10897396278?profile=originalTijd voor onderzoek na het ’onderzoek’

Een ’onderzoek’ is in Den Haag de beste remedie om onwelgevallige berichtgeving of commotie te neutraliseren. Boze Kamerleden, nieuwsgierige journalisten of een gealarmeerd publiek vinden in een ’onderzoek’ een snelle pleister op de wonde van de verontwaardiging. Het gehoopte effect is het wekken van een indruk dat er wat met een vermoedelijke misstand wordt gedaan.

In de praktijk hoeft een onderzoek niet veel voor te stellen. Natuurlijk, parlementaire onderzoeken en enquêtes zijn serieus. Bewindspersonen lanceren ook onderzoeken, waarvan de zwaarte per keer nogal kan verschillen. Bij meldingen dat een aan de overheid gelieerde instantie zich niet aan de regels houdt, kan het Openbaar Ministerie onderzoek doen of een inspectie.

Een onderzoek kan echter ook gewoon betekenen dat een ambtenaar door een minister of een staatssecretaris gevraagd wordt om eens een beetje rond te bellen, zonder dat echt duidelijk is of aan de andere kant van de lijn de waarheid verteld wordt. Op het moment dat het resultaat van het rondje bellen duidelijk is, zijn weken verstreken en is de karavaan verder getrokken.

Wie het ’rapport’ over de verdwenen Nederlandse oorlogsschepen in de Javazee leest dat het kabinet naar de Kamer stuurde, kan onmogelijk de indruk krijgen dat het hier gaat om een onderzoek dat zorgvuldig, diepgravend of professioneel is ondernomen. Een alert Kamerlid noemt het ’twee kantjes die het kabinet heeft afgescheiden’; een treffende omschrijving die voor verschillende interpretatie vatbaar is.

Nadat premier Rutte in 2016 met de Indonesische president Widodo afsprak om de verdwijning van de wrakken gezamenlijk te onderzoeken, trokken Nederlandse en Indonesische experts daar ruim een jaar voor uit. Wat is er al die maanden gebeurd?

Er blijkt in februari 2017 in Jakarta een ontmoeting te zijn geweest van Nederlandse en Indonesische deskundigen. Daarin werd vastgesteld dat de wrakken inderdaad nagenoeg volledig verdwenen zijn. Een half jaar later (!) hebben deskundigen uit beide landen ’tijdens een bijeenkomst’ op basis van beschikbare informatie bepaald dat de wrakken ’op industriële wijze’ geborgen zijn. Illegaal dus en zonder respect voor de doden.

Deze conclusie wordt van uitleg voorzien in het genoemde twee kantjes tellende afgescheiden rapport van de besprekingen. Hierin valt op dat Nederland volledig vertrouwt op de Indonesische mededeling dat er geen schroot van wrakken is aangeboden, er geen vergunningen voor zijn afgegeven en dat er geen verdachte situaties zijn waargenomen. Maar, zo leest het rapport als een disclaimer, er werd in die tijd ook niet echt toezicht op gehouden. Daar kan je dus alle kanten mee op.

Uit onderzoek van lokale journalisten en collega Olof van Joolen komt een duidelijker beeld naar voren. Slooplocatie, bergers en verstrekte vergunningen blijken na enig echt onderzoek vindbaar. Evenals ooggetuigenverslagen van betrokkenen, vuilnisbelten die als impromptu begraafplaats dienden en tastbare memorabilia van de gesloopte schepen.

Het staat in wel heel schril contrast met de ferme conclusie van het kabinet dat er ’geen duidelijke antwoorden kunnen worden gegeven op de vraag hoe deze scheepswrakken zijn verdwenen’.

Zou er überhaupt wel eens iemand van de Nederlandse ambassade ter plekke zijn geweest om poolshoogte te nemen? Hoe vaak? En is er dan met getuigen gesproken? Tot nu toe blijft het gissen, wat bij betrokkenen de indruk wekt dat onze diplomaten de moed hebben opgegeven.

Dat er na onthullingen in deze krant nu pijlsnel een nieuw onderzoek is aangekondigd, geeft aan dat er in Den Haag gelukkig mensen zijn wakkergeschud.

Zo heeft minister Ank Bijleveld van Defensie intern opdracht gegeven om een feitenrelaas op te stellen. Zo wil dit voormalig lid van de Raad van Advies van de Oorlogsgravenstichting weten wat er nu precies wel en niet is gedaan tijdens het ’onderzoek’.

Duidelijk is in ieder geval dat er over het onderwerp een stammenstrijd speelt tussen de twee meest betrokken departementen. Het ministerie van Defensie zou graag alles uit de kast halen om de Nederlandse oorlogshelden een waardig afscheid te bieden. Op meerdere niveaus bij Defensie heerst evenwel frustratie over de focus van de collega’s bij Buitenlandse Zaken, die zich vooral zou richten op het beschermen van de toch al beladen bilaterale betrekkingen met Indonesië.

Het kabinet meldt dat er tussen Nederland en Indonesië ’wederzijds begrip is gegroeid over de waarde van oorlogsgraven’. Dat doet vermoeden dat het Jakarta voor 2016 geen zier interesseerde wat er met de oorlogsbodems gebeurde. Gezien ons besmeurde verleden in het land, valt enigszins te begrijpen dat Indonesiërs de overleden leden van de krijgsmacht die hen onderdrukte niet bovenaan hun prioriteitenlijst hebben staan. Nederland is de oorlogshelden en hun nabestaanden dat echter wel verschuldigd.

In het kabinet wordt erkend dat er voor het ’onderzoek’ vooral op de Indonesiërs is gebouwd. Als het begrip tussen Indonesië en Nederland daadwerkelijk is gegroeid, zou een team Nederlandse experts die kant op moeten kunnen. Om echt onderzoek te doen.

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives