?appId=21791a8992982cd8da851550a453bd7f&quality=0.9
PREMIUM
© Johan Nebbeling

Indische cultuur sterft langzaam uit: ‘Ik voel me een beetje een stiekeme Indo’

Zeventig jaar nadat Nederlands-Indië verderging als onafhankelijk Indonesië, staat de Indische cultuur in Nederland op het punt van verdwijnen. Journalist Johan Nebbeling trouwde 33 jaar geleden in een Indische familie. Hij vroeg de derde generatie Indo’s naar hun band met hun erfgoed.

Ze had lang donker haar, een huid waarover een zijdeachtige glans lag en ondeugende ogen. Ik had nooit durven denken dat dit meisje ooit iets met mij zou willen. Toen ze dat wel wilde, was ik tegelijkertijd te onnozel om haar keuze voor mij echt op waarde te schatten. Hoe dan ook: we kregen wat. Later werd ze mijn vrouw en de moeder van mijn kinderen.

Samen op de Scheveningse Pier, in 1976.
Samen op de Scheveningse Pier, in 1976. © Prive Johan Nebbeling

Achter haar ranke verschijning bleek een verrassend krachtig karakter te schuilen. En behalve dat ze mooi en slim was, was ze Indisch. Dat had ik natuurlijk wel gezien, maar wat dat inhield, daarvan had ik geen idee. Ze was in haar doen en laten immers net zo Nederlands als ik, behalve dat ze misschien minder graag op de voorgrond trad.

Van het ene op het andere moment maakte ik deel uit van een grote Indische familie met een strenge vader aan het hoofd en een dienstbare moeder aan zijn zijde en daaronder een eindeloze reeks broers en zusters, zwagers en schoonzussen, ooms en tantes, neven, nichten, kinderen en aanhang. De aandacht en zorg die haar zusters mij gaven, compenseerde ruimschoots de nogal intimiderende blikken die haar oudere broers - ze was de jongste thuis - me toewierpen. Een groter contrast met mijn stijve, afstandelijke familie was niet mogelijk.

In het huis van mijn schoonouders hingen foto’s uit Indië en op de schoorsteen stond Indisch houtsnijwerk. In het toilet stond een fles water, waarvan ik aanvankelijk geen idee had waarvoor die diende tot mijn meisje me uitlachte - zoals ze me nog steeds uitlacht - en vertelde dat dit nou een botol tjebok was, ‘je weet wel, joh, om je billen mee schoon te spoelen’. Net zoals iedereen wist dat het huis ook werd bewoond door geesten en overledenen, want die kon je soms op de trap horen lopen.

Chaotisch

De veelvuldige familiebijeenkomsten verliepen altijd chaotisch; iedereen liep, zat en sprak door elkaar heen terwijl baby’s en peuters over de hoofden werden doorgegeven. Ondertussen werd ik volgestopt met goddelijk eten. We zaten niet aan een keurig gedekte tafel maar met het bord op schoot, daar waar toevallig een plekje was, ergens in die volle huiskamer. Voortdurend werd ik door haar moeder en zusters aangespoord om nog een keer op te scheppen. Er was altijd eten en altijd veel.

‘Mijn Indische schoonfami­lie bleek een familie vol geheimen, waarvan ik soms een vlaag opving’

Familieportret in Bandung.
Familieportret in Bandung. © Johan Nebbeling

Ik vond het bevrijdend dat het er in deze familie niet om ging wat je was, maar wie je was. Het maakte niet uit wat voor werk je had, wat voor opleiding je deed en hoeveel je verdiende. Vroegen mijn eigen ouders steevast ‘wat doet je vader’ als ik iemand mee naar huis nam, hier golden andere waarden: was je ad rem, kon je tegen een geintje, hield je van kinderen, was je gul en behulpzaam, en liet je anderen voorgaan als het eten werd opgeschept? Waarden waarvan ik pas later begreep dat ze ‘typisch Indisch’ waren en die me zo goed bevielen dat ik ze me in de loop der jaren, met meer en minder succes, heb eigengemaakt.

Het was natuurlijk ook in deze familie niet allemaal halleluja. Zo bleven die snelle, vrolijke gesprekken bijvoorbeeld altijd zorgvuldig aan de oppervlakte. Over lastige of ongemakkelijke onderwerpen sprak je niet en als het al gebeurde, dan fluisterend. Mijn Indische schoonfamilie bleek een familie vol geheimen, waarvan ik soms een vlaag opving, als een fluistering of een losse opmerking die ik niet kon plaatsen.

Mijn schoonouders vertelden graag over daar en toen, in Nederlands-Indië, maar bespraken alleen de mooie en grappige dingen: de natuur, de uitjes, de feestjes, hun kindertijd. Over wat ze hadden meegemaakt in en vlak na de oorlog, zwegen ze. Mijn ongenaakbare, oersterke schoonvader - hij had een keer een lastige, dronken schoonzoon van zeker 100 kilo bij wijze van terechtwijzing aan de kapstok gehangen - was een oud-KNIL militair die in het Jappenkamp had gezeten en na de oorlog had gevochten tegen Indonesische guerrilla’s. Tegen zijn kinderen zweeg hij daarover, maar mij nam hij soms in vertrouwen: ‘Die Ambonees pakte zijn klewang en sloeg in één keer, tjop, de kop van die jongen af.’

Zwijgen

Mijn zorgzame, zichzelf wegcijferende schoonmoeder had ook het nodige voor haar kiezen gekregen, maar verborg haar ervaringen en gevoelens behendig achter een lieve glimlach of een berustend schouderophalen: ‘Soedah, laat maar.’ En dan verdween ze snel weer de keuken in om iets lekkers te maken.

Koloniale geschiedenis
In het voormalig Nederlands-Indië woonden na drie eeuwen Nederlandse bezetting honderdduizenden nazaten van meestal blanke Europese mannen en inlandse vrouwen. Zij werden Indo’s genoemd.

Na de onafhankelijkheidsoorlog (in 1949 erkende Nederland de republiek Indonesië) waren de Indo’s vanwege de afkomst van hun vader niet meer welkom in eigen land. Tot 1965 werden 300.000 mensen gerepatrieerd naar wat ‘het vaderland’ werd genoemd. Ogenschijnlijk pasten zij zich moeiteloos aan. De prijs die ze ervoor betaalden, was dat ze hun identiteit deels moesten opgeven. Binnenshuis bleef die vaak behouden.

Met de jaren groeit de interesse van de derde generatie in de Indische cultuur. De Nationale Indiëherdenking op 15 augustus in Den Haag heeft meer toeloop en op internetfora discussiëren Indo’s over de vraag: wat is dat dan, Indisch zijn in 2019?

Mijn Indische familie heeft zich dat zwijgen eigen gemaakt. Geroddeld wordt er gretig over elkaars rare fratsen en hilarische tekortkomingen, maar wat iemand voelt, wil of juist niet wil kun je vaak alleen ‘lezen’: een wegdraaiende blik, een bijna onmerkbaar schouderophalen, een vaag antwoord.

Dat ‘lezen’ is een vaardigheid die ik me in de loop der jaren redelijk heb eigengemaakt, maar het blijft lastig. Mijn aangetrouwde (Hollandse) schoonzusters en zwagers kijken elkaar geregeld veelbetekenend aan: daar gaan we weer! Rekening houden met elkaars gevoelens is een eigenschap waarmee de hedendaagse Nederlandse samenleving zeker haar voordeel zou kunnen doen. Toch blijven er ook dingen onbesproken waarvan het goed zou zijn als ze wel worden gezegd. Om misverstanden weg te nemen, de lucht te klaren.

Overigens zijn mijn Indische schoonzussen en zwagers in de loop van de tijd opener geworden. Zo vertellen ze nu bijvoorbeeld af en toe over die strenge vader die zijn gezin met (letterlijk) harde hand leidde. En ja, ze hebben allemaal te maken gehad met subtiele of openlijke discriminatie en uitsluiting. Daardoor bezie ik sommigen van hen na al die jaren met andere ogen en begrijp ik beter waarom ze zijn zoals ze zijn.

Het besef dat ik, jongen van de gestampte pot, deel uitmaak van dat geheel en dat ik, als het er op aankomt, nooit alleen zal staan, is voor mij onbetaalbaar. En dus neem ik de mindere kanten van mijn Indische familie (‘Wil hij nou wel of niet?’) en de soms wat knellende familiebanden (‘Wat?! Zien we ze morgen nou alweer?!’) graag op de koop toe.

En voor de rest: soedah, laat maar.

‘Ik voel heimwee die ik niet wil voelen’

Lara Nuberg
Lara Nuberg

Lara Nuberg (29), uit Amsterdam. Nederlandse vader, Indische moeder. Schrijft over Indische identiteit op haar blog gewooneenindischmeisje.nl.

,,Mijn Indische oma vertelde vaak mooie verhalen over Indië en gebruikte Maleise woorden, maar met mijn Indische familieachtergrond was ik amper bezig. In de multiculturele wijk waar ik opgroeide was ik gewoon een van de vele gekleurde kinderen. Tot ik na de middelbare school met een vriendin door Indonesië reisde. Ik voelde heel sterk dat mijn inmiddels overleden oma hier vandaan kwam. De geuren, de plantjes bij haar voordeur, de bloemen die ze mooi vond: het kwam allemaal weer tot leven. Het was heel raar en emotioneel voor me om op zoveel kilometer van huis aan mijn oma te worden herinnerd. Het voelde alsof ik een puzzelstukje vond waarvan ik nooit had geweten dat ik het kwijt was.

Pas in mijn eerste baan begon ik me voor het eerst van mijn leven anders te voelen. Waar heb je dat exotische tintje vandaan, vroegen collega’s. Ze hielden me een spiegel voor, ook omdat ze tot mijn verbazing niets bleken te weten over mijn achtergrond, en hun koloniale geschiedenis. Doorslaggevend was een discussie die ik een paar jaar later had met een zwarte vrouw. Het liep nogal hoog op en op zeker moment zei ze: ‘Ach, jij bent wit, jij snapt dat niet.’ Toen dacht ik: wacht eens even, ben ik nu opeens wit? Dat dwong me om over mijzelf na te denken: wie was ik eigenlijk, wie wílde ik zijn?

Ik besefte dat ik niet in een hokje pas, ik ben Indisch én Hollands. Daardoor heb ik het privilege om de identiteit te kiezen die ik zelf belangrijk vind. Concreet betekent dit dat ik alert ben op discriminatie en uitsluiting. Onrecht zoals mijn voorouders dat hebben ervaren in Indië, maar ook in Nederland. In de jaren 50 stond op de muren: Indo’s ga weg. Nu protesteert men tegen de komst van vluchtelingen. Ik weiger bang te zijn voor mensen omdat ze niet op mij lijken.

De geschiedenis werkt door, heel subtiel, ook in mij. Indo’s die toen naar Nederland kwamen, moesten zich aanpassen en vooral geen aanstoot geven. Ik vind buiten de lijntjes kleuren ook lastig. En net als mijn moeder en grootmoeder ben ik lief en zorgzaam, sta ik voor anderen klaar en ben ik gastvrij. Daar maken mensen weleens misbruik van. Tegenwoordig probeer ik bewust minder te pleasen.

Weet je wat gek is? Dat ik elke keer moet huilen als ik krontjongmuziek hoor. Die muziek roept een onbestemd gevoel bij mij op, een soort heimwee die ik niet eens wíl voelen. Mijn moeder heeft het ook. Zitten we met z’n tweeën een potje te huilen. Terwijl we niet weten waarom.’’

‘Die paar woorden Maleis ken ik van een Teleac-cursus’

Zoë Vermaes
Zoë Vermaes

Zoë Vermaes (25), uit Utrecht. Vader (half) Indisch, moeder Nederlands. Volgt een master Cognitive Science & Artificial Intelligence aan Tilburg University.

,,Mijn vader is half Indisch, en toch zijn we een heel Nederlands gezin. Soms zeggen we tegen elkaar: dat is nou typisch Indisch! Typisch Indisch vinden we bijvoorbeeld dat bijna iedereen een instrument bespeelt en dat we, als we met de hele familie bij elkaar zijn, zingen en muziek maken. Typisch Indisch is natuurlijk ook al dat eten tijdens familiebijeenkomsten; iedereen zoekt met zijn bord op schoot een zitplaats en tantes met een Indisch accent willen je het liefst volproppen.

Voor mij persoonlijk speelt het Indische altijd mee op de achtergrond. Als ik op de lagere school een werkstuk moest maken, ging het over Indonesië of Nederlands-Indië. Ik besef dat, als mijn familie destijds niet was gevlucht, ik hier niet had geleefd. Daardoor stel ik me, denk ik, meer open voor mensen die in Nederland hun toevlucht zoeken.

In hoeverre ik Indisch ben, weet ik niet. Ja, ik ben ingetogen en afwachtend en altijd bezig iedereen tevreden te houden. Net als mijn vader. Maar is dat Indisch? Er zijn meer mensen die zo zijn, dus het kunnen ook gewoon karaktereigenschappen zijn. En ik ken Indo’s die juist heel extravert zijn. Dus wat is dan dat Indische?

Je ziet het niet aan mij. Daardoor voel ik me een beetje een stiekeme Indo. Vooral in de interactie met ander Indische mensen - en met name bij degenen die uiterlijk wel herkenbaar zijn als Indo - komt dat naar boven. Dan heb ik vaak de neiging te zeggen: ‘ik hoor erbij, hoor! Het is ook míjn cultuur en geschiedenis’.

Toch vraag ik me vaak af: hoe Indowaardig ben ik eigenlijk? Ik ken maar een paar Maleise woorden en die heb ik geleerd uit een oude Teleac-cursus. En Indisch koken heb ik niet van huis uit meekregen, dat doe ik uit een kookboek. Daardoor voel ik me soms een tekortschietende Indo. En dat schrijnt.

Als ik zelf kinderen krijg, zal het verleden voor hen niet meer zo tastbaar zijn en dus minder betekenis voor ze hebben

Zoë Vermaes

Toen ik voor het eerst in Indonesië was, voelde ik me juist heel Nederlands. Een beetje ongemakkelijk ook, want ik ben een product van de geschiedenis van Indonesië en Nederland en die geschiedenis is niet altijd om trots op te zijn. Ik vond het leuk het land te zien waar mijn familie vandaan komt, maar ik voelde er geen band mee, zoals ik had verwacht. Indonesië is een ander land dan Nederlands-Indië en dat bestaat niet meer.

Ik heb als Indo van de derde generatie via mijn opa nog een fysieke connectie met dat verdwenen verleden. Die band verdwijnt als hij overlijdt. Als ik zelf kinderen krijg, zal het verleden voor hen niet meer zo tastbaar zijn en dus minder betekenis voor ze hebben. Maar ik zal proberen hen zoveel mogelijk mee te geven van de achtergrond van mijn familie.

Onlangs is de oom van mijn vader onverwacht overleden. Hij was de enige die zich had verdiept in onze familiegeschiedenis en hij vertelde er graag over. Hij heeft een stamboom gemaakt, met daarin twee njai - inlandse bijvrouwen - met alleen hun voornamen. Ik had hem daar naar willen vragen, maar durfde het niet, omdat ik bang was dat het te gevoelig zou liggen. Daar heb ik spijt van, want nu zal ik het nooit weten.”

‘Ik was altijd ‘die donkere jongen’ of ‘die neger’’

Dion Braun
Dion Braun

Dion Braun (33), uit Utrecht. Indische vader, Hollandse moeder. Is manager bij Railcatering.

,,Op de basisschool was ik een van de weinige gekleurde kinderen in de klas. Dus was ik altijd ‘die donkere jongen’ of ‘die neger’. Ik zat er niet mee. Dacht ik. Want toen ik in mijn middelbareschooltijd in aanraking kwam met jongens uit andere culturen - Turken, Marokkanen, Egyptenaren - dacht ik ‘hé, jullie zijn ook anders’ en sloot me bij hen aan.

Een van die jongens was Indo. Hij zag er ongeveer hetzelfde uit als ik en had ongeveer dezelfde achtergrond. We hadden aan één blik genoeg om elkaar te begrijpen. Hij bracht me dichter bij mijn Indisch zijn, hij leerde me dat ik daar trots op kon zijn. Bij hem thuis voelde ik me meteen op mijn gemak. Ik hoefde geen moeite te doen om erbij te horen, zoals bij mijn Hollandse vrienden thuis, want ik hoorde er al bij.

Dat was een ontdekking. Nadien werd ik een fanatieke Indo. Ik las alles over de Indische geschiedenis, ging naar Pasar Malams en luisterde alleen nog naar Indische muziek. Krontjong, Rudi van Dalm. Maar vooral bij de liedjes van Wieteke van Dort als Tante Lien voelde ik een heimwee waarvan ik niet eens wist dat ik die had. Heimwee naar een plek waar ik nooit was geweest. Ik kon het niet verklaren, maar het was er wel.

Alles viel op zijn plek toen mijn vriendin en ik - haar oma is ook in Indië geboren - naar Indonesië gingen. Het moment dat we de vliegtuigtrap afdaalden: een warme vochtige walm van etensgeuren, zweet en kreteksigaretten. Het was een soort thuiskomen en voor ons beiden heel bijzonder om te lopen waar ooit haar oma en mijn voorouders hadden gelopen. Ik dacht: dit is ook van mij, dit is ook míjn geschiedenis.

Als kind wist ik niet beter dan dat wij elke zondagmiddag met de hele familie bij opa en oma op bezoek gingen, lekker eten. Pas later begreep ik dat die hechte familieband iets typisch Indisch was. Ik wist wel dat opa en oma uit Indië kwamen, maar het hield me niet bezig. En toen ik me er wel voor interesseerde, was het te laat. Mijn opa was al overleden, mijn oma dementeerde. Daar baal ik van. Maar dan nog: ze vertelden nooit iets over de verschrikkingen in de jaren dat Indonesië zich wilde losmaken van Nederland, het ging altijd weer over dat aapje dat ze als huisdier hadden.

Mijn broer en ik zijn Nederlands opgevoed. Maar onbewust heb ik toch ook veel van mijn vader meegekregen. Respect voor ouderen, altijd netjes ‘u’ zeggen, beleefd zijn. Mijn vader is een lieve, bescheiden man. Die bescheidenheid siert hem, maar het heeft hem ook zijn hele leven in de weg gezeten. Ik heb dat ook, in mindere mate. Kijk, ik ben trots op wie ik ben en ik vind dat ik er mag zijn. Ik kan mijn woordje doen en sta altijd vooraan. Als het om anderen gaat. Als ik voor mezelf moet opkomen vind ik dat moeilijk en van complimenten word ik zenuwachtig. Ik begrijp het niet van mezelf, want hoe moeilijk kan het zijn? Fucking irritant. Gelukkig geeft mijn vriendin me af en toe een schop onder mijn kont: ‘kom op joh, niet twijfelen, gewoon doen’.’’

‘Misschien blijft alleen de rijsttafel over van onze cultuur’

Niek Spangenberg
Niek Spangenberg

Niek Spangenberg (35), uit Utrecht. Vader en moeder Indisch. Is Senior Manager Personalization bij Adidas.

,,Ik was 7 of 8 en van de juf moesten we onze opa’s en oma’s vragen naar verhalen over de oorlog. In de klas vertelde ik vervolgens hoe mijn oma had meegemaakt dat haar dorp door de Japanners was aangevallen. ‘Daar hebben we het nu niet over’, zei de juf. ‘Dit gaat over de Tweede Wereldoorlog.’ Kennelijk telde mijn Indische geschiedenis niet. Voor mij was dat een belangrijk moment, omdat ik voor het eerst besefte dat anderen mij als ‘anders’ zagen. Thuis had ik juist meegekregen dat ik niet anders was en zeker niet minder.

De buitenwereld wijst mij er voortdurend op dat ik anders ben. Ik moet altijd uitleggen waar ik vandaan kom, wat best vermoeiend is. Tenminste, in Nederland. Want ik heb ook een paar jaar in Duitsland gewerkt en als iemand daar vroeg waar ik mijn kleur van had, volstond een korte uitleg: Nederland had koloniën. ‘Ach so’. Een verademing. In Duitsland kwam ik er trouwens achter dat ik veel Nederlandser ben dan ik zelf dacht. De directheid waar Nederlanders om bekendstaan, heb ik me kennelijk eigengemaakt.

Het lastige aan Indisch-zijn is dat je geen land meer hebt waar je naar terug kunt, zoals andere immigranten dat hebben. Ik kan nooit terug naar mijn roots. Het beste alternatief is Indonesië, maar Indonesië is Nederlands-Indië niet. Toch, toen ik er acht jaar geleden voor het eerst was, werden er hiaten opgevuld waarvan ik niet wist dat ik ze had. Die geuren, die warmte. Ik dacht: ik kén dit. Heel raar, maar ik had opeens de behoefte om met mijn handen te gaan eten.

Ik weet zeker dat ik Indisch ben en voel me daar senang bij. Maar ik vind het lastig te omschrijven wat dat dan is, Indisch zijn. Het is vooral een gevoel en dat is voor iedereen anders. Elke Indo geeft er zijn eigen draai aan en daarover is binnen de Indische gemeenschap dan weer strijd. Voor de een is het dat je moet houden van countrymuziek, voor de ander dat je een botol tjebok op je toilet hebt om je met water schoon te spoelen. Onbewust heb ik ook van alles meegekregen wat mijn ouders en grootouders op hun beurt hebben meegekregen uit Indië. Het belang van hygiëne bijvoorbeeld. Jezelf elke dag wassen, schoon zijn, goed voor jezelf zorgen. In de tropen was dat belangrijk, omdat je kon doodgaan aan een infectie als je niet schoon was.

Voor mij is Indisch-zijn ook heel erg verbonden met eten en drinken. Indisch-zijn is met andere Indo’s lekker eten en praten over gerechten die ook lekker zijn.

Wij, Indo’s van de derde generatie, zitten in een soort overgangsfase. Het verleden is bekend en wat de toekomst brengt staat onderhand ook wel vast: uiteindelijk zal het de Indische cultuur waarschijnlijk net zo vergaan als die van de Italiaanse Amerikanen. Daarvan resteert de pizza. Zo blijft van de Indische cultuur straks misschien alleen de rijsttafel over. De Indische identiteit van vandaag is een grijs gebied, vrijwel ongrijpbaar. Ja, wij zijn Indisch. Maar wat dat dan is? Die vraag moet elke Indo van mijn generatie voor zichzelf beantwoorden.”

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives