Kritiek op kolonialisme er al lang

OPINIE KOLONIALISME

Kritiek op kolonialisme er al lang


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Een groep Europese en Indonesische meisjes, in toneelkleren, in de tuin van de Ursulinenschool in Bandoeng, Java (1880-1910). Beeld Hollandse Hoogte / Spaarnestad P

In zijn laatste gastcolumn betrekt Reza Kartosen-Wong de stelling dat de geschiedschrijving over het kolonialisme door traditionele inzichten wordt beheerst. Daarbij verwijst hij naar welgeteld één boek van amper honderd pagina’s, door hem op goede gronden een pamflet genoemd: Tempo doeloe, een omhelzing door Kester Freriks. Dat doet al het ergste vrezen. Wie suggereert dat de historiografie over het Nederlands kolonialisme nog steeds doordesemd is van ‘koloniaal denken’ zou toch meer argumenten in huis moeten hebben dan de – op zich terechte – vaststelling dat Freriks in zijn boekje de positieve kant van het koloniaal bestuur in Indonesië heeft willen belichten. Zeker als je de lezer wilt doen geloven dat Tempo doeloe exemplarisch is voor een vergoelijkende, zo niet verheerlijkende kijk op ons koloniaal verleden. Wat zijn dan die andere boeken waaruit dat zou blijken? Ik ken ze niet.

advertentie

Wel ken ik andere, recent verschenen, boeken die volstrekt niet in overeenstemming zijn met de stelling van Reza Kartosen-Wong. Zo is daar Vechten voor Vijand en Vaderland van Gerrit Valk, over de (per saldo ­beperkte) inzet van voormalige SS’ers op het naoorlogse strijdtoneel in ­Indonesië. Of het Indië-dagboek dat dienstplichtig militair Theo van Roij destijds bijhield op Sumatra. Historicus Gert Oostindie bundelde de correspondentie en dagboekfragmenten van honderden Nederlandse ­militairen die betrokken waren bij de zogenoemde ‘politionele acties’. ­Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis, luidt de veelzeggende subtitel van zijn boek.

Ewald Vanvugt reduceerde in Roofstaat de Nederlandse geschiedenis tot een lange reeks plundertochten, brandschattingen, moordpartijen en strafexpedities. En dan is er natuurlijk nog het boek – bijna tienmaal omvangrijker dan dat van Kester Freriks – De brandende kampongs van generaal Spoor, door Rémy Limpach. Die maakt aannemelijk dat de oorlogsmisdrijven waaraan Nederlandse ­militairen in Indonesië zich hebben bezondigd geen incidenten waren, of private initiatieven van schietgraag voetvolk, maar een wezenlijk onderdeel van de strategie van de legerleiding. Het boek van Limpach vormde weer de aanzet tot een door het NIOD uit te voeren onderzoek naar het ­Nederlands oorlogsverleden in Indonesië.

Nu wordt vaak betoogd dat aan de verschijning van deze boeken vele ­decennia voorafgingen waarin het koloniaal verleden werd verzwegen of verguld. Ook dat is niet het geval. Over de dekolonisatieoorlog is aanvankelijk weliswaar niet veel geschreven, maar de weinige publicaties over deze episode waren overwegend kritisch van aard. Het Van Heutsz ­Monument in Amsterdam-Zuid, het huidige Monument Indië-Nederland, vormde al vanaf midden jaren zestig het doelwit van protesten, kladacties en – zelfs – twee bomaanslagen. En de boeken over de Nederlandse koloniale geschiedenis waren allesbehalve verheerlijkend.

Taboewoorden

Ikzelf volgde eind jaren zeventig het vak overzeese geschiedenis aan de Universiteit Utrecht – voorwaar niet de meest progressieve of maatschappijkritische universiteit. Nochtans was hier niet alleen het woord ‘koloniaal’ uit de naam van het vak geschrapt, maar werd het taboe op woorden die uit de koloniale tijd stamden – zoals inlander, inheems, bosneger of exotisch – streng bewaakt. In de vakliteratuur figureerde Jan Pieterszoon Coen niet als weldoener maar als massamoordenaar. Het cultuurstelsel, dat de teelt van bepaalde gewassen afdwong, werd als de overtreffende trap van uitbuiting beschreven. Als het ging om ‘ethische politiek’ of ‘politionele acties’ bleef nooit onvermeld dat dit verhullende begrippen waren.

Op de suggestie dat het koloniaal denken nog alom tegenwoordig zou zijn, lijkt me dus wel wat af te dingen. En mainstream is het al helemaal niet. Integendeel. Het boekje van Kester Freriks zou kunnen worden opgevat als een reactie op een historiografie die al lange tijd wordt gedomineerd door zwarte episoden waarvan even lang wordt beweerd dat we die niet onder ogen willen zien. Freriks zet daar, niet als correctie maar als aanvulling, de notie tegenover dat ­Indonesië ook het vaderland is ­geweest van vele duizenden Nederlanders die in de geest van hun tijd meenden het goede te doen. Mensen die een heerlijke jeugd in een prachtig land hebben doorgebracht. Mensen die er jong en verliefd zijn geweest. Zij waren de bewoners van het vreemde land dat de geschiedenis nu eenmaal is. Ook zij waren onderdeel van het koloniaal verleden. Niet het belangrijkste onderdeel, maar toch zeker een voetnoot. Met die bescheiden plek is een boekje van honderd pagina’s zeker in overeenstemming. Tenzij je van mening bent dat overzeese geschiedenis uitsluitend een oefening in hedendaags moralisme zou moeten zijn.

Sander van Walsum is historicus en verslaggever van de Volkskrant.

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives