Ons beeld van de pemoeda

Veel Indonesische jongeren kregen hun militaire training in de Japanse periode, 1942-1945

Door Mary van Delden

Het beeld van de pemoeda in de Nederlandse literatuur is uiterst negatief: alle pemoedawaren gewelddadig, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd. Natuurlijk toont de Bersiapperiode aan dat tal van pemoeda misbruik maakten van de ‘Merdeka’ (vrijheid) om hun gewelddadige gang te gaan. Aan de andere kant echter waren er dankzij Japanse opleidingen wel degelijk gedisciplineerde en georganiseerde pemoeda

Volgens een Japanse bron kregen ca. 2 miljoen Indonesische jongeren in de  leeftijd van twaalf tot tweeëntwintig jaar (semi)- militaire opleidingen in het vrijwilligersleger (PETA), op politie- en zeevaartscholen, in (middelbare school) studentenkorpsen en in jeugdorganisaties als de Seinendan, Hizboellah en het Voorvechterskorps. De harde, intensieve  opleidingen waren op Japanse militaire leest geschoeid met aandacht voor discipline, nationalisme en zelfvertrouwen. Jongeren met leiderschapskwaliteiten volgden kaderopleidingen voor (onder)officier, stuurman en brigadier in trainingscentra. Daarna werden ze teruggestuurd naar hun regio om onder Japanse leiding lokalepemoeda te trainen en de organisatie uit te breiden. Op deze manier vormden zich netwerken over heel Java; reden waarom de revolutie overal tegelijk kon oplaaien. Alleen al van de PETA lagen 61 getrainde bataljons verspreid over Java, 5 op Madura en 3 op Bali. Totaal ca. 37.000 man.

Als gevolg van deze opleidingen was het mogelijk dat de jeugd in staat bleek zich na de capitulatie vrijwel meteen over heel Java te organiseren. Na een oproep van Soekarno op 23 augustus 1945 werd op basis van de PETA de BKR (Volksveiligheid Organisatie) opgericht die vervolgens al op 5 oktober overging in het Indonesische leger. De op 18 november! geopende Militaire Academie in Tangerang (MAT) moest voorzien in nieuwe kaders. Stuurlui en matrozen legden binnen twee maanden in verschillende kustplaatsen de basis voor de Indonesische marine en de inheemse politie die al onder de Japanners functioneerde, organiseerde een republikeinse  politiekorps. De Hizboellah en het Voortrekkerskorps vormden hun eigen militaire eenheden en op verschillende vliegvelden werd zelfs een embryonale luchtmacht opgezet. Daarnaast vormden zich honderden meer of minder getrainde en georganiseerde   strijdgroepen op basis van etniciteit, partij of geloof.

Vanaf medio september 1945 werd duidelijk dat een uitbarsting van geweld en anarchie onvermijdelijk was. Ook Soekarno besefte al snel dat de revolutie uit de hand liep. Op 9 oktober 1945 schreef hij een brief aan de Britse bevelhebber op Java, luitenant-generaal Christison, waarin hij o.a. stelde dat de (Indo)-Europese burgers aan alle kanten omringd waren door miljoenen Indonesiërs. Hij vroeg zich af wie hun veiligheid kon garanderen wanneer massahysterie in de plaats kwam van de ideologie van de vrijheid. Er waren al voldoende bewijzen van een Indonesisch-Nederlandse strijd met de ongewenste trekken van een rassenoorlog.

Oktober 1945

Frappant is dat twee dagen later, tussen 11  en 19 oktober 1945 onverwacht de internering begon van (Indo)-Europese oudere mannen en weerbare jongens in het binnenland van Java. Zij werden door lokale pemoeda (of politie) van huis opgehaald of kregen het bevel zich ergens te verzamelen. Opvallend is dat in onrustige residenties vrouwen en kinderen tegelijk met de mannen werden geïnterneerd. Dat was het geval in heel West-Java en in residenties als Pekalongan, Madioen en Soerabaja. Vanwege felle Brits-Indonesische gevechten in de corridor Semarang/Magelang en in Soerabaja werden eind oktober en in november en december ook de overige vrouwen en kinderen geïnterneerd. Lokale politie en pemoeda bewaakten de geïnterneerden in zogenoemde Republikeinse kampen. Meestal kwamen de geïnterneerden veilig in hun kampen aan. Bij de gevangenissen in Buitenzorg, Koeningan, Brebes en Poerworedjo en vooral in Soerabaja echter liepen de interneringen uit de hand en vonden moorden plaats als gevolg van lokale gewelddadigheden. Totaal hebben pemoeda en politie ca. 46.000 (Indo)-Europeanen in veiligheid gebracht en bewaakt, waardoor veel bersiapslachtoffers zijn voorkomen.

Niet veel later kwamen pemoeda opnieuw in actie toen de Britten in december 1945 de Indonesische regering verzochten de ex-Japanse gevangenen in de Republikeinse kampen (plus de (Indo)-Europese geïnterneerden) naar de Britse bruggenhoofden te transporteren. De Indonesische regering ging akkoord en de organisatie van de evacuaties kwam in handen van een speciaal opgericht Indonesisch legeronderdeel; de POPDA (organisatie voor transport van Japanners en APWI [ex-Japanse gevangenen]). Met grote aandacht voor de veiligheid van de evacués heeft de POPDA allen die wilden evacueren naar Batavia en Semarang vervoerd.

Gewelddadig, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd? Een onbekend aantal  zeker, maar daartegenover staan vele pemoeda die in twee logistiek gecompliceerde  acties ca. 46.000 (Indo)-Europeanen het leven hebben gered, bewaakt en veilig geëvacueerd naar de Britse bruggenhoofden.

x
x
Dit artikel verscheen eerder, onder de titel ´De andere kant van de Bersiap´, in Pelita Nieuws, jaargang 23, nr.3, december 2016.

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Opmerkingen

Dit antwoord is verwijderd.

Blog Topics by Tags

Monthly Archives