Alle berichten (27)

Sorteer op

10897266653?profile=originalKousbroeks “Oostindisch Kampsyndroom”

Besproken door: Pjotr.X. Siccama – deel 8

  

70 jaar geleden kwam het moment van absolute stilte en duisternis en had iedereen het gevoel dat de Wereld in een flits ten onder zou gaan bij de gebeurtenissen in Hiroshima en Nagasaki.

 De vraag die Kousbroek zich stelt met betrekking tot deze schokkende gebeurtenissen op Hiroshima en Nagasaki is pijnlijk, maar voor de toekomst voor de mensheid interessant: Ten eerste schrijft hij dat hij zeer waarschijnlijk de oorlog niet had overleefd als de atoombom er niet was geweest. – Dat geldt ook overigens voor velen. Dan komt de vraag in hem op, dit naar aanleiding van het werk “The night of the new moon” van Laurens van der Post, of er misschien in die WO II een wapenstilstand (zonder dat die atoombommen zijn gegooid op Hiroshima en Nagasaki)) mogelijk was geweest.

Het is begrijpelijk van Kousbroek om daar over te filosoferen en hij dacht dat het niet onmogelijk was geweest. Ik wenste dat het waar was.

Ik denk dat het onmogelijk was geweest (even afgezien van de onzekere rol van de Sowjet Unie waar Kousbroek, overigens terecht, naar verwijst). Toegegeven, het was al gecompliceerd genoeg in die tijd en omstandigheid, nog complexer nu na 70 jaar dat afschuwelijke drama sec in alle bijzonderheid te onderzoeken. Nogmaals denk ik, zoals gezegd dat het volstrekt (én helaas) onmogelijk was geweest en wel om verschillende redenen.

Het was in zeer beperkte kring bekend dat Duitsland, alle historische gegevens die ons bekend zijn ten spijt, in het diepste geheim nagenoeg klaar was om die atoom- bom te ontwikkelen en ook te gebruiken. (ook in Europa) Wat dat betreft kennen wij de Oosterburen maar al te goed: “Die allerbeste zu benutzen und nicht nur im Krieg..” en lijken zij op Japan, waarvan Kousbroek ook terzijde opmerkte dat Japanners, “.. algemeen wordt aangenomen dat zij klaar zouden staan om zich tot de dood toe te vechten…”  Ziedaar de onwrikbare houding van de agressors (weliswaar bijkomstigheden, maar van groot belang). Et voilà een van de vele dilemma’s. De tweede parallelle vraag was of die bommen ook gebruikt zouden worden in de rest van de Wereld, Europa bijvoorbeeld. Die vraag kan gerust bevestigend worden beantwoord.

De hele wereld herinnert zich nog wel die genante en naïeve vertoning van de Britse minister (van Buitenlandse Zaken) Chamberlain, zwaaiend met een stuk papier voor de wereldpers waarin de tekst van het verdrag van München was vervat en Chamberlain dacht Europa (en de Wereld) te hebben gered door o.a.de uitspraak te doen: “Peace for our time”. Een naïviteit van een Engelse gentleman die dacht dat Hitler een normaal mens en vredestichter was. – Met het Verdrag hoopten de wereldmogendheden immers dat Hitler geen veroveringen meer zou  doen, en zijn verdere plannen tot expansies liet varen. (men zou toen ook al kunnen zeggen dat het Münchener Verdrag een soort poging tot een echte vrede c.q.wapenstilstand was). Wij wisten wel beter.

Ik moet bij deze passage van Kousbroek eerlijk toegeven dat men over juist dit punt niet uitgepraat raakt, alleen al vanwege de ernst ervan.

Stellen we ons eens voor dat (om nog in Kousbroeks gedachte te blijven), aan de andere kant, (hypothetisch wel te verstaan) het wel mogelijk was geweest om te komen tot een soort wapenstilstand: wanneer zou die wapenstilstand dan tot stand moeten komen? Direct na het Müncher “depêche” misschien? dat geen succes werd en een Britse (lees Europese) afgang  en voor heel de Wereld fataal werd? Toen was er misschien, ja misschien, een kans van 0,001% om dat er nog uit te kunnen persen, maar gezien de agressor en miscreant Hitler nu eenmaal de duivel in eigen persoon was en dus bij voorbaat onbetrouwbaar was gebleken, was het absoluut geen optie. Was het ons niet bekend dat deze duivel der duivels Hitler de Duitse natie, indien hij de oorlog (nog voor hij zelfmoord plannen had) in zijn graf mee wilde sleuren?  

Maar nu we toch aan het theoretiseren en hypothetiseren zijn, wil ik hier toch op ingaan en is de tijd waarin dit moest gebeuren, van belang. Moest het misschien direct na de aanval op Pearl Harbour gebeuren of direct bij de inval van bijvoorbeeld Polen of inlijving van Voor deze laatste optie is het al helemaal te laat om één belangrijke reden: de tijd; men kon de tijd letterlijk (en figuurlijk) niet meer terugdraaien. Het zou onacceptabel zijn voor de geallieerde mogendheden zijn om daaraan te denken, aangezien nagenoeg de helft van Azië en de Pacific al onder de voet waren gelopen door Japan, hele volkstammen al waren afgeslacht, miljoenen burgers tot slaaf gemaakt en de helft van de Wereld (inclusief bezetting van grote delen van Europa) en bovendien voor heel het leven getraumatiseerd. Vermoedelijk was er geen mogendheid ervoor te vinden die onder die omstandigheid nog over een wapenstilstand wilde spreken, laat staan onderhandelen. Er was zelfs, had ik altijd begrepen, achter de schermen in het diepste geheim nog gepoogd om de uiteindelijke beslissing om die atoombom niet af te werpen en dus niet uit te voeren, door de agressors als bluf werd gezien. Het was zo onfortuinlijk allemaal. De gevolgen op alle terreinen in de menselijke geschiedenis zijn tot op heden desastreus en nauwelijks meer te herstellen.

Geen weldenkend mens kan atoombommen goed vinden. Als kind had ik al de grootste moeite mee, zo niet onmogelijk om een foto van de gebeurtenissen in Hiroshima en Nagasaki onder ogen te krijgen. Ik hoef het niet te zien, ik weet het, maar stel het me niet voor: ik heb niets met wapens, ondanks mijn grote technische kennis op dat gebied, (mijn vader was expert par exellence en een groot jager: van hem heb ik de kennis) maar uit hoofde van mijn professie uit mijn geheugen verbannen. Reflecties van die kanten wil ik te allen tijde voorkomen. .

Dan een andere mogelijkheid voor een wapenstilstand: Na de inval in Bohemen (en Oostenrijk)? Of misschien wel vlak vóór de atoombom op Hiroshima en Nagasaki? (Want dát bedoelt Kousbroek natuurlijk, gezien het verwerpelijke karakter en de allesverwoestende uitwerking van het atoomtuig) Uit de geschiedenis weten we maar al te goed dat Hitler Duitsland volstrekt onberekenbaar en onbetrouwbaar was gebleken in onderhandelingen terwijl in het oosten van Azië de legioenen (nog voor de aanval op Pearl Harbour)  uiterst scherp en zowaar stonden te trappelen (en in de startblokken), om de helft van de Wereld met alle geweld in te nemen.

Het grote Kwaad is immers al geschied en het ongeschreven pact tussen de twee duivels liet geen enkel rustpauze toe.

Nemen we bijvoorbeeld  nog een periode: tussen 1941 en 1943 (nog in de gedachte van Kousbroek): Zowel de Japanners en de Duitsers beleefden hun hoogtepunten met hun veroveringen: het is voor hen bij een wapenstilstand ondenkbaar dat zij al hun successen zouden moeten inleveren.

Stel dat alle partijen tot een zekere wapenstilstand waren gekomen in deze periode (1941/43);  we kunnen dan op onze klompen aanvoelen dat de agressors van de gelegenheid gebruik zullen maken de eventuele zwakheden van de mogendheden eens goed te analyseren (en niet te vergeten te testen!); en die tijd zouden Duitsland en Japan benutten om nog meer gruwelijke strategische plannen te ontwikkelen en deze ten uitvoer te brengen.

 

Dat respijt mocht hen immers niet worden gegund was de gedachte. Tegen duivelstaten viel niet te praten, onderhandelen voor een wapenstilstand was geen optie en rest van de


Wereldmogendheden zaten met een levensgroot dilemma om tussen leven en dood te beslissen. Dat bij hen toch hoe dan ook een afgrijselijke afweging moest zijn geweest

was evident om uiteindelijk naar het ultieme middel te grijpen als laatste redmiddel om de Wereld op het nippertje nog te kunnen redden.

 

Het jaarlijks terugkerend herdenkingsritueel in Hiroshima (Japan), is me al een tijdje opgevallen, een eigen leven gaan leiden; dat wil zeggen dat het niet alleen gaat om de vreselijke gebeurtenis die ontelbare slachtoffers heeft gemaakt, maar ook om in de ogen van de Wereld stil te staan bij het feit dat het Kwaad overal op de loer ligt, zonder direct of specifiek naar iets te verwijzen. Maar wij weten dat het niet minder is naar de ‘schuldige’ van de gebeurtenis: de V.S.

Het is een algemeen groot verwijt aan de Japanse overheid dat op de Japanse scholen nog steeds niet de waarheid wordt verteld (en geschreven!) over de historie van met name deze periode, juist waar Japan een cruciale rol heeft vervuld. Als de Nederlandse hisorici kunnen liegen over hun geschiedenis, dan spant Japan hierin wel de kroon. Het feit dat de Japanner niet eens de moeite neemt om zich in zijn eigen geschiedenis te verdiepen is heel

 10897274273?profile=original

 Minister van Buitenlandse Zaken van Groot Brittannië  bij aankomst in Londen nadat het Verdrag van München 1939 met het Müncher document in zijn hand.

10897274294?profile=original10897275266?profile=original

Het Tokyo Tribunaal.1945/46. Zaal  waar de Internationale rechters zitting hielden.

 10897275667?profile=original

Tokyo Tribunaal: Hedeki Tojo – politicus en generaal die de aanval

op Pearl harbour op zijn geweten had. –  opgehangen in 1948.


merkwaardig en bizar; het zal alleen maar kunnen leiden tot nog meer misverstanden als men het land beter wil leren kennen. De Japanner vraagt zich ook niet af wat en waarom zo’n Vredesmuseum nou in Hiroshima voor werd opgezricht.

Ja,in  Hiroshima staat een Vredesmuseum (geen oorlogsmuseum zoals gebruikelijk in landen waar WO II had gewoed- men vraagt zich af waarom niet), waar, in het gastenboek een Duitse bezoeker aan God vraagt of hij de Amerikanen alsjeblieft intelligenter wilde maken in de toekomst? De vraagt rijst met die zin (het staat werkelijk in het gastenboek) meteen bij me op hoe opvallend dit toch weer is. Het zou voor de Japanse maatschappij nu eens tijd worden openheid van zaken te geven en de Wereld niet nog eens te bedriegen om bijvoorbeeld een premier toe te staan om een eerbetoon te laten brengen aan een shintotempel waar de overblijfselen van de bekende (en onbekende) oorlogsmisdadigers liggen, tot grote ontsteltenis van  vele landen in de Wereld.

 

Kousbroek maakte gewag van die schattige meisjes in matrozenpakjes die met enqueteformulieren in de hand de (voornamelijk westerse neem ik aan) toeristen vragen hoe zij denken over vrede etc. en of ze het enquêteformulier wilde invullen. Wanneer je propaganda wilt maken voor de Vrede, kun je moeilijk aan ze vragen hoe ze over oorlog denken. Maar die naïeve “poor Japanese young girls”, hadden, schijft hij, er geen idee van waarmee ze de touristen om de oren slaan. Volgens mij begrijpen ze hun eigen Vredesmuseum niet (wat moet ik me daar precies bij voorstellen?) en maken hoegenaamd geen enkel verband met WO II incusief de atoombom.

Kousbroek, een beetje speels “Je zou op het enquêteformulier willen schrijven: ‘I like peace, very good, Japan makes war. Many people die. Atom bomb make peace.’”

Maar dan ben je verder uitgepraat. Ze horen wat ze willen horen, meer niet, vandaar ook denk ik het bestaan begrijp van hun opgerichte ‘Vredesmuseum’ waar niettemin allerlei (oorlogs) memorabilia en andere oorlogsdocumentaten worden tentoongesteld. Het is nog hypocrieter dan ik dacht.

 

10897275862?profile=original

Monument in de stad Hiroshima.

 


Volgens de Japanse mythologie komen de Japanners voort uit een God en het land Japan is een land dat diezelfde God speciaal voor hen gecreeerd had, een Japanse God natuurlijk.

Dit krijgers volk (oorspronkelijk waren ze vissers en later landbouwers) vertoont een merkwaardig soort superioriteitscomplex dat direct te maken moet hebben met zijn Shinto-achtergrond en gecultiveerde shintoleer.

De shintoleer, van oorsprong animistisch van aard (natuurgoden) is algemeen verspreid onder het Japanse volk en vormt een basis voor een specifiek sociale ordening (en mentaliteit) en zorgt voor een zekere eenheid van dat Oosters volk tot nu toe. De shintoleer beschouwt de Japanner als een (hun tweede) religie, wat eigenlijk geen religie is, zoals het Christendom.  (Het Budhisme is hun 1e religie.)

Als het volk goddelijk is, dan moet de leider, in de persoon van de keizer, wel de reïncarnatie zijn van een god op aarde. En zo geschiedde, dat dit volk in het begin van de dertiger jaren meende zijn goddelijke afkomst te moeten testen door allereerst het Noord/Oosten van het Aziatisch vasteland binnen te vallen en te annexeren; wat daarna kwam is geschiedenis.

 

Over de rol en positie van Hirohito in WO II is heel wat gezegd en geschreven. Kortom hij zou van al die oorlogsplannen van de militaire elite niets geweten hebben (waar hebben we dit eerder gehoord?). Ik weiger dat nog steeds te geloven. Niemand trouwens. Wij weten immers dat in de Japanse generale staf – de admiraliteit o.a. – leden van Hirohito’s familie diverse functies bekleedden?

Alhoewel hem zijn  “goddelijke status” in 1945 na de 2e WO door de wereldmogendheden werd ontnomen voordat het proces tegen de overige oorlogsmisdadigers begon, kwam er nou net geen monarchiale agendapunt voor op de lange lijst van Mac Arthur, (was nog even in de ijskast gezet) omdat deze dacht Hirohito nog voor wat anders nodig te hebben. En dat “anders” bleek een gevaar dat op de loer scheen te liggen in de mogelijke claims van China en de Sowjet Unie met betrekking tot Japan zelf en nog veel zaken waarmee de twee grootmachten met Japan nog een appeltje te schillen hadden. Maar ook dat de VS in casu Mc Arthur allerlei afspraken met  Hirohito wilden maken wat de Vs (c.s.) al uitgebroed hadden na afloop van het Tokyo tribunaal. Hoe dan ook, het vermeende gevaar ( claims waarvoor de mogendheden bang voor waren) bleek achteraf mee te vallen en ging dus als een nachtkaars uit: met als gevolg dat Hirohito mocht aanblijven als staatshoofd, met niet mis te verstane voorwaarden en de ons bekende implicaties. Voor de overige mogendheden en het Tokyo Internationaal tribunaal betekende dat een gemiste kans en een behoorlijke aderlating om Hirohito, net als zijn uitvoerder Hedeki Tojo op te hangen. 

 

Wordt vervolgd 

Pjotr X.Siccama

 

Lees verder…

10897278096?profile=originalUitzending

dinsdag 8 oktober 2013 17:35 uur, Nederland 2

Over de zogeheten 'buitenkampers' tijdens de Japanse bezettingen van Nederlans-Indië is een documentaire gemaakt. Dokter Ted over hoge bloeddruk en Han Oldigs en Ellen Pieters zijn te gast.

Image

De Indische Nederlanders, Indo's, zijn een vergeten groep oorlogsslachtoffers. Zij werden tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië niet in kampen geïnterneerd, maar moesten daarbuiten als 'tweederangsburgers' zien te overleven. Over deze zogeheten 'buitenkampers' is een documentaire gemaakt.

Te gast zijn Ernst Jansz en documentairemaakster Hetty Naaijkens. 
Onlangs is Documentairefilm in premiere gegaan die door staatscecr. Van Rijn werd bijgewoond naast andere prominenten,


De 106-jarige mevrouw Bakker is Ajax-fan in hart en nieren. Afgelopen zondag heeft zij voor het eerst een wedstrijd bijgewoond, als VIP! En dokter Ted reageert op de uitspraak dat huisartsen falen bij stervensbegeleiding

Lees verder…

Column Ellen Hauwert -

10897267286?profile=originalEen van de voorlaatste dagen van het Nederlands bestaan in Indonesia, de laatste schooldag. 

(Red. Een passage uit haar boek " Kind=Elly Hauwert Door de Kinderogen")

 

Onderweg naar school, langs de trambaan, liepen horden mensen over de rails en dwars over de straten. Van achter kwam een vliegtuigje laag aangevlogen. Het knetterde vuur rondom. Het geluid van een repeterend geweer vanuit de aanvliegende eendekker over de straten. Het inslaan en afketsen van de kogels. Niet alweer hè? dacht ik en ik minderde geen vaart. Gauw genoeg was ik op school. Onder de dikke boom hield ik me schuil.

Naast het schoolgebouw sloeg een bom in en de grond dreunde. De inslag resoneerde door het fundament van de school. Een run naar de klas. Er waren twee leerlingen. We namen afscheid en ijlden ons weg richting huis. ‘Veilig thuis allen!’ riepen we elkaar toe.

Op de weg terug zet ik er een vaart in. Jongelui reden en renden me na. Ik moest zigzaggend rijden tussen de dreigende mensen. Opzettelijk werd ik naar de trambaan geleid. Waar mijn voorband in de rail gleed en ik door de lucht vloog. Aan de overkant had ik nog Els Anthonijs en Vonny Ungeren  op de fiets naar school zien rijden.

Ik hoorde het snerpend snijdend  remmen van de tram. Met een harde klap die elk licht uit mijn ogen en in het hoofd  doofde viel ik vlak voor de tram die nog steeds op mij aan gleed. Snerpend vuurspuwend staal over staal, de remblokken.

Ik werd wakker op de operatietafel, waar drie artsen aan mijn hoofd werkten. Door de neusgaten en in de mond stoorden buisjes mijn ademhaling. Ik rukte ze eruit. Plots waren mijn handen vastgebonden. Ik voelde me machteloos. Ik voelde hoe een snee in de hoofdhuid werd dichtgenaaid. Ik tastte de wond af . Mijn arm verlamde loodzwaar en viel met een plof neer. Ik was weer buiten bewustzijn.

Veel later kwam ik weer bij. Ik werd gereden in een ziekenwagen. Twee broeders waakten over me.

‘Waar ben ik?’

‘We rijden je naar het Darmo ziekenhuis. Dichter bij je huis.’

Ellen Hauwert

Tot volgende keer!

 

===================================================================================================

Een select groep binnen ICM heeft het boek van Elly (Ellen) mogen ontvangen.

Op basis hiervan wordt  volgende week  de recensie van dit boek uitgebracht. Bij het lezen nu al een boek die door iedereen zeker gelezen moet worden.

Elly (Ellen) heeft door de ogen van het kind alle SPAM - filters afgezet en ongecensueerd die beelden uitgelicht tegen de achtergrond van de tijdlijn de gelukkige momenten voor de oorlog, de vreselijke oorlog met het leven in de Jappenkampen, de bersiap en uiteindelijk Holland. Een kind  die maar even van haar ouders heeft mogen genieten.

 

Als columnschrjver van ICM brengt Ellen periodiek willekeurig passages uit  "Door de ogen van het Kind".

In de uit te brengen recensies vertellen wij meer over de achtergronden van Ellen, want als bezig bei doet ze meer dan alleen columnschrijven op ICM.

Kunt U niet wachten op de recensie het boek is te bestellen bij de uitgeverCalbona Uitgeverij - www.calbona.nl - calbona@gmail.com

ISBN : 978-94-91872-05-01

 

 

10897273094?profile=original

10897273474?profile=original

 

 

 

 

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 4     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Ik was nu bijna 15 jaren oud en ik kon het thuis niet meer uithouden, door de vele pesterijen en tekortkomingen. Mijn eten was zeer miniem. Ik kreeg nooit vlees of vleeswaren, moest alleen met water en droog brood, veelal ook nog oud brood, genoegen nemen en den Besten had allerlei luxe artikelen, zoals roomboter, rookvlees, belegen kaas, haring en gerookte bokking en vele andere luxe eten, alles rond zijn eigen bord, met notities op verpakkingspapiertjes, zodat ook later, na zijn vertrek, mijn Moeder mij niets kon geven. Ik alleen maar margarine op droog brood had en pap zonder suiker en in de avonden alleen maar een boterham met muisjes. Ik mocht geen jam geen pindakaas, niets, niets. Hoe kon mijn Moeder dat kon aanzien, heb ik nooit begrepen. Vreselijk om zo aan een tafel te moeten zitten en dat allemaal aan te moeten zien. Ik moest gedwongen aan diezelfde tafel zitten, hij wilde dat ik dat meemaakte. Het was een ware marteling.

Uiteindelijk werd ingestemd om mij naar de Scheepvaartopleiding van de Pollux te laten gaan, toenmaals in het Amsterdam Oosterdok. In 1951 met mijn introductie, vertelde mijn moeder mij jaren later, van hoe die was geweest. De kapitein was een zekere Vietor. De introductie duurde bijna twee uren, in welke tijd ik in de gang voor de deur op de grond zat. Na mijn introductie adviseerde den Besten  mij hard aan te pakken tijdens mijn opleiding. Ik was ongehoorzaam, een dief en wilde niet studeren en ook was ik uiterst onbetrouwbaar.

De kapitein was door deze inleiding echter zeer geschrokken en wilde er niets van weten om mij aan te nemen. Mede door mijn Moeders verlegen inbreng veranderde de commandeur zijn houding. Na een betaling van 4000 gulden te hebben geaccepteerd, werd ik toegelaten. Die betaling van 4000 gulden gebeurde onder de tafel, omdat deze Pollux opleiding, door de scheepvaart maatschappijen van Nederland en de rederijen werden betaald.

Dat geld was echter ook bedoeld, om voor mij een harde behandeling af te kopen. Ik moest zoveel straffen krijgen, dat ik zelden de boot af kon komen, of om naar huis te kunnen komen voor een weekend. Na afloop werd er geborreld en hoorde ik veel gelach. Dit duurde in totaal twee uren.

Mijn behandeling

Tot het einde van mijn opleiding werd van alles gevonden om mij van te beschuldigen. Ook als het duidelijk was dat anderen het hadden gedaan, werd ik aangewezen voor straf. Eenmaal werd ook ik aangewezen, om het kwartier en verblijven van die kapitein op het achterschip van de Pollux, schoon te maken. Bij die gelegenheid was zogenaamd een nagelschaartje, verloren gegaan. Ik werd met de met leder bekleedde stok van een officier bont en blauw geslagen. Mijn keurig afgemeten kastje werd over een periode van drie maanden geregeld, soms dagelijks, ondersteboven gegooid en omdat er nooit iets werd gevonden en ik dus loog, werd ik weer geslagen en verloor mijn weekends. Tijdens de paar vrije weekends die mij nog restten, kon ik hooguit mijn grootvader in Amsterdam ontmoeten ergens op een plein of op straat, waarbij mij een paar gulden in de hand werden gedrukt. In een geheel jaar, dat die opleiding duurde kwam ik slechts twee tot drie maal thuis. Het schaartje werd uiteindelijk na afloop van mijn opleiding, achter

 

10897266871?profile=originalfoto - Adrian Lemmens als matroos bij  K.N.S.M.

het nachtkastje gevonden van het bed van die kapitein. De scheepskok waar de meeste jongens bevreesd voor waren en die altijd aan boord was, nam mij in het geheim onder zijn hoede en gaf mij ook de kans mijn grootvader in het geheim te kunnen ontmoetten. Hij werd mijn vriend. Met de afsluiting van die opleiding ging ik naar zee, en monsterde ik aan bij de K.N.S.M.  En nu begon dus de periode van mijn leven op zee en het complot en de aanslagen op mijn leven.

 

Mijn Scheepvaart periode

Met de beëindiging van mijn opleiding tot een lichtmatroos, op het opleidingsschip de Pollux, dat een replica was van een ouderwetse driemaster Barkentine, een zeilschip, toen in het Amsterdamse Oosterdok gelegen, had ik tevens mijn grote angst voor het water overwonnen, zwemmen geleerd en door het klimmen in de masten, mijn hoogte vrees leren onderdrukken, ondanks dat mij, bij grote hoogten, de haren in mijn nek nog altijd overeind gaan staan.

Ik wist niet dat met mijn eerste aanmonstering, die direct na mijn opleiding aanving, mijn moeder contact had gemaakt met mijn eerste toekomstige bootsman, hem op het hart drukkend, toch vooral goed op mij te passen, daar zij verwachtte, dat mij een mogelijk gearrangeerd ongeluk stond te wachten. Of die Boots dat inderdaad heeft gedaan weet ik niet; waar kon enig gevaar voor mij vandaan komen en waarom waarschuwde mijn eigen moeder mij (haar zoon) niet, voor een mogelijk gevaar?

Mijn eerste reis was met het ms. Artemis van de K.N.S.M. naar Hamburg in Duitsland. Voor een 15 jarige jongen was ik nog steeds totaal onwetend over sexualiteit en alles dat daaraan vast zat, behalve met de masturbaties op de Pollux, waar alle hangmatten, op sommige avonden in een ritme meedansten. Op een gegeven moment werden er vanaf de Reeperbahn drie dames aan boord gesmokkeld. Voor mij was dat een gewaarwording, maar ook een verschrikking, omdat het een aan mij opgelegde taak was, om ze verborgen

te houden en ze van een droogje en natje te voorzien, waarbij ik zelf, in hun verveling overdag, door hen werd achtervolgd en ik van de schrik weg vluchtte.

De Baltische Zee was in de vroeg vijftiger jaren nog steeds een gevaar voor schepen, vanwege de vele zeemijnen. Bij toerbeurt op de voorplecht, was het een gegeven moment mijn beurt, om op de uitkijk te staan. Ik ontdekte een drijvende mijn, waar wij aan stuurboord bijna direct op aanstuurden. Door de scheepsbel te luiden en door mijn geschreeuw en naar bakboord uit te wijken, wisten wij dat ding rakelings te passeren, anders had ik dit nu niet na kunnen vertellen. Wij hoorden enige tijd later deze mijn achter ons schip ontploffen, na waarschuwingen aan  de kustwacht, die de mijn toen onder vuur nam.

Het bracht mijn gedachten op dat moment terug naar een andere tijd, nu alweer een lange tijd geleden:  onze vlucht van Borneo in 1941.

De verdere reis naar de Middellandse zee, was voor mij een gewaarwording en vele nieuwe belevenissen. Van enig gevaar voor mijn leven, was ik mij niet bewust.

De eerste aanloophaven, was Matakala, naar ik mij herinner, in Griekenland, waar wij vijgen laadden. Sommige zeelui legden het daar aan met de  jonge vrouwen en net als voorheen met Hamburg, waren vaak twee pakjes sigaretten waarmee alles werd betaald.

Het kwam in mijn gedachten, dat mijn moeder drie kubieke meter kisten met sigaretten uit Indië had meegebracht, die ook allemaal in de handen van die den Besten vielen, waar toenmaals een auto en meer dan een huis voor konden worden gekocht. Drie kubieke meter kisten met sigaretten, alle toenmaals bekende merken Lucky strike, Phillip Morris, Capstan, enz.  in blik en verder ook nog twee kubieke meter kisten vol met heerlijke Amerikaanse voedselrantsoenen en daar heb ik nooit iets van gezien, of geproefd.

Mijn Moeder kreeg die mogelijkheid, dankzij mijn Vaders vroegere Hoofd-directeur van de B.P.M.-Shell in Balikpapan, ir. A. Scholtens, die vanuit Batavia de na-oorlogse B.P.M.-Shell belangen reorganiseerde en hij mijn Moeder met zijn herkenning toeschreeuwde Thea, Thea,  wat vreselijk dat wij jouw zo kundige man Arie (mijn vader), hebben verloren; wij hebben “juist nu”, zijn geweldige organisatorische talenten zo hard nodig.

Opleidingsschip de Pollux (K.N.S.M.)

Het was deze directeur, ir. A. Scholtens, die mijn moeder adviseerde, om al haar betalingen in sigaretten te veranderen, voor haar reis terug naar Nederland. Het was een geweldig goed advies en was van enorm voordeel voor ons geweest, helaas. Het Amerikaanse voedsel werd destijds door haar uit onze monden gespaard, allemaal voor haar familie. Het kostte mij de grootste moeite, daar niet van te stelen. Tenslotte was ook dat allemaal weer die den Besten, die dat allemaal voor zichzelf in beslag nam.

Even tussendoor

Inderdaad heb ik op alle te noemen of genoemde K.N.S.M. schepen gevaren, maar de volgorde is mogelijk niet correct, daar ik er geen notaties van heb kunnen vinden. Het  is nu immers al meer dan 50 jaren geleden.

Tijdens onze na-oorlogse Batavia periode, werd ik door mijn moeder op een school geïntroduceerd, maar daar bleef het bij, er was voor mij geen belangstelling, geen begeleiding of toezicht en op straffe van mijn moeders altijd harde handen en koude bejegeningen, dorst ik ook nooit ver weg te gaan van de garage, waar wij toenmaals in woonden, in de Europese wijk van Batavia. Ik zag de jongens om mij heen, na hun schooltijden vliegeren met zogenaamde layangs (gevechtsvliegers) met glastouw en het kostte mij met mijn natuurlijke handigheid weinig moeite, om ook mijn eigen layangs te bouwen, kocht mijn dunne vlastouw van de passerende Chinese kooplieden en begon mee te vechten in de lucht.   

Na enige verliezen, werd ik een behoorlijke kampioen en waren de muren van onze inmiddels tweede garage behangen met 15 vliegers, trofeeën die ik had weten te veroveren, tijdens de geregelde layang of vlieger gevechten. Tenslotte had ik de luxe van een loper, of renner, die ik met vliegers betaalde. Het was de gewoonte, om na het neerhalen van een tegenstander, te rennen om die neergehaalde vlieger op te sporen, en was die vlieger van diegene, die hem het eerste bemachtigde, daarom hadden wij renners, ( assistenten ), die achter een verloren vlieger aan gingen, je eigen, of die van de tegenstander.  Ik maakte mijn glas-touw van gestampte kristallen glazen, die ik bedelde van mensen, samen met het in water gekookte cah (een soort lijmpoeder, die ook vaak nog gemengd werd met eidooier voor extra hechtkracht) met het gestampte glaspoeder gemengd. Het touw werd door dat mengsel gehaald en liep men om bomen op het pleintje, het touw uitspannend om te drogen. Het werd zo tot een draad, zo scherp, dat er menige vinger mee opengehaald werd. Maar met mijn tiende jaar, was ik een kampioen met de layang. Mijn beste gevechtsvlieger, was de enige waardevolle schat van mij, met glastouw en alles, dat ik voor mijzelf mocht meebrengen, naar Nederland, maar ook dat bracht mij, naast een avontuur, toch ook weer ellende en het uiteindelijke verlies daarvan.

Op een zonnige middag, op een Zondag, was er een vliegerwedstrijd in Amsterdam, op een grote vlakte tussen de huizen. In mijn onwetendheid, met de Nederlandse gewoonten met vliegeren kon ik niet weten, dat men er alleen maar naar naar al die vliegers staarde en men kennelijk met de gehele familie er bij. En zo liet ik enige tijd later ook mijn eigen vlieger op en na een zeer korte tijd had ik 16 of 17 vliegers naar beneden gehaald, die allemaal in de verte verdwenen. Na van hun eerste verbazing te zijn bekomen, kwam er uiteindelijk aandacht in mijn richting en er plotseling had ik een boze menigte op mij afstormde. Niet echt begrip hebbende voor dit resultaat, achtte ik het beter te verdwijnen en liet  in mijn paniek en grote haast, mijn kostbare vlieger achter.

Ik wist aan die boze mensen te ontkomen en hield mijzelf voor de rest van die dag verborgen. De volgende dag werd ik door een politieagent ondervraagd en kreeg ik later van mijn moeder behoorlijk op mijn donder. Dat was voor mij het einde van mijn layang periode. De glorie tijd van een kleine Indische kampjongen. 

Mijn eerste reis met de ms. Artemis vervolgend

Wij deden Alexandrië aan in Egypte, een nieuwe gewaarwording. Arabieren, met hun leder en verdere prullaria en services, waren een belevenis, duiken naar geldstukken, je haardos: KNIPPEN, KNIPPEN, NIET GOED, HAAR TERUG, werd je toegeschreeuwd, maar je moest uitkijken, dat ze je niet te slim af zouden zijn. Ik kocht niets voor mij zelf, maar een poef voor mijn moeder en een album, dat ik nu nog heb, met mijn vroegere zeereizen-foto’s. Ik had een oude BOX-camera. Verder langs verschillende havenplaatsen langs de kusten van Noord Afrika.

10897272098?profile=originalfoto- Handgemaakt model van de Pollux

Weinig aandacht bestedend aan de Eerste Stuurman, de belangrijkste persoon op een Nederlands koopvaardijschip, die het op de een of andere manier op mij begrepen scheen te hebben, kreeg ik in de gaten dat het niet normaal was om directe orders van hem te krijgen, de bootsman voorbij gaand. Maar in mijn geval was dit meer en meer het geval en naarmate de tijd verliep, gedurende de drie en een half jaar van mijn Zeevaart-carièrre, werd dat steeds onvriendelijker en gevaarlijker en werden mij achter de Boots zijn rug om opdrachten gegeven, die zeer zeker niet bij mijn werk behoorden.    Ik werd kennelijk een speciaal geval. Dit zal in mijn verdere verhaal blijken.

De Kapitein op een schip van die tijd, ziet, of zag men zelden, het was altijd de Eerste Stuurman, die het werk aan de Bootsman delegeerde, die dat werk, op zijn beurt, onder de bemanning verdeelde, inspecteerde en dan na bevindingen weer aan de Eerste Stuurman rapporteerde. De bemanning werkte op roosters, bij de K.N.S.M. was dat drie uur op drie uur af, waar het een matroos of een roerganger was. Een matroos die op stand-by stond, zorgde voor de koffie-ronde op het schip tijdens de vaart. Niet strikt op tijd op je post zijn, was een no-no, en kon grote woede uitbarstingen veroorzaken. Strikte tijden konden mogelijk een 5 1/2 uur slaap een een stuk betekenen, 15 minuten voor opstaan kleden en koffie en vijf tot tien minuten aan de andere kant, met meestal drie ploegen.

Op de brug, was het op zeldzame gelegenheden, dat men de kapitein zag  of ontmoette, waar hij meestal alles met de navigatie naging en onderzocht.

De functie van een Kapitein was naar mijn bevindingen de executieve, de accountant en de zakenman in de havens voor zijn Maatschappij, met tevens de totale verantwoording van en over het schip en haar bemanning, in meerdere mate geassisteerd door de Eerste Stuurman, als zijn directe uitvoerder van zijn bevelen.

De Bootsman van een schip, was de baas van de matrozen, de dek bemanning en werkzaamheden en was hun leider en de uitvoerder van de bevelen van de Eerst Stuurman.

Dat die eerste Stuurman belangstelling en directe inmenging in mijn persoonlijke zeevaart en werk had, waar ik als een lichtmatroos of scheepsjongen, het minste van het minste was, was dus in die tijd, uitermate ongewoon, maar dat wist ik niet, groen als ik in het begin nog steeds was.

De matrozen deelden hun kwartier ook met de Machinisten, die natuurlijk met het onderhoud en op gang houden van de vele machines, een geheel aparte groep vormden, maar dezelfde werkroutines en werk roosters hadden, maar in hun eigen omgeving.  Ik herinner mij een van hen, een machinist, of olie-man, die onze jonge jongens veel last bezorgde en het zelfs vaak gevaarlijk was, om

zijn weg te kruisen, was een zeer gefrustreerde man en hij was kennelijk zo geweldig groot geschapen, dat de vrouwen aan de wal hem zelfs geld aanboden, om toch alstublieft weg te gaan.

Nu op mijn eigen oudere leeftijd en vele, vele jaren later, begrijp ik zijn probleem beter. Men kan zich destijds onze zeemanshumor begrijpen, dat hij zeer gevaarlijk voor onze jonge jongens was. Emmers koud water, wegrennen en verborgen blijven, waren geregelde gebeurtenissen, terwijl voorzichtig om de hoek kijken, voor het verder gaan, voor sommige van onze jongens een aangenomen gewoonte werd. Alleen Antwerpen was voor die man een gelukkige stad, met een voor hem schijnbaar vast adres.

Mijn reizen waren op de schepen, ms. Hestia, ss. Gordias, ss. Titus, ms. Artemis, ms. Hathor, allen van de K.N.S.M., waar de namen, allen van de Griekse mythologie kwamen. Deze vele schepen waar ik op voer, zijn niet op volgorde genoemd, maar daar was altijd weer, ongelooflijk genoeg, dezelfde Eerste Stuurman op elk van die schepen en dat was zeer ongewoon. De verdere bemanning veranderde veelal.

De  thuiskomsten, na een reis, waren voor mij altijd een hevige teleurstelling. Mijn moeder was bedrukt, maar ogenschijnlijk ook altijd blij mij weer te zien, maar het was altijd J. den Besten, die vooraan, aan de voordeur stond en mijn nog gesloten enveloppe met mijn gage, (mijn inkomen) allereerst aannam, het geld uittelde en het allemaal in zijn portemonnee stopte, alleen daarna mocht ik pas binnen komen.  Ik kreeg

Nog een foto van Adrian Lemmens als lichtmatroos.

nooit zakgeld, van mijn eigen verdiende geld. Waarom kwam ik eigenlijk nog thuis, ik wist in die tijd gewoonweg niet beter, en elke keer weer, werden mijn uitgaven onderzocht, door den Besten, een paar hoogst nodige schoenen werden mij naar het hoofd geslingerd, omdat ik daar geen toestemming voor had bekomen, drie flesjes limonade, gekocht van de scheepskantine, over een half jaar lang durende reis, naar de West Indies en Amerika, werden mij beboet en bestraft. Als gewoonlijk zat ik dan thuis, mocht niet uitgaan en had ik ook geen zakgeld voor bus of tram, tot aan mijn volgende oproep, om weer aan te monsteren. Met mijn vertrek, stopte mijn Moeder mij, kennelijk stiekem door haar gespaard geld toe, als zakgeld voor mij voor de reis.

Ik denk nu, of ik ben er zeker van, dat mijn verdere oproepen tot de volgende aanmonsteringen, door diezelfde eerste Stuurman werden georganiseerd, omdat hij (als later zou blijken), in het complot tot mijn eliminatie zat en het ten uitvoer moest zien te brengen. Vele jaren later, niet lang voor mijn emigratie naar Nieuw Zeeland, in een van mijn enige, en zeldzame gesprekken, met mijn moeder, kwam ik tot de overtuiging, dat die officier 15.000 gulden was betaald. Mogelijk, na een succesvolle afronding van zijn complot, nogmaals dat zelfde bedrag, of meer zou ontvangen, zeer waarschijnlijk geheel door Brons betaald. Het is mogelijk, dat mijn eigen inkomens, die door die den Besten aan mij werden ontnomen, ook in die richting gingen. Tenslotte had ik in die drie en een half jaar vaartijd enige duizenden guldens verdiend, die mij geheel werden ontnomen.  

Deze thuiskomst routines, waren elke keer weer hetzelfde en dom als ik kennelijk was in die tijd, was ik zelfs blij, met het maken van een bijdrage tot mijn zogenaamde kosten thuis.  Het verbaasde mij iedere keer weer, waarom ik geen zakgeld kreeg en mijn leven zo beknot werd.  Ik wandelde in de buurt, deed houtsnijwerk en was bezig met mijn postzegels. Het begin waarmede ik met postzegels begonnen was, was ook van een Zwitserse miljonairsvriend uit mijn vaders bridgetijd. Die man was een regelmatige Bridge tafelgenoot van mijn vader, zoals er ook nog twee andere Zwitsers waren. Deze oude vriend van mijn vader, gaf mij (reeds in Indië) zijn waardevolle postzegel-verzameling, als troost en uit vriendschap voor mijn vader, nog in Batavia.

Den Besten verzamelde ook postzegels en wilde geregeld met mij ruilen, maar ik vertrouwde hem niet en weigerde. Na mijn latere, met bedreiging van politie, ook weer door hem aan mij opgedrongen militaire dienst, waarvoor ik in feiten door mijn Vaders dood was gevrijwaard, was met zijn, (den Berstens) verdwijnen (waarover later), ook mijn postzegelverzameling verdwenen. Er waren zeer waardevolle zegels van ver voor die oorlog bij. 

Reeds onrustig, met steeds weer dezelfde Eerste Stuurman, maar niet steeds met dezelfde rest van de bemanningen, overkwam mij de eerste absolute aanslag op mijn leven. Wij waren in Tunis, in Tunesië, Noord Afrika. Vanaf mijn tweede schip, kreeg 

ik altijd directe orders van deze Eerste officier. Eigenaardig was, dat deze man in gestalte, figuur en gezicht, veel op mijn eigen vroegere vader leek.

Terwijl de Arabieren helemaal in de bodem van ons voorruim aan het uitladen waren, het diepste deel van het schip, waar de voormast schuin naar achteren is gezet, er boven stekend, met een terugwijkende zetting, werd mij door die man bevolen die mast te schilderen met een licht goudgele verf, of was het een mosterd kleur. Een onzinnige order, daar die mast nog zeer goed in de verf stond. Maar orders zijn orders.

De K.N.S.M. schepen, die ik persoonlijk heb gekend, hadden in die tijd, allen hun scheepshoorn aan Bakboord zijde boven de zaling in de voormast bevestigd. Men kan al raden wat er gaat komen, maar ik had geen idee en verwachtte het natuurlijk ook niet.  De zaling is een kruisgewijs platform, ongeveer twee derde deel van de hoogte naar de top van de mast, dat een kruis maakt met de mast en normaal een hek er om heeft voor houvast, behalve direct achter de mast en de scheepshoorn. Ik kwam klaar met het schilderen van de top van die mast, verwisselde de verfpot en kwast naar mijn linker hand en greep de scheepshoorn bevestiging vast met mijn rechter hand, om zo voorzichtig van Stuurboord achterom de mast naar Bakboord, de andere kant te klimmen. En terwijl ik achter de mast vrij kwam te hangen, ging plotseling  de scheepshoorn.  Ik was slechts 30 cm weg van die hoorn en door de uitermate grote schrik, verloor ik mijn bezinning en wist ik niets meer….. 

Het beroemde affiche van de K.N.S.M.

Toen ik weer bij zinnen kwam, hing ik met mijn linker hand, aan het Backboord uiteinde van die zaling aan de onderste ring  van de railing, zo’n  twee en een halve meter verder van de scheepshoorn, maar alles was zwart voor mijn ogen. Toen ik, nog steeds hangende aan mijn linker arm en hand, weer een beetje bijkwam, keek ik onmiddellijk naar de brug, waar ik wist dat de scheepshoorn knop was. Daar stond die eerste stuurman, met een gezicht als een doodshoofd, op dat moment zagen zijn ogen rood, (mogelijk in mijn verbeelding), mij aan te staren. Hij kon het zeker niet geloven, dat ik nog leefde. Die val, maar ook die actie, was niet te overleven geweest, op kisten en het stalen dek van de bodem van dat ruim, een mogelijke val van 35 tot 40 meter hoogte.

De verfpot was met de bodem van de pot, op de bodem van het onderste ruim-dek gevallen, waar de verf als een fontein naar boven uit elkaar was gewaaierd en alle Arabieren bespikkeld waren met die verf. Met luid en woedend gegil kwamen die mensen, met messen tussen hun tanden het ruim uit, waar onze dekbemanning naar de mast kwam, om mij te helpen en te beschermen. Ik wist met de hulp van een matroos weer op de zaling terug te klimmen en kwam tot de volgende dag niet meer uit die mast. Het nam mij die gehele nacht daarboven, om van mijn uitzonderlijke schrik, verbazing en die belevenis te bekomen. Ik kon mij gewoonweg niet voorstellen dat een man die zoveel verantwoording had, zoiets had kunnen doen. Dit kon geen ongeluk zijn, immers die mast stond voor het gedeelte van de brug, waar hij zijn hand op die knop drukte en in volledig zicht. Terwijl ook hij het was, die mij met het werk in die mast en hij mij ook zelf in die mast had gestuurd.! Het was ongelooflijk.

In mijn onschuld, had ik desondanks, nog steeds geen vermoedens, (totdat ik later,  op weer een volgend schip, de ss. Gordias, deze keer over de Atlantic), mij iets overkwam, dat mijn nu reeds opgewekte wantrouwen bevestigde.

De bemanning verdedigde de mast tegen die Arabieren, een van hen bleef bij mij op de zaling, om mij te kalmeren, (ik kreeg oncontroleerbare trillingen over mijn gehele lichaam).     Ik kon niets meer doen en gelukkig heb ik die officier bijna een week nauwelijks gezien.

 

Tot zover het vierde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

 

 

Lees verder…

10897271685?profile=originalDe moord op de Indische geschiedenis - de subsidie voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen stopt

Geschiedenis moord! 'We gooien de geschiedenis weg' VAN ONZE VERSLAGGEVER TOIN...E HEIJMANS − 02/10/13, 00:00 Stad en land reist hij af om de collectie van het Tropeninstituut tijdig ergens onder te brengen. De bibliotheekdirecteur is niet te benijden.

De papierversnipperaar wacht. Hans van Hartevelt heeft nog een maand de tijd om 700 duizend boeken en andere documenten aan de straatstenen te slijten. Daarna komen de 'papierhappers', zoals hij ze noemt: de containers, de versnipperaars en de ladderliften die de in 230 jaar bijeengespaarde bibliotheekcollectie van het Tropeninstituut grotendeels zullen vernietigen. Een maand nog, dan is de bibliotheek definitief dicht en moet de monumentale ruimte leeg zijn die in 1910 speciaal voor de collectie is gebouwd. Er is geen geld meer.

De subsidie voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen stopt, en alleen de afdelingen die zichzelf kunnen bedruipen maken een doorstart. Daar hoort de bibliotheek niet bij. Voor de twintig mensen die er nog werken, onder wie directeur Van Hartevelt zelf, rest ontslag. Maar we werken door tot de laatste snik, zegt hij. 'We zetten alles op alles om de collectie ergens onder te brengen. Niemand hier neemt vakantiedagen op. Ik praat met iedereen die interesse heeft. En telkens hoor ik hetzelfde: we willen heel graag, we vinden het heel belangrijk, maar er is geen geld. Sorry.' Zijn bibliotheek heeft een grote internationale naam en tien kilometer aan documenten: een miljoen titels in totaal. Te geef voor wie er goed voor zorgt. Voor een klein deel heeft hij een veilig heenkomen gevonden: het 'koloniale erfgoed' tot 1950 (90 duizend titels) is overgenomen door het Rijk en komt in bruikleen bij de Leidse universiteit, die zich ook over het kaartmateriaal ontfermt. De particuliere Stichting Centrum Medisch Erfgoed neemt 25 duizend boeken en duizend tijdschriften over, 'dat is echt een heel sympathieke club met een paar loodsen op een industrieterrein in Urk waar ze alles opslaan en toegankelijk maken wat met medische geschiedenis te maken heeft.

Je gelooft je ogen niet als je het ziet, er zijn zelfs cardiologen en longartsen die willen helpen met sjouwen.' En er is een zekere hoop gevestigd op de Nationale Bibliotheek van Singapore en een investeringsmaatschappij uit hetzelfde land, die een oogje hebben op de collectie over biodiversiteit (90 duizend stuks). Maar zelfs als dat lukt, blijft Van Hartevelt met 70 procent van de verzameling zitten. Hij reist al maandenlang stad en land af om zijn spullen te slijten, als was het een kofferbakverkoop. Nederlandse universiteiten, de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, bibliotheken in Duitsland, het Afrikamuseum in België, 'en elke keer is het verhaal: dit kan toch niet, deze collectie moet behouden blijven, hier moet toch een oplossing voor zijn. Maar het lukt niet. Soms kwamen we heel ver, de universiteit in Wageningen bijvoorbeeld wilde alles overnemen op het gebied van landbouw en voeding. We hadden vijf, zes gesprekken. Maar ook dat is uiteindelijk niet doorgegaan. We kunnen het niet aan, zeggen ze. De financiën. Altijd de financiën.' Hij heeft nog geopperd de collectie tijdelijk onder te brengen in een archiefbunker bij Alblasserdam, 'totdat de wind weer uit een andere richting waait'.

Dat zou hem de tijd geven om verder te onderhandelen met geïnteresseerden, en delen van de collectie verder te digitaliseren. Opslaan kost 70 duizend euro per jaar, plus de eenmalige verhuiskosten van twee ton - een bedrag waar een gemiddelde amateurvoetbalclub de schouders over op zou halen. 'Maar het gaat niet. Elk dubbeltje wordt nu omgekeerd op het Tropeninstituut. Er is gewoon nul geld. Ook niet bij de ministeries die erover gaan.' Hij weet dat een deel van de collectie als niet-interessant wordt gezien. Rapporten over ontwikkelingssamenwerking uit de jaren zeventig, afstudeerscripties. 'Maar dingen die nu van weinig waarde lijken, zijn dat straks misschien wel. Wij hebben de meest complete bibliotheek op het gebied van ontwikkelingssamenwerking vanaf de jaren zestig. Bij ons doen erosiedeskundigen onderzoek, omdat we kaarten hebben van de 18de eeuw tot nu zodat je precies kunt zien hoe de rivieren liepen. Alles gaat in samenhang verloren, de helft van wat we hebben is uniek materiaal. Dat komt nooit meer terug. We gooien de geschiedenis weg.'

Van Hartevelt werkt sinds 1982 in de bibliotheek. Nu mag hij er het licht uitdoen. De interim-bestuurder van het instituut zei hem dat het niet nodig was om tot de vernietiging door te werken en straks de containers en papierhappers te bestellen, maar wat moet, dat moet. 'Het voelt als persoonlijk falen. Het lukt me niet. Ik heb nooit gedacht dat het zo ver zou komen. Ik dacht: er is vast iemand die dit van de vuilcontainer gaat redden. Ik faal, de overheid faalt, het is een collectief falen.'

Gisterochtend had hij een klein succes: het Vredespaleis wil vierduizend boeken en honderd tijdschriften hebben over internationaal recht, vrede en veiligheid. 250 meter van de tien kilometer. Vandaag spreekt hij met het documentatiecentrum voor LatijnsAmerika, Cedla, over nog eens 500 meter documenten.

Het is niet veel, zegt hij, 'maar ik ben blij met elk plukje dat een goed heenkomen vindt.' Staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken besloot in 2011 de subsidie aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) te stoppen. Het instituut zal zich alleen nog richten op renderende 'business-to-business activiteiten', staat in het reorganisatieplan van interimbestuurder Derk Vermeer. Daardoor is er geen ruimte meer voor het Tropenmuseum, het Tropentheater en voor de bibliotheek. Het museum krijgt van het Rijk een bedrag zodat het samen kan gaan met andere musea, het theater en de bibliotheek gaan dicht.

Subsidie stopgezet!

Reactie ICM redactie;

Zoals andere Indische ontwikkelingen lag dit in de lijn bij de aanbieding van toenmalige staatsecr. waar alle Indische zaken op termijn zouder worden afgebouwd zoals o.a. IHC Bronbeek, nu ook zelf verder moet.

Lees verder…

10897275284?profile=originalLive at "Jakarta International Performing Arts Event" Monumen Nasional

Afgelopen zaterdag hebben Marshal Manengkei en Rick Eisenring samen met de Indonesische zangeres Lusie Baya en zanger Maladi begeleid door het Kroncong Orkest "Gema Mestika" een daverend concert gegeven op het grote plein van het Monumen Nasional in Jakarta.

Gouverneur Joko Widodo lanceerde dit evenement om meer culturele attracties toe te voegen aan de Indonesische hoofdstad als toeristische aantrekkingskracht.

Het bijzondere aan dit concert was dat er Westerse songs werden opgevoerd in de traditionele keroncong stijl, de authentieke muziekstijl uit Indonesia.
Zo bracht Lusie "Mona Lisa" ten gehore, Rick Eisenring "Save the Last Dance for Me" en Marshal Manengkei bracht zijn grote wereldhit "Song for the Children" ten gehore.
10897276260?profile=originalMet name die laatste uitvoering kreeg een daverend applaus van het Jakartaans publiek.

De 2 grote commerciele TV maatschappijen MNC en SCTV hebben het concert geregistreerd.
Na het optreden kwam er een andere TV maatschappij op Marshal af om een aparte special te maken. Verslaglegging hierover volgt.

Bericht: Correspondent ICM Jakarta
Powered by Telkomsel BlackBerry®

 

 

Lees verder…

10897274894?profile=originalRelatie tussen Huis van Oranje en Molukkers  door: Nanneke Wigard

Tijdens de “Maand van de Geschiedenis”, die in oktober zal worden gehouden en in het teken staat van “Vorst en Volk”, produceert de Stichting Moluks Historisch Museum een talkshow over de complexe relatie tussen het Huis van Oranje en de Molukkers. Mata Rumah Oranje en Maluku zal plaatsvinden op het Landgoed Bronbeek en een van de items die aan de orde zullen komen, is de mythe van de “trouwe Molukker”. Al vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid in de Gordel van Smaragd en met name de Molukken, is er sprake van een relatie van (delen van) de bevolking met het Nederlandse vorstenhuis. Zo wordt in 1605 het “Eeuwig Verbond” gesloten waarin de Islamitische

Foto - Groep jonge Molukkers tijdens het defilé op Koninginnedag op Paleis Soestdijk.

hoofden van het schiereiland Hitu op Ambon trouw beloven aan Prins Maurits.

In de zeventiende eeuw zijn er weliswaar nog verschillende oorlogen nodig, voordat de VOC een monopoly op de telt en handel in kruidnagel en nootmuskaat weet te vestigen. In 1817 luidt de terugkeer van het Nederlands bestuur in de Molukken een opstand tegen de Nederlanders in.

Van het beeld van de “Trouwe Molukker” is dan nog geen sprake. Dat beeld ontstaat pas aan het einde van de negentiende eeuw, wanneer het Nederlandse gouvernement op zoek gaat naar bevolkingsgroepen die kunnen worden ingezet bij het besturen en onder controle houden van de kolonie. Met name als de veelal Christelijke) Molukse KNIL soldaten zich manifesteren als symbool van trouw aan Nederland, gepersonifieerd door het vorstenhuis

van Oranje. De Tweede Wereldoorlog en de direct daarop volgende onafhankelijkheidsstrijd versterken  dat beeld alleen nog maar. Dat Molukse soldaten en burgers al direct na het jaar van hun aankomst in Nederland in 1951 deelnemen aan het defilé op Paleis Soestdijk, is dan ook geen toeval. 

Rocky Tuhuteru spreekt op Bronbeek onder andere met historicus Wim Manuhutu en antropoloog Fridus Steijlen over hoe de mythe van trouw is ontstaan. En wat was het belang van een goede relatie van het Huis van Oranje met de Molukkers na de onafhankelijkheid van Indonesië. De afsluiting wordt gevormd door een gesprek met een aantal koninklijk gedecoreerde Molukkers over hun inzet in de samenleving. Tijdens de bijeenkomst is uniek historisch beeldmateriaal uit de collectie van de Stichting Moluks Historisch Museum te zien.

De talkshow zal worden gehouden    op dinsdag 15 oktober om 14.00 uur in De Kumpulan van het Landgoed Bronbeek in Arnhem. De toegang is slechts € 3,50. Aanmelden via mail:   nwigard@museum-maluku.nl, onder vermelding van Mata Rumah Oranje.   

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives