Interview met Louise Rahardjo (Museum Nusantara)

10897247063?profile=originalInterview met Louise Rahardjo (Museum Nusantara)  door:  Sabine Bolk

 Sabine Bolk houdt sinds 2009 een blog bij: “De reis naar Batik”. Wat begon met een reis naar Java, Indonesië, is nu uitgegroeid tot een blog met allerlei zaken rond Batik, Indonesië en de Indonesische kunst en cultuur. In augustus 2011 bezocht ze Museum Nusantara in Delft en schreef daar een blogpost over, die men kan kezen op: http://dereisnaarbatik.blogspot.com/2011/08/museum-nusantara-in-delft.html Begin oktober bezocht ze het museum opnieuw; en dit keer    om Louise Rahardjo, de assistent conservator, te interviewen. Mede in  het kader van het verschrikkelijke nieuws over de dreigende sluiting van het enige museum in Nederland voor de Indische en Indonesische cultuur, dacht Sabine er goed aan te doen het ook aan de lezers van deze Nieuwsbrief aan te bieden. Toen zij de redactie erover mailde, hebben wij het met beide handen aangegrepen. Hierna het interview:

Sabine: Vertel eens iets over jezelf; wie ben je en hoe oud ben je?

Louise Rahardjo toont een Batikdoek, die gemaakt is door Eliza van Zuylen, een van de bekendste Indo-Europese Batikmakers uit Pekalogan.

Louise: Ik ben Louise Rahardjo, ik ben geboren in 1986 in Leiden. Mijn moeder is Nederlandse en mijn vader is Indonesisch van Chinese komaf. In Indonesië werd hij gezien als Chinees. Ik ben opgegroeid in Den Haag en Delft en mijn ouders hadden daar een Indonesisch restaurant. We hadden daar altijd veel Indonesische mensen om ons heen. Alhoewel we een echt Nederlandse opvoeding hebben gehad, hadden we veel met de cultuur van Indonesië te maken. Ik heb twee oudere broers en een zusje.

Sabine: Uit welk deel van Indonesië komt jouw vader?  Louise: Midden Java, uit Salatiga, ten noorden van de Merapi.

Sabine: Maar je spreekt wel Indonesisch?  Louise: Omdat ik nu Indonesisch aan het studeren ben, spreek ik het wat 

vloeiender, maar daarvoor was het een beetje Pasar-Maleis: ja, nee, ik wil dit, ik wil dat, het eten is lekker, dank je wel, en meer van die kleine uitdrukkingen.

Sabine: Dan komen we bij het volgende: hoe wordt je conservator?

Louise: Ik studeer. De opleiding heette officieel “Talen & Culturen van Zuid-Oost Azië en Oceania”. Tegenwoordig hebben ze dat ingekort tot “Talen en Culturen van Indonesië”. Ik zit nu in mijn Mastertraject en dat noemen ze Indonesian Studies. Daar doe ik de ASEP, dat staat voor: Asean Society, Economics and Politics. Asean staat weer voor: Associations for South-East Asian Nations. Dat is een soort Aziatische Unie, zoals wij hier de EU hebben. Daar staat het echter nog echt in de kinderschoenen. Het Mastertraject is een Engelstalige opleiding, maar als alle studenten ook Indonesisch spreken, wordt het ook in het Indonesisch gegeven. Maar we hebben ook studenten uit bijvoorbeeld Vietnam en daarom is Engels de voertaal bij de studie.

Sabine: En wat leer je zoal bij die opleiding?

Louise: Je hebt er gewoon vakken zoals taal en cultuur, het Indonesisch en het Javaans. In de vakken geschiedenis leer je de pre-koloniale, de koloniale en de post-koloniale geschiedenis. En dan heb je vakken over de verschillende godsdiensten, Islam, Boeddhisme en Hindoeïsme. Het vak Cultuur en Media en hoe deze samen in Indonesië worden gevormd, waar censuur op ligt en waar niet. Politiek, recht en bestuur zijn ook vakken en die gaan over de vorming van de grondwet. Het is echt heel breed.

Sabine: Maar is het dan wel zo, dat je daarin uiteindelijk een richting kiest?

Louise: In de Bachelor fase niet, maar nu tijdens de Master wel. Maar eerst kon je uit vier richtingen kiezen. Door de bezuinigingen zijn er nog maar drie van over: de Linguïstische, kunst-historische en economische kant. Ik ben de economische kant opgegaan.

Sabine: De economische kant? Maar je bent hier in Nederland. Hoe zit dat?

Louise: Ik heb veel interesse in de cultuurhistorische achtergrond van Indonesië, maar ik denk dat mijn toekomst meer in de sociaal-economische richting ligt. Het leeft bij mij eer en ik kan er meer kanten mee op. Toch is het leuk om te weten hoe ik in deze baan gerold ben. Onze vroegere overburen in Den Haag, waren hele goede kennissen. De vrouw was vroeger conservator van Nusantara en haar dochter, Amy Wassing is dat nu. En zij heeft dezelfde studie gedaan als ik nu doe. We kwamen in gesprek en vertelde dat ze minder wilde gaan werken vanwege haar tweeling en zei dat ze iemand nodig had om haar te vervangen. Na een poosje zei ze, dat ik wel een goede assistent zou zijn. Zo ben ik erin gerold.

