De ondergang van de Junyo Maru

 

De ondergang van de Junyo Maru

10897239880?profile=original

September 1944: een Engelse onderzeeboot torpedeert een Japans vrachtschip. Vracht is er niet aan boord, wel 4200 Indonesische dwangarbeiders en 2500 krijgsgevangenen, de meesten Nederlanders. Een catastrofe: vier keer zoveel doden als op de Titanic, duizend keer zo onbekend. Andere Tijden over de ondergang van de Junyo Maru.

 

De opvarenden

September 1944: In de voormalige kazerne van het 10e infanterie bataljon van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) in Batavia worden krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten en van verschillende legeronderdelen vastgehouden. Nieuwe gevangenen worden uit alle delen van de archipel verzameld en als zakken zand weer naar elders getransporteerd. Zonder dat ze te horen krijgen waar de reis naar toe gaat of wat hen daar te wachten staat.
In de nacht van 15 op 16 september bereidt een groep van 1600 gezond verklaarde mannen zich voor op een transport. Waar de reis naar toe gaat is ook nu weer onbekend. Het grootste deel van de groep bestaat uit leden van de vroegere Stadswacht van Batavia en gevangen genomen Engelse, Australische en Amerikaanse militairen. Daarnaast maken burgers en personeelsleden van de koopvaardij deel uit van de groep. Ook ruim driehonderd KNIL-militairen (Nederlanders, Ambonezen en Menadonezen) zijn door de Japanners geselecteerd. Willem Punt, matroos op de koopvaardij, is eveneens in de voormalige kazerne ondergebracht. Hij heeft al veel omzwervingen over de wereld gemaakt, werd in Indië overvallen door de Japanse invasie in maart 1942 en is min of meer bij toeval in het kamp beland. Punt heeft van de nood een deugd gemaakt en is tijdens zijn verblijf een studie begonnen voor stuurman. Hij herinnert zich nog goed hoe de Japanners bepaalden of je wel of niet geschikt was om op transport gesteld te worden: ‘De Japanners voerden medische keuringen uit. Dat betekende dat iedereen met een pisangblad met zijn ontlasting erop langs moest lopen om goedgekeurd te worden voor transport. Dan werd op basis daarvan vastgesteld of je dysenterie had, of niet.’
Op vrijdagmorgen 15 september loopt de groep krijgsgevangenen naar het treinstation van Senen. Ze moeten de trein in die ze naar de haven van Batavia zal vervoeren, naar Tandjong Priok. Eenmaal in de haven zien de krijgsgevangen een groot schip liggen. Het is een roestbak en lijkt geen naam te hebben. Op de schoorsteen zijn vaag wat letters te zien, maar veel valt er niet van te maken. De aanwezige Japanners jagen de groepen naar de boot toe. De krijgsgevangen zien dat een grote groep Javaanse dwangarbeiders de ruimen van het vooronder worden ingedreven, het blijken 4200 werksoldaten te zijn, die aangeduid worden met de naam ‘romoesja’s’.


De Nederlandse krijgsgevangene Willem Punt ziet het allemaal aan en zegt tegen zijn vriend Leen Sloot: ‘We moeten langzaam lopen want dan komen we waarschijnlijk op het dek terecht in plaats van in het ruim.’ Het lukt Willem Punt inderdaad om als een van de laatsten aan boord te komen en hij zoekt een plaats op het dek waar het een beetje uit te houden is. De zon staat inmiddels hoog aan de hemel en de passagiers op het dek zitten in de verzengende hitte. In de ruimen is het vol en benauwd. De Japanners hebben tussenruimen gebouwd, wat betekent dat de passagiers een zeer kleine plaats hebben waar ze kunnen zitten of liggen. Staan is er in het ruim niet bij. In totaal zitten er bij vertrek 1100 Nederlandse, ongeveer 1100 Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen en 4200 Javaanse contractarbeiders aan boord. Daarnaast vermoedelijk 100 Japanners die de reis begeleiden

 

 

Aan boord van het schip

 10897239688?profile=original

Zoom

Route van de Junyo Maru

Erbarmelijke omstandigheden

Op zaterdag 16 september 1944 om 15.00 vertrekt de Junyo Maru vanuit de haven van Batavia, Tandjoeng Priok in noordwestelijke richting. De Japanners hebben nog steeds niet verteld waar de reis naar toe gaat. De opvarenden zien dat het schip in zeer slechte staat is; overal roest en achterstallig onderhoud. Er is nooit schoongemaakt en er zijn vele sporen van cement en koolstof van vorige reizen. Water voor de opvarenden om zich te wassen is er niet. Een zoetwatertank op het dek is bestemd voor drinkwater voor de Japanners.
Aan dek wordt geschreeuwd dat er gerouleerd moet worden. Willem Punt ziet dat niet zo zitten en biedt zich als hulp aan bij de latrines. Dit zijn houten kistjes die buiten boord hangen en waar mensen op moeten gaan staan om hun behoeften te doen. Willem Punt: ‘Als ik tegen mijn vriend Leen Sloot zeg: kom, we gaan bij de latrines helpen, zegt Leen dat hij geen zin heeft om de juffrouw van de retirade uit te hangen.’ Leen zoekt een plek elders aan dek. Het is smerig werk bij de latrines want Punt moet de mensen helpen op de houten plankjes te gaan staan. Al gauw zit hij onder de uitwerpselen. Het deert hem niet, want zo heeft hij wat te doen. Hij hoeft zijn plek niet te verlaten en kan bovendien gewoon aan dek blijven. De rij wachtenden voor de latrines is lang; vanuit het ruim klimmen veel mensen omhoog die last hebben van dysenterie (buikloop). De hitte en viezigheid in het ruim dragen niet bij aan de gezondheid van de mannen.

Het is steeds ondraaglijk heet aan boord van het schip, maar laat in de middag van zondag 17 september, als de Westkust van Sumatra al in zicht is, wordt het weer slecht. De opvarenden hebben het koud en zitten verkleumd bij elkaar. De volgende dag is het weer heel anders. Al vroeg in de ochtend is het ontzettend heet en al gauw sterven verschillende opvarenden, de belangrijkste reden hiervoor is uitputting. Ze worden zonder ceremonie over boord gezet.
Maandagmiddag 18 september om negen voor vier, doet een zware explosie het hele schip schudden. Willem Punt: ‘De torpedo sloeg midscheeps in. Ik werd door de klap van de latrines weggeschoven en belandde ergens midden op het schip’ Delen van het schip vliegen de lucht in. Het is doodstil op het schip; iedereen lijkt zijn adem in te houden. Om paniek te voorkomen roept de Japanse kapitein van het schip door de luidsprekers dat de motoren zijn uitgevallen. Maar na enkele ogenblikken wordt het schip voor de tweede keer getroffen. Aan de stuurboordkant. Willem Punt ziet dat een truck die vlak bij de latrines aan de reling was vastgezet is losgekomen en tegen de reling aan is geschoven; precies op de plek waar hij enkele ogenblikken daarvoor nog mensen stond te helpen. Op die plek zijn andere krijgsgevangenen door de vrachtwagen geplet. In de ruimen klimt iedereen over elkaar heen. Iedereen wil zo snel mogelijk aan dek komen. Een groot aantal mannen springt onmiddellijk het water maar toch blijft het nog tamelijk rustig aan boord. Veel opvarenden realiseren zich waarschijnlijk niet dat het schip zinkende is. Willem Punt kijkt eerst eens goed om zich heen. Aan stuurboordzijde kun je beter niet in het water springen, realiseert hij zich, want dan word je onmiddellijk weer, via het gat in de romp, het schip ingezogen. Op verschillende plekken worden vlotten overboord gegooid. Dus ook daar moet je oppassen; voor je het weet heb je een vlot op je hoofd.
Alex Bloem, een andere overlevende van de ramp, weet na de tweede explosie zeker dat het schip beschoten is en staat aan dek te kijken naar de mensen die her en der over boord springen. Hij twijfelt. Want hij kan niet zwemmen en weet niet wat er gebeurt als hij de Indische Oceaan in springt. Dan hoort Bloem een stem achter zich die zegt: ‘Toe maar, spring maar. Het komt wel goed.’
Bloem weet niet waar die stem vandaan komt maar hij wordt helemaal rustig en laat zich bij de latrines in het water zakken. Eenmaal in de zee vindt hij een grote houten kist waar hij zich aan vastklampt. Al gauw voegen andere drenkelingen zich bij hem.
Willem Punt is ook de zee ingesprongen en houdt zich vast aan een houten plank. Als hij om zich heen kijkt ziet hij zeer veel drenkelingen maar nog meer mensen op het schip. Het zijn voornamelijk de romoesja’s die aan boord blijven. De meesten kunnen niet zwemmen en klampen zich vast.
Als de steven van het schip omhoog komt en de rest in zee begint te verdwijnen breekt er paniek uit. Als trossen hangen de mensen aan het schip; bij honderden vallen ze in de zee. Het duurt twintig minuten voor het hele schip in zee verdwenen is. Overal roepen mensen om hulp en om hun moeder. Ook horen ze: ‘Toeloeng Nippon’ (Japanners, Help!)
Uiteindelijk verdwijnt de Junyo Maru met donderend geraas in de golven, vijftien kilometer ten westen van Bengkulu voor de westkust van het Indonesische eiland Sumatra.
De drenkelingen in zee kijken om zich heen. Bloem: ‘Ik zag allemaal mensen die voorover gebogen in het water lagen. Dood. Verder dreef er van alles om ons heen. Planken, hout, touwen etc.’ Sommige drenkelingen maken een vlot van spullen die ze opvissen uit de zee, anderen vinden een baal sisal waar ze zich aan vast kunnen klampen.

 

 

 

 

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives