SCHEEPSSLOPERS ’DEDEN GEWOON HUN WERK’ Schending zonder

enig besef

10897395289?profile=original

10897395466?profile=original

Voor tien dollar per dag maakten ze kleine stukken van de enorme wrakdelen die over zee werden aangevoerd. Ex-medewerkers van het bedrijf dat verantwoordelijk was voor de illegale sloop van zeker tien scheepswrakken beginnen nu pas langzaam te beseffen wat ze verkeerd hebben gedaan.

Het Indonesische ministerie van Transport gaf tussen 2014 en 2017 aan de lopende band vergunningen af aan bergers om oude scheepswrakken te lichten, zo blijkt uit het register (zie fragment onder uit 2015).

De bij de Slag in de Javazee gezonken Nederlandse oorlogsbodems van de vloot van schout-bij-nacht Karel Doorman vielen ten prooi aan slopers en plunderaars. Werklieden namen kogelhulzen en koperen naambordjes mee.

Hun namen willen ze niet zeggen. Twee van de naar schatting zeventig mensen die tussen 2014 en begin 2017 op een schiereiland naast de haven van Brondong werkten; ze zijn bang voor mogelijke gevolgen. Maar ze willen best vertellen wat ze daar deden en hoe het in zijn werk ging. We noemen ze bij hun schuilnamen: Ari en Budi.

Jonge kerels zijn het nog. Beiden hebben in hun eenvoudige huis van kale grijze bouwblokken hun trouwportret aan de muur hangen. De data zijn nog maar van een paar jaar terug. Ari heeft een jong dochtertje. Ze slaapt op een dun matrasje zo op de kale vloer onder een dekbedhoes in vrolijke cartoon-kleuren. Dezelfde vloer waar haar ouders op zitten. Meubels zijn er in het huisje tussen de palmbomen nauwelijks.

Omdat Ari en Budi het zeker niet breed hebben, kwam het aanbod begin 2014 als geroepen. Budi vertelt hoe het ging. „Ik werkte in Kalimantan en kreeg een belletje van de voorman. Of ik terug naar Java wilde komen want hij had mannen zoals ik nodig. Ik ging. Het salaris en de uren waren goed. We werkten van acht uur in de ochtend tot vier uur ’s middags. Voor tien dollar per dag.”

De twee kwamen te werken op een landtong ten westen van de haven van het kustplaatsje op Java. Om er te komen moet je onder een slagboom door met een bewaker ernaast. Wanneer je de kantoren van de politie en kustwacht bent gepasseerd, moet je een lang hobbelig pad af. De regentijd heeft de kuilen in modderpoelen veranderd. Er herinnert weinig meer aan de brute slooppraktijken.

Opgeruimd

Er slingeren alleen nog wat stukken scheepstouw en een enkele slijpschijf die tijdens het werk is gesneuveld. Verder is het vier voetbalvelden grote terrein vakkundig opgeruimd. De zeecontainers die langs de randen stonden om pottenkijkers buiten de deur te houden, zijn verdwenen. Alleen het verlaten huisje van de bewaker staat er nog.

„Op zee werden de schepen al in grote stukken gehakt. Wij sneden die met snijbranders in kleinere delen”, vertelt Ari. „Dat ging de ene keer makkelijker dan de andere. Vooral delen met veel klinknagels waren lastig. Gemiddeld waren we met een schip een maand bezig. Soms iets langer.”

Toen afgelopen week duidelijk werd dat de Indonesische overheid informatie over de slooppraktijken, zoals het verlenen van vergunningen, heeft verzwegen, beantwoordde minister Bijleveld (Defensie) de gang van zaken met een brief waarin staat dat niet onomstotelijk is aangetoond dat de schepen op de sloop van Brontong, de verdwenen oorlogsbodems Hr.Ms. De Ruyter, Java en Kortenaer zijn.

Medewerkers van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed bogen zich over foto’s aangeleverd door onder anderen de Indonesische onderzoeksjournalist Aqwam Hanifan en konden niet met zekerheid zeggen dat het om resten van de drie verdwenen oorlogsbodems ging. In theorie zouden het ook gezonken Hollandse koopvaardijschepen kunnen zijn.

Baas

Ari en Budi zetten bij die suggestie kanttekeningen. „De meeste schepen waren oorlogsschepen”, zegt Ari beslist. „Hoe we dat wisten? Omdat de baas ons dat heeft gezegd”, voegt zijn voormalige collega toe. De twee hadden delen van alle soorten marinevaartuigen onder de snijbrander. Van een onderzeeboot tot wat de twee slagschepen noemen. Maar hoogstwaarschijnlijk doelen ze eerder op kleinere marinevaartuigen zoals kruisers en gaat de nuance in de vertaling verloren. Zowel Nederland als Groot-Brittannië verloor dit type schip bij de Slag in de Javazee (1942).

In hun huis hebben de mannen hard bewijs voorhanden. Beiden konden de verlokking van een nog scherp patroon niet weerstaan en namen het mee. De projectielen ogen los van wat groene uitslag puntgaaf. Ari heeft ook twee restanten in zijn bezit die het meest lijken op de gietijzeren vulplaatjes, die tussen een dek en bijvoorbeeld een kanon worden gezet.

Budi tovert twee koperen naambordjes tevoorschijn die hij blijkbaar heeft achtergehouden. Op een ervan staat ’Amsterdam’ en verwijst naar een leverancier van spoorwegmaterieel. Op het andere staat eenvoudigweg: Laadruim.

Grotere en duurdere spullen konden ze niet meenemen. Zakken vol met koperen patrijspoorten werden apart verkocht. Meteen al, want koper is waardevoller dan het oude staal. „De Chinezen namen ook zo’n honderd granaten mee”, herinnert Ari zich. Hij strekt zijn onderarm uit om de grootte van de hulzen aan te duiden. „Ze haalden wel eerst het kruit eruit. Anders was het natuurlijk te gevaarlijk.”

Naast de granaten, kogels, laarzen en helmen zagen de slopers meer voorbijkomen dat erop duidde dat ze aan marineschepen werkten. Complete scheepskanonnen sneden ze in stukken. Budi heeft ook een aanwijzing die een stuk van een wrak lijkt te linken aan de Koninklijke Marine. Hij zegt een deel langs te hebben zien komen met daarop de grote letters K en N. Precies wat er vlak voor de boeg op de zijkant van de Kortenaer stond. Van dit schip is, net als van de Britse HMS Elektra, bekend dat de wrakken lagen in een gebied waarvoor het Indonesische ministerie van Transport vergunningen heeft verleend om te bergen. Het register van het ministerie, waarin de toegekende vergunningen staan vermeld, is in het bezit van De Telegraaf. Daarin staan de namen van vijf bergingsschepen die in 2015 toestemming hebben gekregen om de wrakken te lichten.

Schedels

Op één van de kanonnen, zo vertellen ze, deden de mannen de meest lugubere vondst. Toen ze het wilden slopen, zagen ze eerst helmen en daarna schedels van de mannen die ermee ten onder waren gegaan. Er waren ook andere menselijke resten, maar geen complete skeletten. „Misschien zijn die door de sloop in het water al uit elkaar gevallen”, oppert Budi.

Ze vertellen bijna onbewogen over dit deel van hun werk. „Nee, ik vond het niet eng of naar. Zo gaat dat toch gewoon”, gaat Ari verder. „Eerst schrok ik wel. Het blijven toch botten”, reageert zijn maat. „Maar toen ik wist dat het hele oude botten waren, was ik weer oké. We moesten de resten op een stapel leggen van de voorman. Hij zorgde dan dat ze werden begraven. Dat was het.”

Dat ze indirect hebben meegewerkt aan het verstoren van een oorlogsgraf van honderden mensen, lijkt alleen Budi te begrijpen. En dat ook pas sinds kort, en ogenschijnlijk zonder dat het veel wroeging of andere emoties oproept. „Ik las er een paar weken terug iets over in de krant. Toen dacht ik wel: ik moet oppassen. Straks word ik nog verdachte.”

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives