren heeft nagelaten, dit om ons werk  verder af te maken.

Lees verder…

10897332500?profile=originalHet Verzet in Nederlands-Indië  (3)           Door:  Drs. Humphrey de la Croix

n deel 1 en deel 2 van deze serie over het Indisch verzet, is samengevat hoe het verloop is geweest van de verzetsactiviteiten in bezet Nederlands-Indië. Ik ben ingegaan op het gebrek aan steun van de Indonesische bevolking   en haar coöperatieve houding tegenover de Japanners, het succesvolle opereren van zowel  de Japanse als de Indonesische inlichtingendiensten. Ten slotte was er de afwezigheid van genoeg professionele verzetsdeelnemers; de meeste verzetsdeelnemers werden vooral gedreven door het idee van een spoedige bevrijding. Ter illustratie van een grotere verzetsgroep die kenmerkend was voor het Indisch verzet heb ik    de groep-Meelhuysen genoemd, geformeerd in Soerabaja rond kapitein W.A. Meelhuysen.

Deze verzetsorganisatie werd uiteindelijk al vanaf december 1942 onttakeld door de Japanners en definitief uitgeschakeld in het voorjaar van 1943.

Het tweede deel liet voorbeelden zien van gepleegd verzet op Noord-Sumatra, De Kei-eilanden en Nieuw-Guinea. Anders dan in deel 1 heb ik naast literatuur geput uit primaire bronnen: uit de eerste hand verkregen informatie in gesprekken met voormalige verzetsdeelnemers. Om redenen van privacy zullen deze deel-nemers voorlopig anoniem worden opgevoerd. Mogelijk dat binnen afzienbare termijn de namen bekend worden gemaakt. In dit derde deel ga ik in op het verzet op Midden-Celebes (Sulawesi) in de streek Mori, grofweg gelegen tussen Poso en Kolonodale, waar door een groep van 125 man een guerrilla is gevoerd vanaf april 1942. Ik zal als tweede thema in dit deel ook aandacht geven aan verzetsactiviteiten in de zuidelijke Molukken op de eilanden Babar en Empalawas.

Verzet op Celebes

De eerste Japanse landingen waren aan de oostkust van het olierijke Borneo (Kalimantan) en aan de noordkust van de Minahasa op Noord-Celebes. En het is snel gegaan: half februari 1942 was een groot deel van Celebes in Japanse handen gevallen. Het midden van het eiland bleef na de capitulatie korte tijd nog onder Nederlandse controle doordat   een groep Nederlanders er nog wilden doorvechten. Journalist en schrijver Michel Hegener wijdde er eind jaren tachtig een aantal artikels aan in NRC Handelsblad en bracht in 1990 een monografie uit, Guerrilla in Mori. Het verzet tegen de Japanners op Midden-Celebes in de tweede wereld-oorlog. Ik heb voor deze bijdrage rijkelijk geput uit deze waarde-volle en unieke publicatie. Voor zover ik het overzie is het de meest uitgebreide over gepleegd verzet en met name over een specifieke verzetsgroep in bezet Nederlands-Indië.

 

Wat meteen opvalt aan de vorm van het eiland Celebes is de zeer lange kust, die het gebied extra kwetsbaar en moeilijk verdedig-baar maakte tegen de Japanse invasie. De vijand had de kusten

en landingsplaatsen als het ware voor het kiezen. Met de dreiging van een nederlaag in het vooruitzicht had de legerleiding   in januari 1942 luitenant-kolonel A.L. Gortmans naar het eiland gezonden om daar Nederlandse militairen, maar vooral inheemse soldaten, te helpen voorbereiden op het voeren van een guerilla-oorlog. Maar het verliep totaal anders omdat het hem niet lukte een guerrilla te organiseren. Nogal wat gerecruteerde Indonesiërs deserteerden voordat er strijd was geleverd. Gortmans redde het niet en gaf zich eind maart 1942 over en werd naar Makassar op Zuid-Celebes afgevoerd. Die regio was namelijk al in vijandelijke handen gevallen. Gortmans werd op 6 april 1944 gefusilleerd door de Japanners omdat hij in de bres sprong voor van spionage en verzet beschuldigde Nederlanders en Indonesiërs.

Terug naar januari 1942 zien we dat de commandant van Midden-Celebes, majoor B.F.A. Schilmöller de geregelde strijd in de Minahassa aan het verliezen was. Hij riep de resten van zijn eenheden (ongeveer 1500 man) op een guerrillastrijd te voeren. Maar deze troepen versnipperden al gauw en konden geen effectieve guerrilla beginnen. Schilmöller zelf had ook geen succes en arriveerde rond 21 februari in de streek     ten oosten van Gorontalo, ten zuidenwesten van de Minahassa. Hij wilde verder gaan naar Midden-Celebes, de streek rond Poso. De situatie in en rond Gorontalo veranderde namelijk in hoog tempo dramatisch in het nadeel van de Nederlanders.      De Nederlands-Indische troepen vielen rap uit elkaar. Zo had de lokale stadswacht besloten met de Japanners mee te doen en slaagde erin 33 man van de Menadonese Militie  Compagnie  gevangen  te

nemen. Eerder waren tientallen manschappen gedeserteerd. Een van de personen die met de vijand meedeed was de ex-foerier van de compagnie Ratambanua. Deze zou nog een opmerkelijke rol spelen later in de strijd.

Het midden van Celebes was nog niet aangevallen maar had in januari al een bombardement meegemaakt. Een deel van de stad Kolonodale stond toen in brand. De verwachting was dat een aanval van de vijand vanuit zee zou volgen. Maar na de algehele capitulatie op 8 maart was er in de verste verten nog geen Japanner te bekennen in     of rond Kolonodale. Na het bombardement in januari volgde evacuatie van de burgerbevolking naar de kampongs in het achter-land en bleef een verdediging van ongeveer 60 (!) man achter. Op dat moment had niemand enig idee van de omvang van de Japanse invasiemacht.

In Kolonadele waren de luitenants J.A. de Jong en W.H.J.E. van Daalen de hoogste bevel-voerenden. Zij hadden op 6 maart de inheemse militiesoldaten al naar huis gestuurd en zij oriënteerden zich op een nieuwe strategie. Majoor Schilmöller was op 24 februari in Poso aan-gekomen en hoopte er de verdediging te reorganiseren en de Japanse opmars te stuiten of te vertragen. Echter de realiteit deed hem beseffen dat de strijd in het voordeel van de Japanners ging uitvallen. Hij was er bang voor  dat de Japanners zich zouden afreageren op de Europese inheemse burgerbevolking. Om dat te voorkomen vertrok hij rond 23 maart 1942 naar Menado om zich bij de Japanners te melden en hun instructies af te wachten. Hij seinde naar Poso en Kolonodale dat hij bezig was de voorwaarden rond de overgave te bespreken en riep De Jong en Van Daalen op nadere instructies af te wachten. Zij wachtten intussen met hun groep van ongeveer 125 man. Echter luitenant De Jong besloot in actie te komen nadat hij had vernomen dat Van Daalen zijn wapens had ingeleverd bij de deserteur Ratambanua. Deze laatste zou als een soort ‘gezant’ van de Japanners de taak hebben de capitulatie op Midden-Celebes af te handelen in afwachting van de hoofdmacht. Het zenden van een deserteur was niet direct een uiting van Japans respect voor hun militaire tegenstanders. De Jong slaagde erin de afgegeven wapens weer in bezit te krijgen en nog enkele Nederlandse soldaten uit internering te bevrijden. Het markeerde het begin van een guerrilla op Midden-Celebes.

10897332694?profile=originalSergeant J. Klinkhamer met zijn  verloofde, mei 1941

Verzet in de streek Mori

De 22-jarige sergeant J. Klinkhamer had direct na de capitulatie al de drang door te gaan met de strijd. Het gebied dat ongeveer samenviel met het voormalige koninkrijk Mori, tussen Poso en Kolonodale, was erg geschikt vanwege zijn dichte begroeiing. En er was voedsel genoeg en de lokale bevolking was op Nederlandse hand. De groep van De Jong en Van Daalen trok zich terug op Tentena in een leeg huis van een zendeling.

Klinkhamer zag de strijd eenvoudig als een afwisseling van korte aanvallen en zich snel terugtrekken in de heuvels totdat de Geallieerden waren terug-gekeerd. De eerste confrontatie was in de eerste helft van april met een groep van 50 Japanse soldaten, die er op uit waren gestuurd om De Jong en Van Daalen op te pakken. Dat eerste gevecht eindigde in het voordeel van de KNIL’ ers en de vijand trok zich terug, maar kwam daarna met ongeveer 100 man. Weer lukte het de Japanners niet om de groep te overmeesteren. De Jong en Van Daalen splitsten zich in twee groepen en waren actief in respectievelijk het gebied ten oosten van Poso en rond Kolonodale. De twee hoofdgroepen splitsten zich vervolgens op in weer kleinere groepjes, die zelfstandig opereerden. In de eerste helft van mei boden de Japanners onderhandelingen aan; daarbij hadden ze een brief van majoor Schilmöller bij zich die hen opriep zich over te geven. De Jong wilde echter niet dit bevel van een krijgsgevangene opvolgen. Het verzet slaagde erin een brug te vernielen op de route van Poso naar Kolonodale en een paar keer werden Japanse kolonnes beschoten. Gezien de lichte bewapening in de vorm van pistolen en geweren waren grotere acties dan dit soort speldenprikken niet mogelijk.

De Jong lukte het om met een radiozender de Geallieerden in Australië te bereiken. Dat leidde inderdaad tot dropping van goederen op 15 juli, maar deze zijn waarschijnlijk in vijandige handen gekomen. Eerder was vanuit Australië eind juni een party (de party Lion) gezonden en geland, maar werd overmeesterd door de Japanners. Daarbij werd ook de Nederlandse luitenant R.T. van Hees gevangen; alle leden van de groep zijn terechtgesteld. Later bleek deze hulp niet passen in een strategie om Celebes te heroveren, maar was eerder sprake van een humanitair motief en als morele ondersteuning bedoeld.
Intussen voerden de Japanners steeds meer versterkingen aan richting Midden- en Zuid-Celebes. De groepen van De Jong en     Van Daalen werden gestaag gereduceerd na confrontaties met de vijand. Deserties en over-meestering kwamen daar nog eens bij. De Jong en Van Daalen werden teruggedreven naar Kolonodale. Toch heeft de guerrilla in Mori veel succes gehad tegen de vijand. Het meest memorabel hier te vermelden is het gevecht in Salenda op 7 juli 1942. Het was een gebied met ladang (land-bouwvelden) en wat kampong-huisjes. De groep was ongeveer 25 man groot en kon het voordeel van de verrassing hebben. Echter, eerder op 4 juli had luitenant De Jonge besloot zich koest te houden toen hij vernam dat een groep (Japanners naar hij dacht) naderde; dit tot ergernis van sergeant Klinkhamer die een directe aanval succesvol achtte. Het blijft volgens Michiel Hegener speculeren waarom de officier niet tot actie overging. Kort daarna op 7 juli volgde een confrontatie met de vijand in Salenda. De bevolking was inmiddels geneigd om de Japanners te helpen en briefden de aanwezigheid van de Nederlanders door. De vijand besloot drie voertuigen te sturen met 35 man voorzien van geweren, automatische wapens en mortieren. Het gevecht brak los tussen de groep van 45 Nederlanders en de al aanwezige Japanners. Het konvooi van drie voertuigen was al bijna in de buurt, maar deze groep aarzelde het bos in te trekken uit angst voor verrassingsaanvallen. De Japanners leden met tientallen doden flinke verliezen; volgens getuigen waren de drie voertuigen geheel gevuld met lijken. Deze werden vervolgens verbrand met benzine. Het gevecht had de eerste dag geduurd tot negen uur ’s avonds en de volgende ochtend van zes tot negen uur. De KNIL’ ers hadden het zelf ook moeilijk gehad; ze hadden tegen een overmacht gevochten en moesten zich snel terugtrekken omdat ze nu omsingeld raakten. Niet alle leden van de groep lukte het te ontsnappen; sommigen gaven zich over. Eén man had zichzelf door het hoofd geschoten.

Maar de Japanse opmars en overmacht waren onvermijdelijk, zodat begin augustus het einde van de guerrilla zich begon af te tekenen. De vijand had ook nog eens honderden bewoners ingezet in hun zoekacties naar de rebellen. Moegestreden vielen De Jong en Van Daalen op 9 augustus 1942 in handen van de Japanners.

10897333070?profile=originalKolonodale op Celebes

De gevangenen werden in Kolonodale gevangen gezet in    de kazerne. Verhoren en mishandelingen volgden. Sergeant Klinkhamer wist als enige uit handen van de vijand te blijven. De luitenants De Jong en Van Daalen zijn naar Menado overgebracht en geëxecuteerd op 25 augustus 1942. De leden van de party-Lion werden op 14 en   15 september 1942 onthoofd. Sergeant Klinkhamer hield zich verborgen in het bos gelegen rond en op de berg Goenoeng Madjelentje; daar waren veel grotten en begroeiing ideaal om zich te verbergen. De onderofficier heeft zich daar bijna drie jaar kunnen handhaven. Voedsel kreeg hij soms van de lokale bevolking, maar het merendeel moest hij zelf in de bossen vinden. Van zijn wapens had hij alleen een klewang (sabel) overgehouden; zijn uniform had hij ingewisseld voor normale kleren. De Japanners bleven moeite doen hem te vinden en hun wantrouwen tegenover de bevolking nam alleen maar toe. De kampongbewoners werden gedwongen mee te zoeken en ook werden ze gestraft op verdenking van het verbergen van Klinkhamer.

Het nieuws van de Japanse capitulatie bereikte de omgeving van Goenoeng Madjelentje vrij snel, maar Klinkhamer besloot veiligheidshalve zich nog niet te laten zien. Pas na eind oktober besloot hij tevoorschijn te komen en liep op 1 november 1945 Kolonodale binnen. En die dag vierde hij de vrijheid met de radja (koning) van Mori en ontmoette er Japanse officieren, kort tevoren zijn vijanden die hem koste wat kost wilden vinden. De rust was betrekkelijk en van korte duur omdat al gauw de Indonesisch vrijheidsstrijd zich ontketend; een nieuwe oorlog was begonnen.

Michiel Hegener concludeert dat het verzet van de luitenants De Jong en Van Daalen tot een van de meest effectiefste en grootschalige is geweest. De natuurlijke omgeving was zeer geschikt en de Japanners waren erg bevreesd voor het aangaan van een guerrillastrijd. De verzets-groep had aanvankelijk veel succes met hit-and-run acties, maar moest het uiteindelijk afleggen tegen de steeds sterker wordende Japanners en de groeiende steun van de lokale bevolking aan de nieuwe machtshebbers.

10897333087?profile=originalVerzet op de Molukken

Molukse militairen behoorden tot de meest loyale leden van de koloniale strijdkrachten. En de capitulatie van het KNIL was daarom een zeer grote klap. Na  de overgave werden ze door de Japanners als mede-Aziaten gezien en spoedig vrijgelaten in het voorjaar van 1942. Een relatief groot aantal van hen begaf zich vervolgens in de illegaliteit, variërend van lijdzaam verzet tot riskante aanvallen op de bezetter. De ligging van de Molukse archipel was voor de Japanners van groot strategisch belang. Het gebied dat ruim gezien gelegen is tussen Australië (de zuidwest Pacific) en Japan, fungeerde als een knoop-punt in de militaire logistiek en de mogelijke verdere sprong richting de Stille Oceaan. Concreet betekende het de aanleg van maritieme en vliegbases.

De bezetter schakelde op de Molukken vooral de lokale bevolking in om bossen te kappen, grond te egaliseren, vliegvelden aan te leggen en versterkingen op te bouwen. Ook verhoging van de voedselproductie was voor de Japanners een belangrijk doel.  Het vergde het uiterste van        de bevolking die vooral op versnipperde, kleine stukken grond haar voedsel verbouwde. Nu opeens door de aanwezigheid van tienduizenden Japanners werd de druk op de aanwezige menskracht ingrijpend verhoogd. Naast de lokale bevolking en daar aanwezige voormalige Molukse KNIL’ ers, haalden de Japanners heiho’s (hulpsoldaten) en vrij-gelaten Molukse KNIL-militairen van Java om de voedselproductie en het tempo van aanleg van infrastructuur op te schroeven.

Op de Molukken bevonden zich weinig objecten die vatbaar waren voor sabotage: geen spoorlijnen, geen kazernes, geen industrieën. De verzetsactiviteiten waren aanvankelijk gericht op het voorbereiden van de terugkeer van de geallieerden, die zoals overal in de archipel op niet al te lange termijn werd verwacht. Later ging het verzet zich meer richten op de nieuwe infra-structuren in wording, zoals vliegvelden met de bijbehorende gebouwen en in de voedsel-productie. Het meest aannemelijk is dat passief verzet is gepleegd in de vorm van luisteren naar de radio en het verspreiden van informatie, het stiekem geven van eten, kleren en brieven aan geïnterneerden, het helpen van onderduikers, het weigeren een loyaliteitsverklaring aan de Japanners tekenen of weigeren   te werken voor de bezetter.
De term Moluks verzet moet ruim worden gezien omdat het gepleegd is door iedereen van Molukse afkomst. Dus het verzet beperkte zich niet tot de Molukken zèlf, maar ook dat op andere eilanden. Eerder zagen we in deel 1 van deze serie de groep Sapoe Tangan Merah, de Rode Zakdoek. Degenen die verzet pleegden handhaafden de hiërarchische verhoudingen zoals ze vóór de capitulatie kenden; dus de voormalige hoogste in rang werd de leider van een verzetsgroep.

 De Molukken met midden-onder de Babar eilanden

Een goed voorbeeld van een verzetsgroep was die van Jacob Litamahaputty op Saparoea. Deze groep bereidde de terugkomst van de Geallieerden voor; informatie verzamelen over de Japanners op het eiland en het blijvend in de gaten houden van de vijand. Ook verzamelde de groep wapens en munitie, afkomstig uit het KNIL en politieposten. Zelfs uit Japanse barakken werden er wapens gestolen. Vanwege de geringe omvang van Saparoe was het moeilijk in het geheim te opereren; temeer omdat de bezetter de bevolking constant bang maakte voor het geval ze verzet zouden steunen of plegen. In 1943 zag de situatie er voor de groep niet goed uit toen de Japanners veel intensiever aan opsporing deden. Ze pakten enige leden op en executeerden hen. Vervolgens moest de bevolking zich op een dag op een plein melden waarna er verklikkers verdachten aanwezen als rebel. Dat leidde tot executies en gevangenisstraffen. Restanten van de groep onder leiding van Litamahaputty vluchtten naar het grotere eiland Ceram. Daar bleken ze ook niet veilig omdat de Japanners wisten van hun oversteek. Na een aanval trok de groep zich terug, daarbij een schrift verliezend met namen van de groepsleden en anderen die hen steunden. Dit maakte het de Japanners makkelijk met succes hun speurtocht uit te voeren. De groep ging uiteindelijk ten onder aan malaria en het gebrek aan communicatiemiddelen om het verzet perspectief te bieden (in plaats van in in isolement te opereren). Besloten werd terug te gaan naar Saparoe en daar de strijd voort te zetten. Het zou het einde betekenen van de guerrilla. De vijand had bijna iedereen opgespoord en ook Litamahaputty kregen ze te pakken nadat ze zijn familie hadden gegijzeld onder dreiging hen te doden. Jacob Litamahaputty werd na zware mishandeling en vernederingen op 21 maart 1944 geëxecuteerd, samen met 21 andere verzets-lieden.

Verzet op Pulau Babar

De Babar-eilanden liggen in de zuidelijke Bandazee ongeveer 200 km ten oosten van Timor en 500 km ten zuiden van Ambon en Ceram. De hoofdplaats is de desa Tepa. Middelen van bestaan  waren visvangst en kleinschalige landbouw. Tijdens de bezetting dwongen de Japanners de bevolking voedsel, tabak en varkens te leveren. Hiertegen rees al gauw verzet en strijdbare mannen besloten in verzet te gaan tegen de bezetter. Al vanaf het begin in augustus 1942 waren de Japanners hard opgetreden tegen de bewoners, die er tot dan toe geïsoleerd maar in vrede hadden gewoond. De ontzetting en aversie tegen de brute indringers waren daarom enorm groot. Deze groeiende controverses hebben geleid tot een van de grootste massamoorden tijdens de bezetting van Indië. In november 1944 was het de Japanse commandant Shihonara, die in Empalawas verscheen om er de zaken recht te trekken en raakte in conflict met de mensen. Dezen doodden de Japanner en enkele van zijn landgenoten die zich in een andere kampong, Masboear, bevonden. Daarop kwamen Japanse versterkingen die enkele dorpsbewoners executeerden bij wijze van vergelding. Om de bevolking met zich te laten verzoenen, nodigden de Japanners iedereen uit Empalawas uit voor een feest. Aangekomen bij de ruimte moesten de mensen zich in twee rijen opstellen, waarna ze door mitrailleurvuur omkwamen.

De getuigen L.M. en A.E. moesten als dwangarbeider de lijken opruimen en in door hen gegraven putten gooien. In hun beleving waren er wel duizend mensen doodgeschoten; in werkelijkheid waren het er ongeveer vier-honderd. Bijna iedereen liet het leven, op tien meisjes na die gedwongen waren tot prostitutie. Maar volgens getuigen L.M. en A.E. zou een vijftigtal oudere mensen erin geslaagd zijn te vluchten in de bossen. Het dorp werd toen in brand gestoken.
Een van die ingezetenen van Babar was ook O.L. die destijds woonachtig was in de kampong Ahanari. Hij was betrokken bij de aanval op Japanners in Empalawas in november 1944. De getuigen L.M. en A.E. waren afkomstig uit hetzelfde dorp, waren opgegroeid in hetzelfde huis en hebben samen met O.L. gedwongen moeten werken; ze waren toen gehuisvest in een soort kamp omringd door prikkeldraad. Getuigen vertellen dat ze iedere ochtend vroeg begonnen met werken op het land, het transporteren te voet van voorraden naar Japanse posten in Empalawas en Wakpapi die op respectievelijk 12 km en 4 km afstand van Ahanari waren gelegen. Soms moest er 30 km per dag worden gelopen met zware lasten op hun rug. O.L. had destijds ook familie wonen in Empalawas. L.M. en A.E. vertellen dat zijzelf tot een groepje jonge mannen behoorden die de strijd wilde aangaan met de vijand. Ze hadden zich bewapend met messen, bamboesperen en pijl   en boog. Ze hadden gewoonweg genoeg van de Japanse aanwezigheid en uitbuiting. Een zekere Imsula, 20 jaar oud, uit Empalawas was hun leider. Het plan was om zoveel mogelijk Japanners uit de weg ruimen. De groep bestond uit ongeveer dertig jonge mannen die kwamen uit de dorpen Ahanari, Empalawas en Wakpapi. De getuigen vertellen ook dat er een verklikker rondliep, Hetharia. O.L. zou twee vijanden gedood hebben: een marine-arts-officier en een soldaat. Zij waren achtergebleven nadat de andere Japanse militairen mensen uit het dorp hadden geronseld voor werk. De verzetsgroep vernielde toen ook met stukken steen en hout  de verrekijker van de vijandelijke uitkijkpost die ongeveer 200 meter op een heuvel stond. De twee Japanners werden met pijlen neergeschoten door O.L. toen zij poolshoogte kwamen nemen op  de uitkijkpost. De leider Imsula slaagde er in een soldaat om te brengen. O.L. werd later vanuit het werkkamp meegenomen naar de gevangenis in Wakpapi op verdenking van betrokkenheid bij de aanslagen. De getuigen zeggen ten slotte dat een vrouw, Laisiwi, de massamoord had overleefd; zij ging later naar Nederland maar was tegen eind jaren tachtig al overleden. De verzetsgroep heeft na de aanslag en de massamoord geen activiteiten meer ontplooid. Waarschijnlijk afgeschrikt door de Japanse reactie en hun beperkte mogelijkheden door gebrek aan vuurwapens, afwezigheid van communicatiemiddelen en de aanwezigheid van verklikkers en collaborateurs. O.L. onderging zware mishandelingen maar heeft niet doorgeslagen; hij werd vrij-gelaten en kwam uitgemergeld terug. Hij ging na de oorlog naar Nederland, maar zou rond 1970 terugkeren naar Indonesië.

Wordt vervolgd

In deel 1 en deel 2 van deze serie over het Indisch verzet, is samengevat hoe het verloop is geweest van de verzetsactiviteiten in bezet Nederlands-Indië. Ik ben ingegaan op het gebrek aan steun van de Indonesische bevolking   en haar coöperatieve houding tegenover de Japanners, het succesvolle opereren van zowel  de Japanse als de Indonesische inlichtingendiensten. Ten slotte was er de afwezigheid van genoeg professionele verzetsdeelnemers; de meeste verzetsdeelnemers werden vooral gedreven door het idee van een spoedige bevrijding. Ter illustratie van een grotere verzetsgroep die kenmerkend was voor het Indisch verzet heb ik    de groep-Meelhuysen genoemd, geformeerd in Soerabaja rond kapitein W.A. Meelhuysen.

Deze verzetsorganisatie werd uiteindelijk al vanaf december 1942 onttakeld door de Japanners en definitief uitgeschakeld in het voorjaar van 1943.

Het tweede deel liet voorbeelden zien van gepleegd verzet op Noord-Sumatra, De Kei-eilanden en Nieuw-Guinea. Anders dan in deel 1 heb ik naast literatuur geput uit primaire bronnen: uit de eerste hand verkregen informatie in gesprekken met voormalige verzetsdeelnemers. Om redenen van privacy zullen deze deel-nemers voorlopig anoniem worden opgevoerd. Mogelijk dat binnen afzienbare termijn de namen bekend worden gemaakt. In dit derde deel ga ik in op het verzet op Midden-Celebes (Sulawesi) in de streek Mori, grofweg gelegen tussen Poso en Kolonodale, waar door een groep van 125 man een guerrilla is gevoerd vanaf april 1942. Ik zal als tweede thema in dit deel ook aandacht geven aan verzetsactiviteiten in de zuidelijke Molukken op de eilanden Babar en Empalawas.

Verzet op Celebes

De eerste Japanse landingen waren aan de oostkust van het olierijke Borneo (Kalimantan) en aan de noordkust van de Minahasa op Noord-Celebes. En het is snel gegaan: half februari 1942 was een groot deel van Celebes in Japanse handen gevallen. Het midden van het eiland bleef na de capitulatie korte tijd nog onder Nederlandse controle doordat   een groep Nederlanders er nog wilden doorvechten. Journalist en schrijver Michel Hegener wijdde er eind jaren tachtig een aantal artikels aan in NRC Handelsblad en bracht in 1990 een monografie uit, Guerrilla in Mori. Het verzet tegen de Japanners op Midden-Celebes in de tweede wereld-oorlog. Ik heb voor deze bijdrage rijkelijk geput uit deze waarde-volle en unieke publicatie. Voor zover ik het overzie is het de meest uitgebreide over gepleegd verzet en met name over een specifieke verzetsgroep in bezet Nederlands-Indië.

Kaart van Celebes, 1942

Wat meteen opvalt aan de vorm van het eiland Celebes is de zeer lange kust, die het gebied extra kwetsbaar en moeilijk verdedig-baar maakte tegen de Japanse invasie. De vijand had de kusten

en landingsplaatsen als het ware voor het kiezen. Met de dreiging van een nederlaag in het vooruitzicht had de legerleiding   in januari 1942 luitenant-kolonel A.L. Gortmans naar het eiland gezonden om daar Nederlandse militairen, maar vooral inheemse soldaten, te helpen voorbereiden op het voeren van een guerilla-oorlog. Maar het verliep totaal anders omdat het hem niet lukte een guerrilla te organiseren. Nogal wat gerecruteerde Indonesiërs deserteerden voordat er strijd was geleverd. Gortmans redde het niet en gaf zich eind maart 1942 over en werd naar Makassar op Zuid-Celebes afgevoerd. Die regio was namelijk al in vijandelijke handen gevallen. Gortmans werd op 6 april 1944 gefusilleerd door de Japanners omdat hij in de bres sprong voor van spionage en verzet beschuldigde Nederlanders en Indonesiërs.

Terug naar januari 1942 zien we dat de commandant van Midden-Celebes, majoor B.F.A. Schilmöller de geregelde strijd in de Minahassa aan het verliezen was. Hij riep de resten van zijn eenheden (ongeveer 1500 man) op een guerrillastrijd te voeren. Maar deze troepen versnipperden al gauw en konden geen effectieve guerrilla beginnen. Schilmöller zelf had ook geen succes en arriveerde rond 21 februari in de streek     ten oosten van Gorontalo, ten zuidenwesten van de Minahassa. Hij wilde verder gaan naar Midden-Celebes, de streek rond Poso. De situatie in en rond Gorontalo veranderde namelijk in hoog tempo dramatisch in het nadeel van de Nederlanders.      De Nederlands-Indische troepen vielen rap uit elkaar. Zo had de lokale stadswacht besloten met de Japanners mee te doen en slaagde erin 33 man van de Menadonese Militie  Compagnie  gevangen  te

nemen. Eerder waren tientallen manschappen gedeserteerd. Een van de personen die met de vijand meedeed was de ex-foerier van de compagnie Ratambanua. Deze zou nog een opmerkelijke rol spelen later in de strijd.

Het midden van Celebes was nog niet aangevallen maar had in januari al een bombardement meegemaakt. Een deel van de stad Kolonodale stond toen in brand. De verwachting was dat een aanval van de vijand vanuit zee zou volgen. Maar na de algehele capitulatie op 8 maart was er in de verste verten nog geen Japanner te bekennen in     of rond Kolonodale. Na het bombardement in januari volgde evacuatie van de burgerbevolking naar de kampongs in het achter-land en bleef een verdediging van ongeveer 60 (!) man achter. Op dat moment had niemand enig idee van de omvang van de Japanse invasiemacht.

In Kolonadele waren de luitenants J.A. de Jong en W.H.J.E. van Daalen de hoogste bevel-voerenden. Zij hadden op 6 maart de inheemse militiesoldaten al naar huis gestuurd en zij oriënteerden zich op een nieuwe strategie. Majoor Schilmöller was op 24 februari in Poso aan-gekomen en hoopte er de verdediging te reorganiseren en de Japanse opmars te stuiten of te vertragen. Echter de realiteit deed hem beseffen dat de strijd in het voordeel van de Japanners ging uitvallen. Hij was er bang voor  dat de Japanners zich zouden afreageren op de Europese inheemse burgerbevolking. Om dat te voorkomen vertrok hij rond 23 maart 1942 naar Menado om zich bij de Japanners te melden en hun instructies af te wachten. Hij seinde naar Poso en Kolonodale dat hij bezig was de voorwaarden rond de overgave te bespreken en riep De Jong en Van Daalen op nadere instructies af te wachten. Zij wachtten intussen met hun groep van ongeveer 125 man. Echter luitenant De Jong besloot in actie te komen nadat hij had vernomen dat Van Daalen zijn wapens had ingeleverd bij de deserteur Ratambanua. Deze laatste zou als een soort ‘gezant’ van de Japanners de taak hebben de capitulatie op Midden-Celebes af te handelen in afwachting van de hoofdmacht. Het zenden van een deserteur was niet direct een uiting van Japans respect voor hun militaire tegenstanders. De Jong slaagde erin de afgegeven wapens weer in bezit te krijgen en nog enkele Nederlandse soldaten uit internering te bevrijden. Het markeerde het begin van een guerrilla op Midden-Celebes.

Sergeant J. Klinkhamer met zijn  verloofde, mei 1941

Verzet in de streek Mori

De 22-jarige sergeant J. Klinkhamer had direct na de capitulatie al de drang door te gaan met de strijd. Het gebied dat ongeveer samenviel met het voormalige koninkrijk Mori, tussen Poso en Kolonodale, was erg geschikt vanwege zijn dichte begroeiing. En er was voedsel genoeg en de lokale bevolking was op Nederlandse hand. De groep van De Jong en Van Daalen trok zich terug op Tentena in een leeg huis van een zendeling.

Klinkhamer zag de strijd eenvoudig als een afwisseling van korte aanvallen en zich snel terugtrekken in de heuvels totdat de Geallieerden waren terug-gekeerd. De eerste confrontatie was in de eerste helft van april met een groep van 50 Japanse soldaten, die er op uit waren gestuurd om De Jong en Van Daalen op te pakken. Dat eerste gevecht eindigde in het voordeel van de KNIL’ ers en de vijand trok zich terug, maar kwam daarna met ongeveer 100 man. Weer lukte het de Japanners niet om de groep te overmeesteren. De Jong en Van Daalen splitsten zich in twee groepen en waren actief in respectievelijk het gebied ten oosten van Poso en rond Kolonodale. De twee hoofdgroepen splitsten zich vervolgens op in weer kleinere groepjes, die zelfstandig opereerden. In de eerste helft van mei boden de Japanners onderhandelingen aan; daarbij hadden ze een brief van majoor Schilmöller bij zich die hen opriep zich over te geven. De Jong wilde echter niet dit bevel van een krijgsgevangene opvolgen. Het verzet slaagde erin een brug te vernielen op de route van Poso naar Kolonodale en een paar keer werden Japanse kolonnes beschoten. Gezien de lichte bewapening in de vorm van pistolen en geweren waren grotere acties dan dit soort speldenprikken niet mogelijk.

De Jong lukte het om met een radiozender de Geallieerden in Australië te bereiken. Dat leidde inderdaad tot dropping van goederen op 15 juli, maar deze zijn waarschijnlijk in vijandige handen gekomen. Eerder was vanuit Australië eind juni een party (de party Lion) gezonden en geland, maar werd overmeesterd door de Japanners. Daarbij werd ook de Nederlandse luitenant R.T. van Hees gevangen; alle leden van de groep zijn terechtgesteld. Later bleek deze hulp niet passen in een strategie om Celebes te heroveren, maar was eerder sprake van een humanitair motief en als morele ondersteuning bedoeld.
Intussen voerden de Japanners steeds meer versterkingen aan richting Midden- en Zuid-Celebes. De groepen van De Jong en     Van Daalen werden gestaag gereduceerd na confrontaties met de vijand. Deserties en over-meestering kwamen daar nog eens bij. De Jong en Van Daalen werden teruggedreven naar Kolonodale. Toch heeft de guerrilla in Mori veel succes gehad tegen de vijand. Het meest memorabel hier te vermelden is het gevecht in Salenda op 7 juli 1942. Het was een gebied met ladang (land-bouwvelden) en wat kampong-huisjes. De groep was ongeveer 25 man groot en kon het voordeel van de verrassing hebben. Echter, eerder op 4 juli had luitenant De Jonge besloot zich koest te houden toen hij vernam dat een groep (Japanners naar hij dacht) naderde; dit tot ergernis van sergeant Klinkhamer die een directe aanval succesvol achtte. Het blijft volgens Michiel Hegener speculeren waarom de officier niet tot actie overging. Kort daarna op 7 juli volgde een confrontatie met de vijand in Salenda. De bevolking was inmiddels geneigd om de Japanners te helpen en briefden de aanwezigheid van de Nederlanders door. De vijand besloot drie voertuigen te sturen met 35 man voorzien van geweren, automatische wapens en mortieren. Het gevecht brak los tussen de groep van 45 Nederlanders en de al aanwezige Japanners. Het konvooi van drie voertuigen was al bijna in de buurt, maar deze groep aarzelde het bos in te trekken uit angst voor verrassingsaanvallen. De Japanners leden met tientallen doden flinke verliezen; volgens getuigen waren de drie voertuigen geheel gevuld met lijken. Deze werden vervolgens verbrand met benzine. Het gevecht had de eerste dag geduurd tot negen uur ’s avonds en de volgende ochtend van zes tot negen uur. De KNIL’ ers hadden het zelf ook moeilijk gehad; ze hadden tegen een overmacht gevochten en moesten zich snel terugtrekken omdat ze nu omsingeld raakten. Niet alle leden van de groep lukte het te ontsnappen; sommigen gaven zich over. Eén man had zichzelf door het hoofd geschoten.

Maar de Japanse opmars en overmacht waren onvermijdelijk, zodat begin augustus het einde van de guerrilla zich begon af te tekenen. De vijand had ook nog eens honderden bewoners ingezet in hun zoekacties naar de rebellen. Moegestreden vielen De Jong en Van Daalen op 9 augustus 1942 in handen van de Japanners.

Kolonodale op Celebes

De gevangenen werden in Kolonodale gevangen gezet in    de kazerne. Verhoren en mishandelingen volgden. Sergeant Klinkhamer wist als enige uit handen van de vijand te blijven. De luitenants De Jong en Van Daalen zijn naar Menado overgebracht en geëxecuteerd op 25 augustus 1942. De leden van de party-Lion werden op 14 en   15 september 1942 onthoofd. Sergeant Klinkhamer hield zich verborgen in het bos gelegen rond en op de berg Goenoeng Madjelentje; daar waren veel grotten en begroeiing ideaal om zich te verbergen. De onderofficier heeft zich daar bijna drie jaar kunnen handhaven. Voedsel kreeg hij soms van de lokale bevolking, maar het merendeel moest hij zelf in de bossen vinden. Van zijn wapens had hij alleen een klewang (sabel) overgehouden; zijn uniform had hij ingewisseld voor normale kleren. De Japanners bleven moeite doen hem te vinden en hun wantrouwen tegenover de bevolking nam alleen maar toe. De kampongbewoners werden gedwongen mee te zoeken en ook werden ze gestraft op verdenking van het verbergen van Klinkhamer.

Het nieuws van de Japanse capitulatie bereikte de omgeving van Goenoeng Madjelentje vrij snel, maar Klinkhamer besloot veiligheidshalve zich nog niet te laten zien. Pas na eind oktober besloot hij tevoorschijn te komen en liep op 1 november 1945 Kolonodale binnen. En die dag vierde hij de vrijheid met de radja (koning) van Mori en ontmoette er Japanse officieren, kort tevoren zijn vijanden die hem koste wat kost wilden vinden. De rust was betrekkelijk en van korte duur omdat al gauw de Indonesisch vrijheidsstrijd zich ontketend; een nieuwe oorlog was begonnen.

Michiel Hegener concludeert dat het verzet van de luitenants De Jong en Van Daalen tot een van de meest effectiefste en grootschalige is geweest. De natuurlijke omgeving was zeer geschikt en de Japanners waren erg bevreesd voor het aangaan van een guerrillastrijd. De verzets-groep had aanvankelijk veel succes met hit-and-run acties, maar moest het uiteindelijk afleggen tegen de steeds sterker wordende Japanners en de groeiende steun van de lokale bevolking aan de nieuwe machtshebbers.

Verzet op de Molukken

Molukse militairen behoorden tot de meest loyale leden van de koloniale strijdkrachten. En de capitulatie van het KNIL was daarom een zeer grote klap. Na  de overgave werden ze door de Japanners als mede-Aziaten gezien en spoedig vrijgelaten in het voorjaar van 1942. Een relatief groot aantal van hen begaf zich vervolgens in de illegaliteit, variërend van lijdzaam verzet tot riskante aanvallen op de bezetter. De ligging van de Molukse archipel was voor de Japanners van groot strategisch belang. Het gebied dat ruim gezien gelegen is tussen Australië (de zuidwest Pacific) en Japan, fungeerde als een knoop-punt in de militaire logistiek en de mogelijke verdere sprong richting de Stille Oceaan. Concreet betekende het de aanleg van maritieme en vliegbases.

De bezetter schakelde op de Molukken vooral de lokale bevolking in om bossen te kappen, grond te egaliseren, vliegvelden aan te leggen en versterkingen op te bouwen. Ook verhoging van de voedselproductie was voor de Japanners een belangrijk doel.  Het vergde het uiterste van        de bevolking die vooral op versnipperde, kleine stukken grond haar voedsel verbouwde. Nu opeens door de aanwezigheid van tienduizenden Japanners werd de druk op de aanwezige menskracht ingrijpend verhoogd. Naast de lokale bevolking en daar aanwezige voormalige Molukse KNIL’ ers, haalden de Japanners heiho’s (hulpsoldaten) en vrij-gelaten Molukse KNIL-militairen van Java om de voedselproductie en het tempo van aanleg van infrastructuur op te schroeven.

Op de Molukken bevonden zich weinig objecten die vatbaar waren voor sabotage: geen spoorlijnen, geen kazernes, geen industrieën. De verzetsactiviteiten waren aanvankelijk gericht op het voorbereiden van de terugkeer van de geallieerden, die zoals overal in de archipel op niet al te lange termijn werd verwacht. Later ging het verzet zich meer richten op de nieuwe infra-structuren in wording, zoals vliegvelden met de bijbehorende gebouwen en in de voedsel-productie. Het meest aannemelijk is dat passief verzet is gepleegd in de vorm van luisteren naar de radio en het verspreiden van informatie, het stiekem geven van eten, kleren en brieven aan geïnterneerden, het helpen van onderduikers, het weigeren een loyaliteitsverklaring aan de Japanners tekenen of weigeren   te werken voor de bezetter.
De term Moluks verzet moet ruim worden gezien omdat het gepleegd is door iedereen van Molukse afkomst. Dus het verzet beperkte zich niet tot de Molukken zèlf, maar ook dat op andere eilanden. Eerder zagen we in deel 1 van deze serie de groep Sapoe Tangan Merah, de Rode Zakdoek. Degenen die verzet pleegden handhaafden de hiërarchische verhoudingen zoals ze vóór de capitulatie kenden; dus de voormalige hoogste in rang werd de leider van een verzetsgroep.

 De Molukken met midden-onder de Babar eilanden

Een goed voorbeeld van een verzetsgroep was die van Jacob Litamahaputty op Saparoea. Deze groep bereidde de terugkomst van de Geallieerden voor; informatie verzamelen over de Japanners op het eiland en het blijvend in de gaten houden van de vijand. Ook verzamelde de groep wapens en munitie, afkomstig uit het KNIL en politieposten. Zelfs uit Japanse barakken werden er wapens gestolen. Vanwege de geringe omvang van Saparoe was het moeilijk in het geheim te opereren; temeer omdat de bezetter de bevolking constant bang maakte voor het geval ze verzet zouden steunen of plegen. In 1943 zag de situatie er voor de groep niet goed uit toen de Japanners veel intensiever aan opsporing deden. Ze pakten enige leden op en executeerden hen. Vervolgens moest de bevolking zich op een dag op een plein melden waarna er verklikkers verdachten aanwezen als rebel. Dat leidde tot executies en gevangenisstraffen. Restanten van de groep onder leiding van Litamahaputty vluchtten naar het grotere eiland Ceram. Daar bleken ze ook niet veilig omdat de Japanners wisten van hun oversteek. Na een aanval trok de groep zich terug, daarbij een schrift verliezend met namen van de groepsleden en anderen die hen steunden. Dit maakte het de Japanners makkelijk met succes hun speurtocht uit te voeren. De groep ging uiteindelijk ten onder aan malaria en het gebrek aan communicatiemiddelen om het verzet perspectief te bieden (in plaats van in in isolement te opereren). Besloten werd terug te gaan naar Saparoe en daar de strijd voort te zetten. Het zou het einde betekenen van de guerrilla. De vijand had bijna iedereen opgespoord en ook Litamahaputty kregen ze te pakken nadat ze zijn familie hadden gegijzeld onder dreiging hen te doden. Jacob Litamahaputty werd na zware mishandeling en vernederingen op 21 maart 1944 geëxecuteerd, samen met 21 andere verzets-lieden.

Verzet op Pulau Babar

De Babar-eilanden liggen in de zuidelijke Bandazee ongeveer 200 km ten oosten van Timor en 500 km ten zuiden van Ambon en Ceram. De hoofdplaats is de desa Tepa. Middelen van bestaan  waren visvangst en kleinschalige landbouw. Tijdens de bezetting dwongen de Japanners de bevolking voedsel, tabak en varkens te leveren. Hiertegen rees al gauw verzet en strijdbare mannen besloten in verzet te gaan tegen de bezetter. Al vanaf het begin in augustus 1942 waren de Japanners hard opgetreden tegen de bewoners, die er tot dan toe geïsoleerd maar in vrede hadden gewoond. De ontzetting en aversie tegen de brute indringers waren daarom enorm groot. Deze groeiende controverses hebben geleid tot een van de grootste massamoorden tijdens de bezetting van Indië. In november 1944 was het de Japanse commandant Shihonara, die in Empalawas verscheen om er de zaken recht te trekken en raakte in conflict met de mensen. Dezen doodden de Japanner en enkele van zijn landgenoten die zich in een andere kampong, Masboear, bevonden. Daarop kwamen Japanse versterkingen die enkele dorpsbewoners executeerden bij wijze van vergelding. Om de bevolking met zich te laten verzoenen, nodigden de Japanners iedereen uit Empalawas uit voor een feest. Aangekomen bij de ruimte moesten de mensen zich in twee rijen opstellen, waarna ze door mitrailleurvuur omkwamen.

De getuigen L.M. en A.E. moesten als dwangarbeider de lijken opruimen en in door hen gegraven putten gooien. In hun beleving waren er wel duizend mensen doodgeschoten; in werkelijkheid waren het er ongeveer vier-honderd. Bijna iedereen liet het leven, op tien meisjes na die gedwongen waren tot prostitutie. Maar volgens getuigen L.M. en A.E. zou een vijftigtal oudere mensen erin geslaagd zijn te vluchten in de bossen. Het dorp werd toen in brand gestoken.
Een van die ingezetenen van Babar was ook O.L. die destijds woonachtig was in de kampong Ahanari. Hij was betrokken bij de aanval op Japanners in Empalawas in november 1944. De getuigen L.M. en A.E. waren afkomstig uit hetzelfde dorp, waren opgegroeid in hetzelfde huis en hebben samen met O.L. gedwongen moeten werken; ze waren toen gehuisvest in een soort kamp omringd door prikkeldraad. Getuigen vertellen dat ze iedere ochtend vroeg begonnen met werken op het land, het transporteren te voet van voorraden naar Japanse posten in Empalawas en Wakpapi die op respectievelijk 12 km en 4 km afstand van Ahanari waren gelegen. Soms moest er 30 km per dag worden gelopen met zware lasten op hun rug. O.L. had destijds ook familie wonen in Empalawas. L.M. en A.E. vertellen dat zijzelf tot een groepje jonge mannen behoorden die de strijd wilde aangaan met de vijand. Ze hadden zich bewapend met messen, bamboesperen en pijl   en boog. Ze hadden gewoonweg genoeg van de Japanse aanwezigheid en uitbuiting. Een zekere Imsula, 20 jaar oud, uit Empalawas was hun leider. Het plan was om zoveel mogelijk Japanners uit de weg ruimen. De groep bestond uit ongeveer dertig jonge mannen die kwamen uit de dorpen Ahanari, Empalawas en Wakpapi. De getuigen vertellen ook dat er een verklikker rondliep, Hetharia. O.L. zou twee vijanden gedood hebben: een marine-arts-officier en een soldaat. Zij waren achtergebleven nadat de andere Japanse militairen mensen uit het dorp hadden geronseld voor werk. De verzetsgroep vernielde toen ook met stukken steen en hout  de verrekijker van de vijandelijke uitkijkpost die ongeveer 200 meter op een heuvel stond. De twee Japanners werden met pijlen neergeschoten door O.L. toen zij poolshoogte kwamen nemen op  de uitkijkpost. De leider Imsula slaagde er in een soldaat om te brengen. O.L. werd later vanuit het werkkamp meegenomen naar de gevangenis in Wakpapi op verdenking van betrokkenheid bij de aanslagen. De getuigen zeggen ten slotte dat een vrouw, Laisiwi, de massamoord had overleefd; zij ging later naar Nederland maar was tegen eind jaren tachtig al overleden. De verzetsgroep heeft na de aanslag en de massamoord geen activiteiten meer ontplooid. Waarschijnlijk afgeschrikt door de Japanse reactie en hun beperkte mogelijkheden door gebrek aan vuurwapens, afwezigheid van communicatiemiddelen en de aanwezigheid van verklikkers en collaborateurs. O.L. onderging zware mishandelingen maar heeft niet doorgeslagen; hij werd vrij-gelaten en kwam uitgemergeld terug. Hij ging na de oorlog naar Nederland, maar zou rond 1970 terugkeren naar Indonesië.

Wordt vervolgd

Lees verder…

10897331259?profile=original

Wat er echt in ons Indië is gebeurd                Door:  Peter van Zonneveld

De dekolonisatie van Indië. Zeventig jaar na het uitroepen van de Republiek Indonesië botsen de meningen over die tijd nog altijd. Twee boeken nuanceren het dekolonisatie-proces, onder andere door getuigen van de Indonesische zijde aan het woord te laten.

Onder redactie van Peter van Zonneveld en Rick Honings verscheen onlangs Een tint van het Indische Oosten. Reizen in Insulinde 1800-1950. Verloren, 304 blz. € 27,-

Zeventig jaar na de Japanse capitulatie zijn we nog altijd bezig met de verwerking van het drama dat zich in Indonesië heeft afgespeeld. Het trauma van de dekolonisatie, de vrijheidsstrijd en de repatriëring heeft diepe sporen nagelaten.                                  Het lijkt wel of de aandacht voor dit deel van onze geschiedenis – en die van Indonesië – alleen maar toeneemt. Hoe komt dat? Waarom blijft de herinnering aan Indië zo sterk aanwezig in ons nationaal bewustzijn?

Ik denk dat daar drie redenen voor zijn. Allereerst de lange duur van de relatie. Nederland en Indonesië zijn al meer dan vierhonderd jaar met elkaar verbonden. Daardoor is het Indische element – net als het Joodse – een onlosmakelijk onder-deel van onze cultuur geworden. Ten tweede: er is bijna geen familie in Nederland die niet door Insulinde is aangeraakt – de nieuwkomers uitgezonderd. En ten slotte: iedereen is het van harte met elkaar oneens. De meningen botsen tot op de dag van vandaag.

Indië bestaat niet meer. Daardoor kan een ieder zijn eigen Indië koesteren. Het maakt nogal wat uit of je daar de spreekwoordelijke paradijselijke jeugd hebt door-gebracht in een welgesteld Europees milieu, zoals Hella S. Haasse en Rudy Kousbroek, of  dat je bent opgegroeid in wat meer bescheiden Indo-Europese kringen, zoals Tjalie Robinson. Het is een groot verschil of je de oorlog in een Japans kamp hebt doorgebracht, of dat je er buiten bent gebleven – dat laatste was ook problematisch.

Velen zijn kort na de Tweede Wereldoorlog naar Indië, een land dat zij niet kenden, gestuurd als dienstplichtige om er ‘rust en orde’ te brengen, en voelden zich nadien verraden. Anderen waren opgenomen in het KNIL, werden tegen hun wil gedemobiliseerd en ‘tijdelijk’ naar Nederland gestuurd, zoals de Molukkers. Dan is er nog de tweede generatie, die Indië niet uit eigen ervaring kent, maar een beeld van de ouders kreeg aangereikt. De derde generatie, minder gehavend dan voorgaande generaties, is daarentegen vooral geïnteresseerd in hun roots.

10897331467?profile=originalIllustratie: Joost Hölscher

Militaire confrontatie

Die enorme variatie in leeftijd, sociale en etnische achtergrond, en ervaringen is bepalend voor de visie op Indië. Sommigen houden nog altijd vast aan de normen en waarden van toen, anderen kijken naar de geschiedenis vanuit hedendaagse opvattingen. Dit alles leidt niet alleen tot een botsing van meningen, maar houdt ook de herinnering aan Indië levend.

Over wat er precies heeft plaatsgevonden tussen de Japanse capitulatie in 1945 en de soevereiniteitsoverdracht in 1949 zijn de afgelopen jaren in binnen- en buitenland tientallen studies verschenen, aangevuld met biografieën en memoires van een aantal sleutelfiguren in dit drama. Naarmate de afstand in tijd groeide, is het inzicht in de complexiteit van de geschiedenis alleen maar toegenomen. Nederland en de in 1945 uit-geroepen Republiek Indonesië stonden tegenover elkaar, maar waren ook intern verdeeld. De Japanners waren nog niet meteen uit Indië verdwenen, de Britten raakten direct betrokken bij de gevechten en ook de Amerikanen oefenden sterke druk uit.

Sommigen kozen voor een militaire confrontatie, anderen geloofden via diplomatiek overleg een uitweg te vinden. Voorts bestond er bij alle betrokkenen een groot verschil in inzicht en kennis van zaken. Maak uit dit alles maar eens een sluitend en bevredigend verhaal.

Een van diegenen die zijn sporen op dit terrein heeft verdient, is J.J.P de Jong. Zijn onderzoek resulteerde in twee gedetailleerde reconstructies: Diplomatie of strijd (1988) over de beginfase van de dekolonisatie, en Avondschot (2011) over de eindfase. Nu heeft hij zijn bevindingen, aangevuld met nieuw onderzoek van hemzelf en anderen, uitgewerkt tot een synthese van het gehele dekolonisatieproces en de nasleep daarvan, onder de titel De terugtocht.

Zijn uitgebreide en heldere weergave van de gebeurtenissen volgt de geschiedenis op de voet. In zijn ontmythologiserende studie gaat hij in discussie met andere historici en laat hij zien dat het afscheid van Indië veel meer nuances kent dan in de publieke opinie zijn doorgedrongen. Opmerkelijk is zijn postscriptum, dat ‘Tussen trauma en verwerking’ heet. Onder invloed van de onthullingen van Hueting in 1969 over de in Indië gepleegde oorlogsmisdaden ontstond een sfeer waarin men het politieke establishment uit de periode 1945-’50 verweet zich unaniem tegen de Indonesische onaf-hankelijkheid te hebben gekeerd. Dat was niet terecht. Sommigen hebben uit volle overtuiging de onafhankelijkheid van Indonesië naderbij willen brengen.

10897331491?profile=originalDe Jong is, samen met de Leidse historicus H.L. Wesseling, van mening, dat de typering van die periode als ‘een inktzwarte bladzijde in de geschiedenis’ een simplificatie is, die niet door de feiten wordt gestaafd. Wat is er nu werkelijk gebeurd? Onder historici wordt een levendig debat gevoerd, waarvan de resultaten niet of nauwelijks in de publieke opinie doordringen. Intussen woedt er ook een debat dat De Jong typeert als ‘een zichzelf repeterende breuk met verstarde, in rotsvaste zekerheden vastgeroeste visies’.

Actuele boeken

Hilde Janssen: Enkele reis Indonesië; Vier Amsterdamse vrouwen en hun nieuwe vader-land; Nieuw Amsterdam; Ze kozen in 1946 de kant van de Republiek en bleven daar; Over Hollandse vrouwen die niet naar Nederland mochten en nu arm en bejaard nog altijd in Indonesië wonen.

Aan de ene kant zij die vasthouden aan het beeld van een rechtvaardige oorlog en de trauma’s die daar op volgden; aan de andere kant de veroordeling van ‘het verkeerde verleden’ en diepe schaamte daarover. Al met al een uitstekende studie. Wie weten wil, wat er nu écht is gebeurd, kan dit boek niet ongelezen laten.

10897331696?profile=originalWat heeft dit alles betekend voor de betrokkenen? Waar het bij De Jong vooral om de historische feiten gaat, wil Kester Freriks in zijn Echo’s van Indië laten zien, hoezeer het leven van velen is bepaald door de gebeurtenissen van toen.

Zijn boek is een verrassende mengeling van gesprekken met vertegenwoordigers van uiteen-lopende groeperingen, eigen ervaringen en impressies. Uit al deze verhalen en herinneringen ontstaat geleidelijk aan een caleidoscopisch beeld van de relatie tussen Nederland en Indonesië.

Zo geeft Freriks de notities weer van een vrouw, die eind 1939   van plan was naar Indië te gaan. Ze volgde daar een cursus        van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, en wat ze daar  vernam werd opgetekend in een schoolschrift, waaruit Freriks uitbundig citeert. Waar moest je allemaal aan denken? Wat nam je mee aan kleding, schoeisel, keukenspullen en anderszins? De bespreking van gewoonten en gebruiken aldaar roept een koloniale wereld op, waar Freriks zich over verbaast. Zijn conclusie dat de blanken van toen zich op geen enkele manier aanpasten, deel ik niet. Wat bedoelt hij daarmee? Alle praktische tips zijn immers gericht op het leven in de tropen?

Er komen veel Indonesiërs aan het woord. Freriks is er in geslaagd om te praten met hoogbejaarden die nog actief aan de vrijheids-strijd hebben deelgenomen, als militair dan wel als pemoeda (guerrilla- of vrijheidsstrijder). Hun kritiek op het Nederlandse bewind en het militaire optreden is niet mals. Samen met een voormalige pemoeda bezoekt hij de plek waar Soekarno, terzijde gestaan door Hatta, op 17 augustus 1945 zijn Proklamasi (onafhankelijkheidsverklaring) voorlas. Beide Indonesische leiders zijn daar nu in drie meter hoge standbeelden vereeuwigd. Als het om Indië gaat, is iedereen het nog altijd van harte met elkaar oneens.

10897331880?profile=originalTussen de bedrijven door schetst Freriks een beeld van de koloniale geschiedenis, vooral gezien vanuit Indonesisch perspectief: de harde onderdrukking van opstanden in het verleden, de opkomst van de nationalistische beweging, het proces tegen Soekarno. De Japanse bezetting toonde de Indonesiërs dat de blanken niet almachtig waren. Vele vrijheids-strijders kregen in de Japanse tijd een militaire training, die hen later goed van pas kwam. Soekarno en Hatta werkten met de Japanners samen, Soetan Sjahrir, de eerste premier, deed dat niet.

Ondertussen verbleven naar schatting zo’n honderdduizend burgers in de Japanse kampen. Dat liet onuitwisbare sporen na, ook bij de kinderen. Een jongen die zes was toen hij het kamp inging, vertelt zijn ervaringen van toen. Zijn vader was toen in Birma (‘Elke nacht kwam de krijgs-gevangenschap rondspoken in het hoofd van mijn vader.’) Wie handel dreef met de Indonesiërs buiten de omheining, werd zwaar gestraft. Naarmate de oorlog langer duurde, werd het voedsel schaarser, braken ziekten uit waar geen medicijnen voor waren. Het sterftecijfer was hoog. Sommige jongens moesten dienst doen als lijkenwacht.

10897332474?profile=originalNa de oorlog was er het onbegrip in Nederland, met zijn honger-winter en verzetsheroïek. In totaal zijn er tussen 1946 en 1968 – dus na het Nieuw-Guinea-conflict – zo’n driehonderdduizend mensen naar Nederland gekomen.

Voor velen was de bersiap, de periode tussen oktober 1945      en maart 1946, het ergst. Ongeorganiseerde bendes van pemoeda’s zwierven door de straten. Ze maakten vele slachtoffers, vooral onder de Indo-Europeanen. Maar ook Chinezen en Molukkers werden afgeslacht. Men schat dat in totaal zo’n twintigduizend mensen het leven lieten in een orgie van geweld. Iedereen die verdacht werd van Hollandse sympathieën, kon vermoord worden. Bescherming was er niet. De Japanners, die na de capitulatie de opdracht hadden gekregen om de mensen in de kampen te beschermen, deden dat ook, maar hielden zich verder meestal afzijdig. En de Britse troepen, die eerder dan de Nederlandse op Java waren geland, wilden hun handen daar ook niet aan branden – enkele uitzonderingen daargelaten.

10897332487?profile=originalJongens uit Zeeland

Bij Freriks komen ook de dienstplichtigen aan het woord. Jonge jongens uit Zeeland, uitgestuurd naar een land dat zij niet kenden. Ze zouden rust en orde moeten brengen, maar kwamen in een onafhankelijk-heidsstrijd terecht. Wreedheden werden met meer wreedheden vergolden, en achteraf voelden ze zich verraden. Na de onthullingen van Hueting begon men in hun omgeving kritische vragen te stellen. En elk jaar gedenken zij de dood van een gesneuvelde kameraad.                                 

In totaal zijn er bijna zesduizend Nederlandse soldaten omgekomen tegenover naar schatting honderd-duizend Indonesiërs, zowel van het reguliere Indonesische leger, de TNI, als van de pemoeda’s.

Dan zijn er nog de ervaringen van de Chinese bevolkingsgroep, die het ook vaak moest ontgelden, tot op de dag van vandaag. Ook hun geschiedenis en hun lotgevallen worden geschetst in gesprekken met mensen die het hebben meegemaakt. Dit geldt evenzeer voor de Molukkers: van de gedwongen demobilisatie (‘Voor een kind is het onverdraaglijk zijn vader elke dag te zien als een gebroken man’) tot de Drentse treinkaping aan toe. Zo komen in dit kleurrijke boek tientallen personen met een uiteenlopende achtergrond aan het woord, allemaal met hun eigen verhaal.

Zulke getuigenissen kenden we natuurlijk al, maar Kester Freriks probeert zich dus ook in de Indonesische visie op het drama te verplaatsen. Dat is het bijzondere aan dit boek. Wat ik jammer vind, is dat hij misschien ook daardoor soms te afwijzend over het koloniale verleden schrijft, vanuit de opvattingen van nu. De schaamte overheerst. Hier zouden meer nuances op hun plaats zijn geweest. Maar verder mag Echo’s van Indië als evocatie van onze band met dat land in   de tropen, als sfeertekening en door de stem die hij geeft aan al die indringende verhalen zeer geslaagd heten.         (Bron: NRC)

Lees verder…

Museum Volkenkunde haalt meer dan 200 Indonesische bronzen uit depot10897337263?profile=original 

10897337061?profile=original


Voor de allereerste keer toont Museum Volkenkunde in Leiden een bijzondere verzameling voor-werpen die normaal in het depot verblijven: Indonesische bronzen. Meer dan 200 bronzen zijn er opgesteld. Op het eerste gezicht weinig opvallend, maar bijzonder vanwege de omvang, ouderdom en betekenis van de collectie.

De bronzen beelden bieden een schat aan informatie over de geschiedenis van Indonesië. Niet alleen over artistieke ontwikkeling maar ook over rituele betekenis, materiaalgebruik, handelsrelaties, economische ontwikkelingen en het koloniale verleden. Het gaat om kleine beeldjes van Hindoe en boeddhistische goden en rituele voorwerpen. De meeste zijn op Java gevonden maar komen daar oorspronkelijk niet vandaan. Niet zo gek gezien het feit dat Java altijd arm geweest is aan metalen.

Hindoeïsme  en Boeddhisme

De beeldjes zijn eeuwenoud: ze 15e eeuw. In die periode was Java een centrum van hindoeïsme en boeddhisme. Vanaf de vijfde eeuw had de Indiase cultuur een grote aantrekkingskracht op delen van Indonesië. Lokale vorsten gingen het Sanskriet, de Indiase elite-taal, gebruiken en zij stichtten Hindoeïstische en Boeddhistische koninkrijken. Op Java ontstond tussen de zevende en vijftiende eeuw een bloeiende cultuur die grootse monumenten naliet, zoals de reusachtige Boeddhistische Borobudur en de Hindoetempel van Prambanan.

Culturele verbinding en de uit-wisseling van kennis en handels-contacten waren in dit gebied heel lang al aan de orde van de dag.

Onderzoek

Hoe en waarom dit proces van cultuuruitwisseling met India op gang kwam, is nog niet helemaal duidelijk.                                     De Indonesische bronzen uit ons depot kunnen hier een nieuw licht op werpen. Kunsthistorisch onder-zoek laat zien dat sommige beeldjes sterk lijken op Indiase beeldjes en waarschijnlijk uit India komen. Er is ook een spiegel die uit China moet zijn gekomen. Door recent onderzoek naar scheepswrakken in de Javazee weten we dat er metaalstaven werden geïmporteerd. Technisch onderzoek naar het metaal van de bronzen zou helpen om het plaatje van de contacten tussen Indonesië en de buitenwereld completer te krijgen.

 

De tentoonstelling is te zien vanaf 16 juli in Museum Volkenkunde, Steenstraat 1, 2312 BS Leiden. Openingstijden: dinsdag t/m zon-dag van 10.00 tot 17.00 uur. Meer informatie:  www.volkenkunde.nl

Lees verder…

Update Boek Twijfelindo Door: Armando Ello

10897344854?profile=original

Update Boek Twijfelindo            Door:  Armando Ello

Exact een jaar geleden ging het Twijfelindo boekproject van start. Ik wilde met mijn bevlogen ambitie zes maanden eerder verschijnen, maar vorige week is officieel het boekbestand naar de drukker gegaan en kan het drukproces beginnen. Een week daarvoor heb ik het bestand bijgewerkt omdat het aan allerlei eisen van de drukker moest voldoen en het is nu dus bij mij uit handen en in de goede zorgen van de drukker. Na een controle staat het licht nu eindelijk op groen.

10897344867?profile=originalDit betekent dus dat ik medio augustus het boek in handen heb en aan de verkoop kan beginnen. Het boek kan dan gelanceerd worden en de promotie-machine kan gaan draaien.

 

Ik heb al eerder updates over mijn boek willen plaatsen, maar ik wilde eerst 100 % zeker zijn dat er werkelijke progressie in zou zitten. Beloftes die ik niet kon waarmaken zouden alleen maar teleurstellend werken. En zolang ik die zekerheid niet had, nam de frustratie toe; geloof me. Daarom begrip hiervoor.

Naar de eindafwerking

Samen met de Twijfelindo kandi-daten hebben we bijna geen concessies gedaan aan de teksten omdat we alles zo puur mogelijk wilden laten en er heel weinig is geschrapt. De redactie daardoor was “a hell of a job” voor mijn redacteurs, die er 150 uur werk in hebben gestopt.

We hebben het hier wel over 200 interviews   van   gemiddeld  1300

woorden per stuk is totaal zo’n 260.000 woorden. Het totale boek is in plaats van 150 pagina’s dus nu 480 pagina’s geworden. Dit heeft het totale bedrag van het crowdfund budget in beslag genomen voor het drukwerk en een voldoende oplage.

Financiële gevolgen

De gevolgen voor de prijs van het boek, nu er zo’n dikke 300 pagina’s meer in zitten, mogen duidelijk zijn. Het boek gaat nu    € 5,00 meer kosten. Helaas, maar dit kan niet anders. De donateurs van de crowdfunding vorig jaar hoeven echter niets bij te betalen.

Echter de nieuwprijs is wat het is en ik heb mijn best gedaan om het zo laag mogelijk te houden omdat ik wil dat het boek bij zoveel mogelijk mensen terecht komt.

Op mijn website krijg je binnenkort de mogelijkheid om je boek alvast te bestellen. In deze voorbestelling zul je het helaas zonder afbeelding van de cover moeten doen, omdat ik nog niet precies weet hoe die er uit gaat zien.   Veel  mensen  weten  al  van het verschijnen van mijn boek en ik kom regelmatig mensen tegen die mij vragen hoe het ermee staat.

10897344683?profile=originalPromotie

In de afgelopen maanden heb ik geen reclame kunnen maken, behalve dan die van NatGeo. Maar de komende maand ga ik er weer vol tegenaan, want de lancering komt er aan. En om heel eerlijk te zeggen – of ik dit nu wil of niet – is de promotie van mijn boek Twijfelindo iets dat een beetje buiten mijn comfortzone ligt. Daarom dat ik ook de lezers van NICC Magazine wil vragen of zij tips voor mij hebben. Of ken je misschien blogs, waarop ik wat marketing kan plegen voor mijn boek. In ieder geval kun je al wel  mijn Nieuwsbrief over ‘Twijfelindo’ ontvangen. Ga even naar mijn website:  http://hoezoindo.nl.

Je tips kunnen echt van alles zijn, dus ik hoop op een tsunami aan ideeën. Ik kan echt alle hulp en tips goed gebruiken. Laat dus je reactie weten via mijn e-mail: armando@hoezoindo.nl. Alvast bedankt voor je inspanningen.

Armando Ello

Lees verder…

Recept van de maand Sambal Goreng Tempeh

10897336492?profile=original

Recept van de maand   Sambal Goreng Tempeh

Dit bijna onmisbare gerecht bij   de Rijsttafel kunt u zelf zo mild of pedis maken als u wilt, eenvoudig door toevoegen of weglaten van wat lomboks. In de Kids-rubriek de evenknie van dit gerecht:  Tahoe Goreng Telor. Beide producten worden gemaakt van sojabonen en zijn vegetarisch.

Ingrediënten:                       

1 blok tempeh, 3 sjalotten, 5 teentjes knoflook, 6 rode lomboks, 1 tl. tamarinde, 100 gr. gula djawa (palmsuiker) of bruine suiker, 1,5 tl. Laos, 1 tl. djintan, 4 blaadjes salam of laurier, snufje zout, 1 dl. water, 3 el. Ketjap manis, zakje gebakken uitjes, olie om te frituren.

Bereiding:                       

Snijd de tempeh in de lengte in tweeën en daarna in dunne plakjes. Verhit olie in de wok of in de frituur en bak de tempeh in kleine porties goudbruin. Laat het goed uitlekken op keukenpapier. Snijd de lomboks in ringen, de sjalotten  in  snippers  en  hak  de knoflook fijn. Fruit dit alles in een scheutje olie in de wok of braadpan. Voeg de tamarinde, salamblaadjes, gula djawa, zout en water toe en breng dit opnieuw op temperatuur. Vervolgens de ketjap manis erbij en even goed mengen. Tenslotte de gebakken tempeh er aan toevoegen en samen al omscheppend goed vermengen. Strooi er bij het serveren wat gebakken uitjes over.  Dit gerecht kan zowel warm als koud gegeten worden en is in de koeling nog minstens een week houdbaar.       

Selamat makan

Lees verder…

Terugblik op de Pasar Malam dagen in Eindhoven.

Terugblik op de Pasar Malam dagen in Eindhoven.

 

Het weer werkte mee voor een massale toeloop naar de pasar malam. John van Hese van Tjampoer blikte terug op deze  drukke gezellige pasar dagen.

10897335057?profile=original

Dõnna en de Gado’s verzorgden zondag op de Pasar Malam Stellar in Eindhoven een heerlijke show. Dõnna en haar mannen waaronder haar vader brachten in een optreden a.h.w. twee verschillende sets. Hoe kan dat? Het blijkt dat deze hartelijke zangeres naast het beheersen van diverse genres ook nog snel van gedaante kan veranderen. Tradioneel gekleed was in en oogwenk veranderd in een glamour outfit. 
Wat begon ze gezellig met allerlei oude herkenbare songs die vooral de ouderen in de zaal beroerden. Dõnna zag dat er zong dan ook samen met de eerste rij een leid van ‘tóén’.
Twee heel verschillende optredens in een set laat dat maar aan deze formatie over, van alle markten thuis. En dat is in feite het succes van deze formatie zij boeien werkelijk het hele publiek. Niet vreemd dus dat zij ook direct gecontracteerd zijn voor de Pasar Malam Stellar in Tilburg.
Maar ook hebben we bijzonder genoten van de Batik Dance Theater, deze dansgroep is niet alleen bijzonder door de mooi uitgevoerde dansen maar de leider van de groep maakt ook alle kleding zelf. Het ziet er prachtig uit en het is werkelijk een genot voor het oog. 
Dé band voor deze dag was de Helderse formatie ‘Wipe Out Selection’. We zijn er nu achter waarom deze groep de IndoRock zo ‘spicy’ speelt. Zij smeren hun gitaren in met Sambal. Ik betrapte ze bij de Sambalshop waar zij hun gitaren alvast van de diverse sambal lieten proeven. Lode de gitarist weet nu ook dat je eerst op het potje moet lezen wat erop staat. Wanneer er hot op staat kan moet je voorzichtig proeven. Onvoorstelbaar hoe snel Lode van een klein beetje sambal zo’n rood hoofd kon krijgen. De brandblusser moest er bijna bij komen.
Heerlijk zo even over deze bijzonder grote pasar kijken van bovenaf. Een echte avondmarkt zoasl die bedoeld is! 

10897334896?profile=original

De dansgroep Warna Semesta
is nu ongeveer een jaar bezig zich overal in het land te presenteren. Deze groep met ambitieuze leden straalt vanaf het podium! De passie waarmee zij hun voorstelling brengen doet het publiek de adem inhouden. Prachtige dansen! En als er dan als verrassing een danslerares Balinese Dansen uit Indonesië dit weekend aanwezig is in Eindhoven dan wordt er natuurlijk een plaatsje ingeruimd voor een gastoptreden op de Pasar Malam van Stellar. Ik liet me vertellen dat alleen het opmaken al meer dan twee uur duurt. Maar het werd dan ook genieten van deze Balinese dans.

10897335492?profile=original

Laatse dag alweer, deze zondag 3 juli. Met Wipe Out Selection uit den Helder, Donna Pessy en de Gado's en de dansgroep Batik Dance Art. De laatste dag alweer.... wat vliegt de tijd!
Dus voor het publiek in en rondom Eindhoven de laatste dag om te komen genieten. En we zien natuurlijk weer een flink aantal mensen van gisteren want die hebben al aangekondigd bij het weggaan: 'Tot morgen'. En dat is natuurlijk een groot compliment voor de organisatie. 
Nog even de foto van een nieuw trio? Leen, Graham en Frank! Maar let op zij treden nog niet op!

10897335694?profile=original

Op een Pasar Malam tref je ook stands aan die goed zijn voor de mens op een nadere manier.

Zo komen we Ben Bremmer tegen met Paragnost en therapeut bij de praktijk voor natuurgeneeskunde.

Hij heeft een mooie ‘praktijkruimte’ ingericht. De wanden versierd met spirituele ( Budha ) kleden, het dak gemaakt van een klamboe en met zachte verlichting aangevuld met heerlijk geurende kaarsen.
‘KOM TOT JEZELF’, is zijn devies! Doe dat eens met met een heerlijke esoterische massage, of om wat diepere blokkades weg te nemen door het magnetiseren van geest en lichaam.

Ook komen we de stand tegen van Menuara Welness & Therapy. 
Monica Menura Schwab staat ons te woord en stelt zich voor: ‘Ik ben een massagetherapeute met meer dan 30 jaar ervaring. Door mijn Indonesische achtergrond en daardoor vroege aanraking met massage kijk ik naar de mens in zijn totaliteit en masseer ik altijd op gevoel. Massage is een moment van contact met het lichaam, een moment waarin het lichaam kan ontspannen en er een gevoel van welbevinden en compleetheid ervaren kan worden’. Dat is een goed doordacht verhaal besluit ik maar toch heb ik nog een vraag: “Hoe doe je dat dan?’
Zij gaat verder: ‘Afhankelijk van de behoefte op dat moment kan de massage gericht zijn op ontspanning of op vitaliteit en het losmaken van de spieren. De massages die ik geef zijn de klassieke massage gecombineerd met de holistische massage, de pitjit massage (Indonesische massage), stempelkussen massage, cupping massage, hotstone massage, de facelift en de voetreflexmassage. Zo komen bijvoorbeeld een aantal artiesten voor hun optreden bij mij even langs voor een ontspannende massage. Zij kunnen zo perfect in balans aan hun optreden beginnen’.
Een bezoek aan een Pasar is meer dan alleen maar eten drinken en shoppen van allerlei producten. Ook voor de innerlijke en uiterlijke verzorging van je lijf en leden kun je daar goed terecht. Kijk ook een snaar de keur aan bijvoorbeeld massage balsems die er te verkrijgen zijn.

10897336457?profile=original

Redactie ICM.

De foto zou suggereren dat het vingertje ....... Nee, dat is tegen de NL-Staat die ruim 70 jaar de Indische Gemeenschap als een Tweederangsburger behandelt.

De huidige vluchtelingen zijn nog beter behandeld dan de Indiëgangers die alles moesten terugbetalen; de overtocht, verblijf in het pension en de kosten om het huis in te richten.  Ook een z.g. voorschot moest worden terugbetaald. ICM steunt deze Indische perkara's als de grootste Indische Internetkrant; Wij kunnen als samenleving niet voor deze feiten de andere kant op kijken. Vaak gehoord zijn de Nederlanders zelf die zich schamen voor deze handelswijze van Nederlandse regeringen op een rij, zich ook vreselijk kwaad maken waarom het zo lang moet duren ?

 

ICM heeft veel aanloop gehad vooral voor ACTW66. Dit behelst het Verdrag Traktaat van Wassenaar dat in 1966 werd geratificeerd tussen de beide landen, de Rep. Indonesië en Nederland. Indonesië betaalde 689 miljoen gulden aan het Nederland juist om de gedupeerde Indische Nederlanders die al hun bezittingen zijn verloren doordat ze moesten vluchten. Tot op heden heeft het Ministerie van Bert Koenders die 689 Miljoen, dat nu in de miljarden beloopt, na 51 jaar nog steeds niet uitbetaalt aan de rechthebbenden (gedupeerden). 

ACTW66 waarschuwt op voorhand dat niet alleen wordt gesommeerd door JAT (Jakarta Advocaten Team) tot uitbetaling, maar de Staat ook een sanctie aan hun broek krijgt wegens aantoonbaar het bewust weghouden van het geld, waardoor de Indische Gemeenschap aantoonbaar materiële - en immateriële schade heeft opgelopen over een periode van 51 jaar. Als U de belastingen niet op tijd betaalt, heeft U ook een forse boete aan uw broek hangen van 100%.

 

Velen hebben de petitie ondertekend, ook werd op deze pasar campagne gestart om te doneren om de uitvoeringskosten te financieren. 

 

Velen hebben de petitie ondertekend, ook werd op deze pasar campagne gestart om te doneren om de uitvoeringskosten te financieren. 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives