Over de moord op mijn vader werd thuis niet gesproken´

Over de moord op mijn vader werd thuis niet gesproken´

Getroffenen door Nederlands militair geweld in Indonesië bleven lang onopgemerkt. „Het is nog altijd een open kwestie.”

Door Frank Vermeulen

Soeloeng Hamonangan Nasoetion (1941) was zeven jaar oud toen hij er getuige van was dat Nederlandse militairen op 20 december 1948 zijn vader met veel geweld arresteerden in Kaliurang bij Yogyakarta in Midden-Java. Zijn vader, Masdoelhak Nasoetion, was een belangrijke adviseur van Mohammed Hatta, vicepresident van Indonesië.


Masdoelhak Nasoetion (met baret) bij zijn promotie in 1943 in Utrecht. (Kitlv)

Masdoelhak werd door de Nederlanders doodgeschoten. De militair die dit deed, is nooit vervolgd. Soeloengs moeder spande een proces aan en kwam in 1953 als eerste Indonesische oorlogsgetroffene tot een schikking met de staat. Is daarmee recht gedaan in de ogen van de zoon? Hoe kijkt een kind naar die volwassenenwereld?

Soeloeng Nasoetion: “De moord op mijn vader was bij ons thuis geen thema van de gesprekken. Mijn moeder heeft daar natuurlijk wel veel mee te maken gehad. Maar wij, de vier jongens, hebben alleen maar beleefd wat er die dag in Kaliurang gebeurde – begrépen hebben we het op dat ogenblik niet. Daar waren we veel te klein voor.

Het gebeurde gewoon. Nederlandse soldaten klopten op de deur. Ik was met mijn twee kleine broertjes thuis. Mijn moeder was in het ziekenhuis in Yogyakarta waar zij was bevallen van mijn jongste broertje.

Mijn vader deed de deur open. Kreeg een geweerkolf in zijn gezicht. Daar sta je dan. En je vraagt je af wat er eigenlijk gebeurt. Maar er gebeurde niet veel. Kasten werden omgegooid. Laden werden uitgetrokken. En toen gingen ze weg en namen onze vader mee. Mijn vader zei nog: ‘Let goed op je moeder, let goed op je broertjes.’ Het is het laatste wat hij ook tegen me gezegd heeft. Wij waren gelukkig dat wij onze moeder een paar dagen later terugkregen.” 

Menselijk schild

Soeloeng Hamonangan Nasoetion (foto: NRC/Felix Schmitt)

Soeloeng Hamonangan Nasoetion (foto: NRC/Felix Schmitt)

„Dat was eigenlijk het hele verhaal. Of we nu op de 2de, de 3de of de 4de januari 1949 van Kaliurang naar Yogya zijn verhuisd, weet ik niet meer. Hoelang we daar gewoond hebben, heb ik ook geen herinnering aan. Wel herinner ik mij dat ik al die tijd op mijn schouder mijn duif had. In Kaliurang en vandaar is hij meegegaan naar Yogya. Toen we later naar mijn grootmoeder gingen is hij ook meegegaan op mijn schouder naar Sibolga. Het enige wat ik had, was die duif.

Moet niet gemakkelijk geweest zijn voor mijn moeder. Dat beseften we ook wel, hoor. Maar het was geen gebeuren om er boeken over te schrijver. Er was iets gebeurd. Wat? Ja. Die vader was er niet meer. Of hij nog terug zou komen, wisten we ook niet. De wereld was een ietsje anders geworden.

We belandden uiteindelijk in Bandung, in het midden van 1950. Toen de Nederlandse scholen dichtgingen in 1958 zijn we naar het christelijk jongensinternaat in Zeist gestuurd. Later ben ik naar Kiel gegaan, in Duitsland, waar mijn moeder inmiddels als stralingsdeskundige werkte. Daar heb ik eindexamen gedaan. Daar heb ik gestudeerd en daar ben ik getrouwd. Waarna ik carrière maakte in Indonesië in het zakenleven. Sinds enige jaren wonen mijn vrouw en ik in Duitsland, omdat onze drie kinderen hier wonen met onze acht kleinkinderen.”

Soeloeng Hamonangan Nasoetion (foto: NRC/Felix Schmitt)

Soeloeng Hamonangan Nasoetion (foto: NRC/Felix Schmitt)

“Veel dingen worden je pas achteraf duidelijk. Bijvoorbeeld: nadat mijn vader uit ons huis was gehaald, kwamen de militairen me halen. Ik moest vooroplopen bij het patrouilleren op de Merapi. Kaliurang ligt hoog op de helling van die vulkaan. Ik herinner me niet dat ik het gevaarlijk vond. Alleen dat ze zeiden: ‘Loop maar voor ons uit’. Ze wilden naar boven, de berg op. Naderhand, bij het groter worden, besefte ik: mijn god, die lieten mij voorop lopen opdat hun niets zou gebeuren. Maar daar dacht ik op dat ogenblik niet aan.

Ik heb er later nooit aan gedacht om contact op te nemen met de militair die mijn vader heeft doodgeschoten. Hoe de man precies heette wist ik heel lang niet. Maar dat is allemaal onderzocht. Dus ik weet inmiddels dat het ging om een sergeant-majoor Geelhoed. Toen ik dat hoorde, was er geen haar op mijn hoofd die vond dat er iets moest gebeuren met die man.

Ik ben geen tegenstander van het nieuwe geschiedenisonderzoek dat nu gedaan gaat worden naar die periode. Voor de nazaten in Rawagede en al die andere plekken waar Nederlandse soldaten veel mensen hebben gedood, is het niet slecht als het eens rechtgetrokken wordt. Als ze weten waarom iets gedaan is. Maar of dat onderzoek haalbaar is, dat weet ik niet. Er zijn zo ontzettend veel verkeerde dingen gebeurd. De vraag is: tot hoe ver wil je dat nog allemaal uitpluizen?

Of er recht is gedaan in de zaak van mijn vader? Wat moet ik daar nu op zeggen? Als ik die dader ontmoet, dan doe ik niks. En ik hoef mijn buurman er ook niet op te wijzen dat dat nou degene is die mijn vader heeft gedood. Mijn moeder heeft weliswaar een schadeloosstelling gekregen, maar daarbij heeft de landsadvocaat gezegd: ‘Wij zijn niet aansprakelijk’. En mijn moeder zei: ‘Jullie zijn wél aansprakelijk.’ Ik kan de Nederlandse staat niet dwingen om die aansprakelijkheid alsnog te erkennen. Maar als ze mij dat op een briefje geven, dan accepteer ik dat. Met zo’n verklaring is de zaak afgewikkeld. Nu is het altijd nog een open kwestie.”

Als hij thuis was, was hij ook thuis

“Hij was niet erg groot, mijn vader. Hij was een mens met wie je plezier kon maken. Ik vond het prettig om met hem op stap te zijn. Hij kwam op een gegeven moment thuis in Kaliurang en zei tegen de tuinman: ‘Haal jij even dat beest uit de auto?’ Vervolgens klonk een enorm gebrul. De tuinman was zich bijna bewusteloos geschrokken van een enorme paling achter in de auto. Dood natuurlijk. Die had mijn vader gevangen. Hij ging graag jagen en dit was zijn buit.

Ik ging vaak met hem mee als hij ging jagen op herten. Die zijn daar nu zeldzaam, maar die had je in het Kaliurangse bij de vleet. De hele Merapi was begroeid tot aan de top. Nu groeit er niets meer behalve groente en wilde dieren zijn er niet meer.

Op een gegeven ogenblik kwam mijn vader thuis met twee eenden. Zei hij: ‘Hier, die zijn voor jou. Nu moeten we alleen nog maar een hok bouwen.’ Dus die man zegt me wel wat. Hij wist zijn tijd goed in te delen. Als hij thuis was, dan was hij ook thuis. Dan was hij er voor ons.”

ICM 4.2.17

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Opmerkingen

Dit antwoord is verwijderd.

Blog Topics by Tags

Monthly Archives