Duitse Joden waren ook in Nederlands-Indië niet veilig

10897284268?profile=original Verzwegen drama , 

Duitse Joden waren ook in Nederlands-Indië niet veilig,  

door Werner Stauder

 

Wat er met de Joden in Nederland gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog weet vrijwel iedereen. Over het lot van de Duitse en Oostenrijkse Joden in Nederlands-Indië van vóór de Japanse bezetting is hier daarentegen weinig bekend. Zij vormen een vergeten groep oorlogsslachtoffers.

 

Tijdens de recherches voor mijn boek over de interneringskampen in Indië kwam ik in Duitse en Nederlandse archieven een van de grootste schandalen uit de maritieme geschiedenis van Nederland op het spoor, waarover tot op heden een mysterieuze sluier hangt.

Talrijke Joden waren in de jaren 30 Duitsland en Oostenrijk ontvlucht en hadden zich in Nederlands-Indië gevestigd omdat zij dachten daar onder Nederlandse bescherming een veilig heenkomen te hebben gevonden. Zij kwamen echter van de regen in de drup, want zij ontsnapten weliswaar aan de vervolging door de nazi’s, maar kwamen evengoed in kampen terecht achter het kawat (prikkeldraad). Velen van hen hebben het niet overleefd.

Op 19 januari 1942 voltrok zich circa 150 zeemijl voor de kust van Sumatra een haast onbeschrijfelijk drama, waarvan de ware toedracht door de autoriteiten decennia lang angstvallig in de doofpot is gehouden. Momenteel werk ik aan een boek over de tragische dood van 411 onschuldige Duitse burgergevangenen, onder wie vele Joden, die men op uitdrukkelijk gezag van hoger hand willens en wetens heeft laten verdrinken.

Onmiddellijk nadat Tjarda van Starkenborgh, de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, op 10 mei 1940 te Batavia op de hoogte was gebracht van de Duitse inval in Nederland, werden in de gehele Indische archipel alle burgers van Duitse afkomst gearresteerd en in interneringskampen opgesloten, in totaal ruim 2800 mannen en vrouwen, waarbij geen onderscheid gemaakt werd tussen ‘arische’ Duitsers, Indo’s met een Duitse achternaam en uit Duitsland en Oostenrijk afkomstige Joden.

Dat ook deze Joodse vluchtelingen, die zich juist in Indië veilig waanden, werden gearresteerd en opgesloten - en dan ook nog op vrijdagavond bij het begin van de sabbat - is onbegrijpelijk. Te meer als men bedenkt, dat zij reeds voor de oorlog door de nazi’s van hun burgerrechten werden beroofd en dus stateloos waren.

Velen van hen werden opgesloten in de cellen van het beruchte Fort Ngawi, anderen werden naar het eiland Onrust gebracht. Barak 18 was de zogenoemde ‘Jodenbarak’. Daarin werden alle Duitse en Oostenrijkse Joden gehuisvest. De Joden werden net zo slecht en onbeschoft behandeld als de overige Duitsers, want zij werden gewoon als Duitsers beschouwd en niet als Joden.

In augustus 1940 werden alle gevangenen overgebracht naar een groot verzamelkamp op Sumatra en volgens een bepaald systeem over zes blokken verdeeld, genummerd van A tot F, die in twee rijen van drie tegenover elkaar stonden. Blok E was het ‘Jodenblok’.

Eind december 1941 werd in verband met de verwachte landingen van de Japanners besloten de Duitse en Joodse gevangenen naar Brits-Indië af te voeren. Zij werden overgebracht naar de havenstad Sibolga, van waaruit op 29 december 1941 het eerste transport vertrok met de KPM’er Ophir. Op 3 januari volgde de Plancius met ruim negenhonderd gevangenen en op 16 januari 1942 vertrok het derde en laatste transport met 478 gevangenen aan boord van het omgebouwde koopvaardijschip Van Imhoff.

Tot deze laatste groep behoorden ook de Joden van Blok E wier namen met L tot en met Z begonnen. Op 19 januari 1942 werd in een geheim codebericht de mededeling gedaan dat de twee transporten van respectievelijk 975 en 938 Duitsers op 7 en 10 januari in Brits-Indië waren aangekomen en dat er op 16 dezer een derde en laatste transport uit Nederlands-Indië vertrok. Verder wordt in dit bericht melding gemaakt van de aankondiging dat de evacuatie uit Nederlands-Indië over een week gepubliceerd zal worden, waarbij het feit dat de laatste groep onderweg is, zal worden verzwegen. Waarom moest dit worden verzwegen? En waarom was dit schip niet als gevangenentransport aangemerkt?

Omstreeks tien uur in de ochtend van de noodlottige 19e januari 1942 werd de Van Imhoff door een Japanse jachtbommenwerper aangevallen. Door een van de bommen scheurde de scheepswand onder de waterlinie open, waardoor er zoveel water binnenstroomde dat het langzaam begon te zinken. Toen het schip tegen één uur slagzij begon te maken, werd de order gegeven de motorsloep alsook de vijf reddingsboten te vieren en alle reddingsvlotten in het water te werpen. Een zesde reddingsboot bleef echter hangen, omdat die zat vastgeroest in zijn ophangmechanisme. Voorts werd order gegeven om de Duitse en Joodse gevangenen in hun kooien kalm en zo nodig in bedwang te houden zodat de Nederlandse bemanning en het bewakingsdetachement het schip zonder tegenstand kon verlaten. Pas toen alle Nederlanders van boord waren, werden door de laatste militairen kniptangen en sleutels naar beneden gegooid. De geïnterneerden werden in het ruim verder aan hun lot overgelaten.

Wat toen volgde, is haast niet te beschrijven. Sommigen konden weliswaar met behulp van de ijzertangen de prikkeldraadomheining openknippen, toch lukte het slechts de jongste en vitaalste mannen het ruim te verlaten. De rest bleef achter. Velen werden verdrukt of vertrapt, want iedereen probeerde in paniek vanuit de krappe kooien over elkaar heen naar buiten te kruipen. Anderen sneden hun polsen open om niet levend door haaien opgevreten te worden. Weer anderen sprongen overboord en verdronken. Degenen die hun sprong overleefden en probeerden de Nederlandse sloepen zwemmend in te halen, werden onder dreiging van gerichte pistoolschoten op afstand gehouden.

Te midden van de grote chaos aan boord van het zinkende schip hielden sommige gevangenen hun hoofd koel en zochten naar allerlei mogelijkheden om het vege lijf te redden. Algauw vonden zij de sloep die de Nederlanders in hun haast niet los konden krijgen. Uiteindelijk slaagden zij er alsnog in om de aan de davits vastgeroeste reddingsboot los te wrikken en met 53 man te water te laten. In een werkboot dat zij op het voorschip aantroffen, konden nog eens 14 man plaatsnemen. Velen waren in het water gesprongen en probeerden zich op planken en deuren, houten meubels en kasten zo lang mogelijk drijvende te houden of een plaats te bemachtigen op enkele bamboevlotten.

Tegen de avond verdween de boeg van de Van Imhoff in de golven. Het schip zonk weg in de diepte, terwijl ruim 300 Duitse gevangenen, die geen kans hadden gezien zich in veiligheid te brengen, zich nog steeds in hun prikkeldraadkooien aan boord bevonden. Zij werden samen met de zwemmenden mee de diepte in gesleurd. In totaal kwamen 411 gevangenen om. Van de Joden heeft niemand de ramp overleefd.

  

 

Werner Stauder is van Joodse afkomst en was 34 jaar werkzaam bij de Telegraaf. Hij werkt aan een boek over interneringskampen in Nederlands-Indië.

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives