Selamat Makan... Door: Corry A. Bos

10897325273?profile=original                             

10897324886?profile=original

Selamat Makan...                       Door:  Corry A. Bos

 duwen samen een winkelwagentje voor zich uit, mijn tienernichtjes. Overleggen Ze 

‘Vind je deze ook lekker’, vraagt ze aan de jongste, die zich vooroverbuigt in een vrieskist om er drie zakjes saté uit te vissen. Samen bestuderen ze welke er het lekkerste uit ziet. ‘Hé, er liggen ook spareribs’.  De saté en de nasi goreng leggen ze weer terug. De jongste twijfelt nog even bij de pasta’s. Ik wil vandaag geen spaghetti, zegt de oudste en duwt het karretje verder.wat ze vanavond zullen gaan eten. Bij de kant en klare maaltijden zoekt de oudste, tussen de verschillende schalen nasi goreng, er eentje met veel aandacht uit.

Haar oma, vlak na de oorlog nog in Batavia geboren en als vijf maanden oude baby naar Nederland vertrokken, trouwde met een Italiaan toen ze voor een tijdje in Rome woonde. Haar moeder werd geboren aan de rand van de Noord Hollandse duinen en trouwde met een Hollandse jongen.

 

Na een half uurtje is de bodem van hun wagentje bedekt met (toch) saté ayam, twee voorgekookte suikermaïs vacuüm verpakt in plastic, een zak kroepoek udang, bananen, manga en lychees in blik. De avondmaaltijd staat strakjes binnen tien minuten op tafel.

De jongste is geboren uit een Indonesische moeder en een Nederlandse vader. Ze praat graag Indonesisch met haar oma en moeder.

Twee tieners samen aan het winkelen in de grote super die op de kleintjes let. Deze twee letten heel goed op. Doelbewust speuren ze de schappen af op zoek naar een Indisch feestmaal waar vandaag niet voor gekookt hoeft te worden.

Indonesisch en Indisch eten wordt hen thuis veelvuldig voorgezet. Door hun moeders, tantes, oma’s, overgrootmoeders, soms ooms, neven en opa’s, met veel liefde klaargemaakt.

Kinderen van deze tijd. Ze treden de wereld tegemoet zonder        die Indische of Indonesische terughoudendheid.

Tot slot komt een van hen nog met een borrelsnack aan van uitgebakken zwoerdjes. Dit is een lekkernij die ze met moeite kan weerstaan. ‘Tante, pulang!’, hoor ik haar roepen. Bij het zakje uitgebakken zwoerdjes komen de herinneringen aan mijn eigen jeugd terug.

 

 

‘Gatver wat ligt hier?’, hoor ik mijn zus Dodo, die officieel Noortje heet, roepen. We zijn in de schuur. Ze wijst, met haar neus dichtgeknepen, naar een tampat. Hierop liggen grijze velletjes, sommige glad, ander opgekruld, te drogen. Daarnaast een glazen schaal met roze varkensoren en pootjes.

‘Daar maak ik strakjes iets lekkers van en van de zwoerdjes een soort kroepoek’, zegt mijn moeder en jaagt ons de tuin in. Die soort kroepoek zijn de uitgebakken zwoerdjes die de meisjes een halve eeuw later zo lekker vinden. Ze liggen in plastic zakjes in de supermarkten en op de toonbank van vele slagers.

Zeven was ik, toen we samen met mijn zusjes en ouders aan boord van de Oranje stapten. Een jaar later waren we nog niet echt gewend aan het Hollandse eten. Mijn moeder en mijn tantes rommelde maar wat aan in de keuken. Wat in Indië een lekkernij was: aardappelen, groenten en vlees werd in Holland dagelijks op tafel gezet. Nu was het een zoektocht naar de verschillende ingrediënten om hier in Holland Indisch eten te bereiden. Er werd ‘kriepiek’ gemaakt van dunne plakjes aardappels voor de kinderen en voor bij de borrel van de volwassenen. Volgens mij was dat de eerste home made chips die nu in vele varianten in de schappen van de supermarkten ligt. De eerste keer dat we soto ayam aten flanste mijn moeder samen met mijn oma een ‘lontong belazer’ in elkaar van boekweit-grutjes. Het zag er en beetje vreemd uit op die platte schaal en de kleur was niet heel erg aantrekkelijk: grauw grijs. Maar de soto smaakte heerlijk. Het duurde wel en paar jaar voordat de eerste echte spierwitte lontong in een plastic zakje uit het kokende water gevist kon worden.

Kroepoek, dendeng, zout vlees kwamen uit de schuur en de eerste satés werden aan fietsspaken in de tuin geroosterd.

Sambal maken was iets wat mijn moeder graag wilde, maar de hete pepers waren (nog)  onbekend bij de groentewinkels. In Den Haag kwam een van de eerste toko’s, Amsterdam en Haarlem volgden snel. Kleine toko’s met een minimum aan Indische producten.

Op de Albert Cuypmarkt in Amsterdam kregen de Indische dames bij de viskramen visafval ‘voor de kat’: resten van gefileerde kabeljauw, met kop en al. Krabben die voor de sier op het ijs tussen de vissen lagen, gingen voor een paar dubbeltjes ook mee in de tas. Bij de slager werden pondjes vuile, stinkende koeien-magen ‘voor de hond’ gewogen maar ze verdwenen in de pan om er soto babat van te maken. De poelier stopte na een paar keer ongevraagd halsjes, kippen-levertjes en magen in de lege kippenbuik. Al die winkeliers moeten gedacht hebben dat die Indische mensen veel katten en honden in huis hadden.

Eind jaren vijftig kwamen de eerste gastarbeiders voor de Hoogovens naar Nederland. De eerste uitheemse producten verschenen op de markt in Haarlem en Beverwijk. Voor de Nederlanders vreemde groenten. De verse lomboks, aubergines, courgettes, paprika’s en vele verse kruiden lagen als onbekenden uitgestald tussen de bloemkolen en spruitjes. Niet alleen de gastarbeidersgezinnen, maar ook de mensen uit de Indische gemeenschap wisten al gauw waar ze terecht konden voor deze producten.

Vijftig jaar later is het heel gewoon dat er € 2,50 per kilo  voor viskoppen wordt gerekend. Soto babat kan gemaakt worden van schoongemaakte pens, nu  niet alleen meer voor de hond en levertjes, magen van de kippen liggen dagelijks in de schappen. Kepiting (krab) is niet meer alleen een ware delicatesse voor de buitenlanders, ook de Hollandse keuken weet er nu weg mee.

Daarna kwamen de Antilianen en Surinamers naar Nederland, een begin van de multi-culturele samenleving. Lonny’s mandjes veroverden Nederland en de magnetrons zijn niet meer weg te denken.

 

Op de eerste kleine potjes sambal die op de markt kwamen stond Conimex. Die firma scheen toen patent te hebben op de Indische producten die langzamerhand de toko’s vulden.

 

Waar eerst door Indische tantes voor familie en vrienden op bestelling sambals, lempers,  pasteitjes, loempia’s, kroketten en soms zelfs een portie nasi goreng met saté vervaardigd werden,  was dit alles in de toko’s en ook  in sommige supers te koop.

In de jaren zeventig werd het Indisch koken al als gewoon ervaren.

De pionierstijd van sambal goreng spruitjes, boontjes en ikan Bali ‘belazer’, de eigen gemaakte kroepoek, sambal oelek en de  vele andere gerechten werd verdrongen door kant en klare boemboes. Die zijn er in vele soorten zodat het gemakkelijk werd een rijsttafel klaar te maken. ‘Luie wijven rijsttafel’ volgens mijn moeder en mijn tantes. Zij kookten op iedere verjaardag   nog ouderwets met hun eigen   ge-oelekte boemboes in de     oude tjobek, die ze uit Indië meegenomen hadden.

Nu is Indisch eten helemaal geïntegreerd in de Hollandse samenleving.

‘s Avonds zaten we aan de maaltijd uit de diepvries. Hij stond inderdaad in tien minuten op tafel. Het was heel gezellig hoor, maar ooooohhh, wat had ik een verlangen naar die heerlijke zelfgemaakte nasi van mijn moeder.

ICM 11.3.16

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Opmerkingen

Dit antwoord is verwijderd.

Blog Topics by Tags

Monthly Archives