Sabine: Zou je dan uiteindelijk in Nederland willen blijven werken of juist in Indonesië; of een functie waarbij je op en neer moet reizen?

Louise: Het kan beide. Ik zou het ook wel leuk vinden om een paar jaar in het buitenland te werken en ook een paar jaar hier. Het hangt er vanaf hoe mijn toekomst loopt. Ik heb het hier echt helemaal naar mijn zin in het

museum. Vroeger had ik meer het idee dat het een suf en stoffig baantje was, maar dat is het absoluut niet. Het is een heel positieve ervaring.

Sabine: Wat houden jouw werkzaam-heden in als assistent conservator?

Louise: Het voorbereidende werk voor de conservator, zoals de E-mails sorteren, welke kan ik wel beantwoorden en welke niet. Vaak zijn het aanvragen betreffende de collectie, zoals: mogen we dit zien of mogen we dat zien; heeft u daar wat meer informatie over, enz. Over sommige objecten kan ik niet zo heel veel vertellen, dus die stuur ik gewoon naar de conservator door. Als er mensen aanvragen doen om bepaalde stukken uit het depot te zien, dan zorg ik meestal voor een afspraak. En dan ben ik er meestal zelf ook bij als        die stukken worden bekeken, gefotografeerd en beschreven.  Een ander deel van mijn werk is de collectie zelf hier in het museum. Op het moment ben ik bezig met een textielwissel. De textielcollectie wordt in december 2012 gewisseld, dus ik ben nu bezig met Batiks, Batik Belanda en Chinese Batiks; die komen er straks in. De Ikats hangen er nu sinds maart en vanwege het licht worden de stoffen fragieler. Ze mogen gewoon niet te lang aan licht blootgesteld worden.

Sabine: Ja, dat vertelden ze mij ook al in het Tropenmuseum. Daar hebben ze maar 1 of 2 Batiks op display. Ze vertelden mij dat ze elke 6 maanden

moeten worden vervangen. En je moet maar net de mankracht hebben om dat te doen.

Louise: Ja, en daarvoor ben ik hier. Zoals die vitrine met Wayang Willem. Eerst stond er nog maar één rij en ik heb een tweede rij toegevoegd en op de eerste aangepast. De conservator heeft daar nu geen tijd voor en dus mag ik het doen. Dat is heel erg leuk werk en ik kan echt zeggen: Die vitrine is een stukje van mij…

Sabine: Is het dan ook zo dat jij de Batiks selecteert of is dat van tevoren besproken met de conservator?

Louise: Ze heeft mij gezegd wat het idee is en aan de hand daarvan ben ik nu de Batiks aan het selecteren. Deze lijken mij geschikt om te laten zien, om een verhaal over te vertellen met een beetje een rode draad. Daarna komt de volgende stap en gaan we samen kijken welke we echt selecteren. Ik mag er ook wel een beetje mijn eigen invulling aan geven, maar zij is uiteindelijk degene die bepaalt wat we wel en wat niet gaan ophangen.

Sabine: Dus eigenlijk is zij ook curator? Zij doet ook de inrichting van de exposities en de thematieken van de tentoonstelling?

Louise: Ja inderdaad. Wij hebben hier geen ruimte voor zoveel functies. Het is een soort all-in-one job. Er zijn wel plannen om het Erfgoed Delft te gaan verzelfstandigen. Er een andere structuur in aan te brengen met curatoren en alles wat daar zo’n beetje bij komt kijken. Dus een andere indeling, maar dat speelt pas over een paar jaar; we zitten nu nog aan de gemeente vast.

Sabine: Wat is jouw favoriete stuk in de collectie; of liever: wat vindt je mooier en zou jij je daarin ook meer willen specialiseren?

Louise: op het moment spreekt de vitrine van Wayang Willem mij het meeste aan. Gewoon omdat ik daarmee best wel druk ben geweest de afgelopen tijd. Ik vind het een mooie mix tussen oost en west. Ze zien er uit als traditionele Indonesische poppen, maar ze zijn absoluut westers. En toch, als je goed kijkt zie je ook wat Indonesische trekjes. Dat vind ik gewoon heel erg leuk en ik heb best wel een band gekregen met Delft en de geschiedenis van Willem van Oranje. Wayang Willem vertelt dat levensverhaal. Hier tegenover heb je het Prinsenhof, waar Willem van Oranje werd vermoord, dus de link is groot. Verder vind ik die voorouderbeelden erg mooi en de krissen en de mystiek die erachter zit.

Louise: Ik denk wel dat er iets in zit. Niet dat ik er persoonlijk dingen heb meegemaakt, maar er zijn wel dingen gebeurd in mijn familie. Ik kan wel een voorbeeld geven. Het was geloof ik in 1991. Mijn vader lag in het ziekenhuis en het waas de dag voor mijn verjaardag. We waren bij mijn vader geweest in het ziekenhuis en waren best lang gebleven. Toen we thuis kwamen, bleek dat er was ingebroken. De inbreker had alle tijd gehad om van alles en nog wat mee te nemen, maar zelfs de telefoon die we toen hadden, zo’n looptelefoon die toen helemaal hot was, die was er nog. In een ladekastje in de hal hadden we een kris liggen en mijn vader zei dat het kwam door die kris. De politie vond

het ook erg raar dat de inbreker niet verder het huis in was geweest.

Ik weet ook nog goed dat als mijn vader vroeger naar het buitenland ging dan legde hij altijd een kris op zijn deel van het bed. Mijn moeder vond dat natuurlijk altijd hartstikke eng, maar het was ter bescherming. Dus ik geloof wel in de kracht ervan. Ik kan het zelf niet aantonen, maar ik denk wel dat er iets speciaals in zit.

Sabine: Jullie hebben ook Chinees-Indonesische Batiks in jullie collectie. Heb je dan als je die ziet, dat je die mooier vindt dan andere, of die makkelijker kan lezen? Dit klinkt misschien raar, maar ik heb dat zelf met Batik Belanda. Die springt er voor mij uit, die snap ik meteen.

Louise: Ik ben opgegroeid met heel gewone Javaanse Batiks om mij heen. Maar gisteren was ik toevallig bij mijn moeder om verschillende Batiks te bekijken. Mijn moeder heeft een hele grote Chinese kast, haar Batikkast. Daar zitten Javaanse, Chinese en Indo-Europese Batiks in. Allemaal door elkaar. Toen ik die Javaanse zag, dacht ik: dit is een gewone, normale Batik. Maar ten ik die Chinese zag, met al dat rood of die met heel veel blauw, geen

en roze, of met veel versieringen, bloemen en andere motieven, toen dacht ik: dit is mijn speciale Batik.

Sabine: Zijn er nog meer nieuwe items op komst, of is jullie collectie al min of meer compleet?

Louise: Er komen steeds veel aanvragen binnen voor schenkingen. Klinkt een beetje raar, maar ons depot zit eigenlijk best wel behoorlijk vol en er zijn strenge regels aan verbonden. Als je iets aanneemt voor een museum, kan je het niet zomaar afstoten. We kunnen ook net zomaar het depot leeghalen en dingen op de veiling gooien of wegdoen. Dus voor we iets aannemen, wordt er eerst gekeken of het echt waarde heeft voor onze collectie en of het echt iets speciaals is.

Ook kijken we hoeveel van dat soort items we al hebben. Er komen bijvoorbeeld weer speren van een bepaald eiland en we hebben er al zo’n 25 of 30 van. Dan is het echt niet zo interessant om er nog eentje aan te nemen. Dan moet je toch schenkers teleurstellen en dat is best wel zuur af en toe. Hebben ze mooie spullen en dan kun je ze niet aannemen.

Of we iets aannemen voor de collectie, laat ik aan de conservator over, want zij kent onze collectie het beste. En van sommige items kan ik zeggen: Hé, volgens mij is dit wel interessant. Soms heb ik het goed, maar meestal zit ik er gewoon naast.

Sabine: Wordt daar op je opleiding ook aandacht aan besteed?

Louise: We hebben de vakken kunst en materiële cultuur en daarin wordt er wel aandacht aan besteed, maar niet echt veel. Had ik een andere Master gekozen, dan werd er wel meer aandacht aan besteed. Dan laten ze ook zien hoe je kunt bepalen of iets echt oud Chinees is of niet

Bijvoorbeeld aan de houtstructuren, of het oud maken van of echt oud zijn van houtsoorten.

Sabine: Maar dat is natuurlijk ook iets waar je nu meer kijk op krijgt.

Louise: Ja, het is ook als ik een object door mijn handen laat gaan, dat ik het nu al eerder weet. Er ligt een plan om alle objecten ultiem te beschrijven en mooiere foto’s te maken, maar dat is iets voor de toekomst. We hebben wel honderden Batiks liggen waarvan alles wel goed gedocumenteerd is, maar niet gefotografeerd. Dus dat is niet altijd even handig. Als museum zijn wij heel erg open en vrij als mensen iets vragen of iets willen bekijken uit onze collectie.

Louise: Dat was volgens mij ook een van de eerste dingen die ik je vroeg: zijn er bepaalde Batiks die je wilt zien, mail me dan.

Sabine: Ja inderdaad. Ik weet niet wat jullie allemaal in jullie collectie hebben en ik wil zeker een keer komen kijken. Maar mijn interesse is nogal breed.

Louise: We hebben eigenlijk  alles.

Sabine: Ja, ik wil gewoon alles zien. Maar als er straks een aantal Batiks op display zijn, dan kom ik zeker kijken

.De opening van de nieuwe textiel en Batik tentoonstelling “Sarongs van Naam” was op 17 december 2011 en duurt tot en met 3 juni 2012. Louise Rahardjo opende de tentoonstelling, gekleed in de sarong van haar Indo-Chinese oma en de kabaya van haar Nederlandse overgrootmoeder (zie foto). De batiks komen hoofdzakelijk uit de eigen collectie van Nusantara en stammen uit de periode van 1880 tot 1940.__________________________

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives