Een eenzame Indischman

10897386262?profile=originalEen eenzame Indischman

In het ´Nieuws van den dag voor Nederlands-Indië´ van 1937 staat een kerstverhaal dat de Java Post zijn lezers niet wil onthouden. Om geen afbreuk te doen aan de tijdgeest publiceren we het hier in oude stijl en spelling:

Winter in Den Haag

´Er kunnen in iemands leven in de donkere dagen voor Kerstmis, — o, heerlijk Indië, waar men die dagen niet kent! —, dingen passeren, welke die dagen nog donkerder maken dan ze gemeenlijk vanwege de weersgesteldheid reeds zijn. Ik heb dit zoo juist ondervonden. U zult het wellicht niet aardig van me vinden, dat ik u van deze trieste ervaring deelgenoot maak, maar ik neem aan dat er voor u nog genoeg prettige dingen zijn in deze feestelijke en laatste maand van het jaar, die u het hoofd weer doen opbeuren.
Ik geef toe, dit is geen bemoedigend begin. Ik dwing u er niet toe verder te lezen. Het slot is evenmin opwekkend.

Een paar maanden geleden had ik hem ontmoet. Hij was een gepensioneerd Indisch spoorwegman, die de hoop koesterde van zijn pensioen nog enkele jaren in Holland na een leven van hard werken in de tropen rustig te kunnen genieten. Zoo wikt de mensch….  
Hij was een eenzame. Hij was gescheiden van zijn vrouw, en z´n twee kinderen waren reeds getrouwd — in Indië. Toen ik hem in een van de Haagsche straten ontmoette, was hij op zoek naar kamers. Hij was te neer geslagen en ik bespeurde een zekere onrust in hem. Kamers zoeken is geen prettig werk, redeneerde ik bij mezelf en zoo verklaarde ik de neerslachtige bui, waarin ik hem na jaren voor het eerst in Holland had ontmoet.
Eenige weken geleden kwam een van mijn dameskennissen naar mij toe:
— U ontvangt geregeld Indische kranten is ‘t niet ? Kunt u er nu en dan een paar missen? We hebben een Indischman op kamers en die…..
— Natuurlijk, zei ik. En prompt iedere week ging er een pak Indische kranten naar het opgegeven adres.
— En hoe gaat ‘t met je Indischmannetje? vroeg ik op zekeren dag, toen ik m’n vriendin ontmoette.
— Dat gaat nogal. Eigenlijk een zielig geval. Zijn kinderen zitten in Indië en hij is van z´n vrouw gescheiden. Hij kent hier maar weinig menschen.
U begrijpt het natuurlijk al. De kranten waren bestemd voor den gepensionneerden spoorwegman, den eenzame, die hier zoo vreemd en bijna schichtig rondgekeken had na zooveel jaren van afwezigheid. Ik heb trouw de kranten laten bezorgen en nam me stellig voor hem eens te gaan opzoeken.
Maar een week later kreeg ik een telefoontje:
—   U behoeft geen kranten meer te sturen……
—   Is-ie vertrokken? — Nee, hij is zwaar ziek. Een dubbele long-ontsteking.

Een dag later zat ik aan zijn bed. Een huurkamer, zoals er duizenden in het Haagje zijn; het is dus niet nodig het interieur te beschrijven. Op een kastje stond een portret, een foto van z´n kinderen. Hij ademde moeilijk. Zijn toestand was al hopeloos.
—   Wil ik de kinderen een telegram sturen? vroeg ik.
—   Laat maar, zei hij mat.
—   Heb je helemaal geen familie meer in Holland?
Het bleef even stil.
—   Wij in Indië zijn niet familieziek, bracht hij er met moeite uit.
Even later sprak ik de verpleegster; hij had een getrouwde zuster in Nijmegen, maar daar kwam hij nooit.
Hij bleef mij aankijken en schudde het hoofd. En terwijl ik hem daar in die halfduistere ongezellige kamer, bleek en lijdend zag liggen, drongen Indische beelden zich aan mij op, vol zon en levensvreugde uit de dagen waarin ik hem in Indië in zijn volle activiteit had gekend. Wij zijn niet de regisseurs van ons eigen levensspel, maar hier waren op het slot wel héél zware accenten gelegd…
Het bleef nu lang stil in de kamer. Zijn ademhaling was moeilijk. Zijn vingers trekken aan de dekens en zijn ogen zochten de wanden af.

In den nacht daarop is hij overleden. De vreemde verpleegster was er bij. Een vreemde had zijn ogen gesloten en z’n handen op het laken gekruist.
Den volgenden morgen hoorde ik de bijzonderheden. Zijn zuster, telegrafisch gewaarschuwd, was den vorigen avond overgekomen. Hij had haar niet herkend; gelukkig maar, hij heeft niet kunnen zien dat zij volkomen onverschillig, zonder een spoor van ontroering, naast zijn sterfbed had gestaan.
—   ’t Was vreselijk, zei de verpleegster. Ze verontschuldigde zich, dat ze in jaren niets van hem had gezien of gehoord, maar ‘t was toch haar bloedeigen broer.
—   Vroeg ze nog iets?
—   Of er geld voor de begrafenis was…
Een uur later is ze weer vertrokken. Ze had een dagretourtje genomen. Op het kastje stond nog het portret van de kinderen. Ik had een gevoel of het gelaat van den dode er naar toegewend lag. In mijn herinnering leeft hij nu verder als de eenzame Indischman. Ik hoop maar dat er niet veel zóó eenzaam zijn als hij in het Haagje, dat voor de gerepatrieerden terecht de reputatie heeft van een paradijsje van gezelligheid…

 

Met dank aan de Javapost.´

x

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives